Jurisprudentie
BD9014
Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.010.997/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.010.997/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vernietiging van beschikking waarbij de goederen van betrokkene onder bewind werden gesteld. Ten tijde van de beoordeling in hoger beroep wordt betrokkene in staat geacht haar belangen naar behoren te behartigen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 juli 2008
Rekestnummer : 421-R-07
Rekestnr. rechtbank : GZ VERZ 06-2271
Zaaknummer : 105.010.997/01
[appellant]
wonende te Rotterdam,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
procureur mr. J.G. Pherai.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [notaris]
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
procureur mr. E.J.P. Nolet,
2. [dochter],
wonende te Rotterdam,
hierna te noemen: de dochter van de rechthebbende,
3. Openbaar Ministerie,
Arrondissement Rotterdam,
hierna te noemen: het openbaar ministerie.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De rechthebbende is op 27 maart 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 29 december 2006 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam.
De bewindvoerder heeft op 2 november 2007 een schriftelijke reactie ingediend.
Van de zijde van de rechthebbende zijn bij het hof op 2 april 2007 en 26 september 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Het openbaar ministerie heeft bij brief van 17 maart 2008 laten weten af te zien van de mogelijkheid te concluderen en zal niet ter terechtzitting verschijnen.
Op 25 juni 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de rechthebbende, bijgestaan door haar procureur, de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. van Rij, en de dochter van de rechthebbende. De aanwezigen personen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan betrokkene als rechthebbende, om reden dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Bij die beschikking heeft de kantonrechter notaris [naam] tot bewindvoerder benoemd.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de onderbewindstelling van de betrokkene.
2. De rechthebbende verzoekt - uitvoerbaar bij voorraad - de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat het verzoek primair zal worden afgewezen, subsidiair dat het verzoek zal worden afgewezen voor wat betreft de aan de rechthebbende toekomende periodieke uitkering in de vorm van haar WAO-uitkering en meer subsidiair dat het verzoek zal worden toegewezen onder benoeming van de heer [naam] als bewindvoerder. De bewindvoerder bestrijdt haar beroep.
3. De rechthebbende stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat gebleken is dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke en/of lichamelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
De rechthebbende stelt dat er geen feiten of medische gegevens aangevoerd zijn die betrekking hebben op de geestelijke en/of lichamelijke toestand van de rechthebbende waaruit dit zou blijken. Tevens heeft de rechthebbende nooit betalingsproblemen gehad. De rechthebbende heeft sinds de bewindvoerder haar administratie verzorgt, geen overzicht meer over haar uitgaven. Hierdoor en door de gang van zaken bij de schadevergoedingsprocedure betreffende het ongeval van december 1999 is een groot wantrouwen ontstaan jegens de bewindvoerder. De reden van het verzoek ligt volgens de rechthebbende enkel in het feit dat zij om uitkering van het schadevergoedingsbedrag heeft gevraagd, maar zij is van mening dat het haar vrij staat dit vermogen naar eigen invulling te besteden.
De rechthebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat de aan haar toekomende periodieke uitkering in de vorm van haar WAO-uitkering van het beheer moet worden uitgesloten. Meer subsidiair stelt de rechthebbende zich op het standpunt dat haar voorkeur voor benoeming van de bewindvoerder moet prevaleren. Gelet op het wantrouwen jegens de huidige bewindvoerder en het gebrek aan tussentijdse informatie over haar administratie verzoekt zij om de heer [naam] als bewindvoerder te benoemen.
4. De bewindvoeder betwist de stellingen van de rechthebbende en voert aan dat de rechthebbende miskent dat het de rechter vrij staat op welke wijze dan ook zich een oordeel te vellen over de vraag of in casu een beschermingsmaatregel noodzakelijk is. Tevens betwist de bewindvoerder dat de rechthebbende nooit betalings-problemen heeft gehad. Volgens de bewindvoerder heeft de rechthebbende zich juist vanwege deze problemen tot het notariskantoor gericht. Om de rechthebbende tegen zichzelf te beschermen en tegen mensen die misbruik zouden kunnen maken van haar heeft de bewindvoerder in overleg met de maatschappelijk werkster voorgesteld het vermogen van de rechthebbende onder bewind te laten stellen.
5. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de grond voor onderbewindstelling als bedoeld in artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek niet langer aanwezig is, omdat de omstandigheden die destijds tot de onderbewindstelling hebben geleid niet meer aanwezig zijn. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Anders dan de bewindvoerder stelt is het hof niet gebleken, gebaseerd op het proces-verbaal in eerste aanleg, de medische verklaring en uit eigen waarneming ter zitting, dat de rechthebbende thans als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
Naar het oordeel van het hof moet de rechthebbende in staat worden geacht om in vermogensrechtelijk opzicht voor zichzelf te kunnen zorgen. Hierbij weegt het hof mee dat de rechthebbende ter zitting er blijk van heeft gegeven dat zij zichzelf in staat acht haar financiën te beheren, hetwelk door haar dochter bevestigd is.
6. Mitsdien dient als volgt te worden beslist, waarbij het hof het beroepschrift van de rechthebbende aldus verstaat dat zij verzoekt het bewind op te heffen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover en, in zoverre opnieuw beschikkende:
heft op het bewind over alle goederen die toebehoren aan Sajantie-Devie Juliette DIHAL.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, van Nievelt en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2008.