Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9011

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440072-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs, éénpersoonsconfrontatie, gemotiveerde vrijspraak


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.440072-08 Uitspraak: 15 juli 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren op [geboorteplaats], wonende te [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.J.M. Thewessen, advocaat te Valkenburg. De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 528 met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Het slachtoffer heeft een duidelijke beschrijving gegeven van de man die het ten laste gelegde feit had begaan. Er zijn belangrijke verschillen tussen deze beschrijving van de dader en het uiterlijk van verdachte. Immers beschrijft het slachtoffer de dader als een vrij jonge man, klein (1.65 m) met steil lang haar, met pony, zwarte tanden en een onverzorgd gebit. De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte geen slecht gebit heeft, kalend is en niet oogt als een “vrij jonge man”. Er waren, kortom, zeer goede redenen om het slachtoffer niet met verdachte te confronteren door middel van een één op één spiegelconfrontatie. Dit klemt te meer, nu slechts de getuigenverklaring van het slachtoffer en de bijbehorende identificatie tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Nu het bewijs in belangrijke mate steunt op de herkenning door het slachtoffer en gezien de genoemde verschillen tussen het uiterlijk van verdachte en de beschrijving van de dader door het slachtoffer, kon dan ook niet worden volstaan met een eenpersoonsconfrontatie. De bezwaren tegen een dergelijke eenpersoonsconfrontatie mogen inmiddels genoegzaam bekend worden verondersteld. Aan het feit dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij verdachte bij de spiegelconfrontatie met 100% zekerheid heeft herkend als de dader, kan dan ook onvoldoende overtuigende betekenis worden toegekend om te komen tot het bewijs, dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Onder de geschetste omstandigheden ware het voor de overtuiging beter geweest een zogenaamde oslo-confrontatie plaats te laten vinden. BESLISSING Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2008. Mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.J. Buijsman voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.