Jurisprudentie
BD9004
Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/500146-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/500146-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijspraak vrouwenhandel
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/500146-08
Datum uitspraak: 30 juli 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte D],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. R.M. Maanicus.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 juli 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder 2 ten laste gelegde feit ter terechtzitting toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster z] tot een bedrag van € 1.500,00 gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Vervolgens heeft de officier van justitie ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster y] toewijzing van € 800,00 aan immateriële schade gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting voldoende duidelijk is geworden dat [aangeefster z] met behulp van -onder meer- verdachte prostitutiewerkzaamheden is gaan verrichten. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de in de dagvaarding genoemde (strafbare) middelen zijn gehanteerd, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van mensenhandel.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot [aangeefster y] eveneens voldoende vaststaat dat [aangeefster y] prostitutiewerkzaamheden is gaan verrichten en dat -onder meer- verdachte daarbij een rol heeft gespeeld. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de in de dagvaarding genoemde (strafbare) middelen zijn gehanteerd, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van mensenhandel.
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster z]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Nu aan de verdachte voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster y]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Nu aan de verdachte voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster z] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster y] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W. Foppen, M.P. Gerrits-Janssens en C.E.M. Nootenboom-Lock, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juli 2008.
Mr. W. Foppen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.