Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8973

Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersVI 11/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Deels toewijzen van de vordering tot achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling. Nu veroordeelde voor een nieuw feit veroordeeld is en het vonnis onherroepelijk is geworden, is het hof van oordeel dat is voldaan aan het gestelde bij artikel 15a, eerste lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof is voorts van oordeel, dat de aard van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt, dat de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelde voor een deel achterwege blijft.


Uitspraak

VI-nummer: VI 11/07 Uitspraak: 30 juli 2008 Gerechtshof te Arnhem Kamer als bedoeld in artikel 67 van de wet op de rechterlijke organisatie. Het hof heeft te beslissen op de op 5 december 2007 ingekomen vordering van de officier van justitie te Rotterdam van 3 december 2007, strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van: [veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], thans gedetineerd in [verblijfplaats]. Het hof heeft ter openbare terechtzitting van 16 juli 2008 gehoord de veroordeelde en de raadsman van veroordeelde, mr J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, alsmede de advocaat-generaal bij dit hof, die heeft geconcludeerd de vordering van de officier van justitie strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling geheel toe te wijzen. Overwegingen Grondslag van de vordering De vordering strekt ertoe dat de vervroegde invrijheidstelling met betrekking tot de bij vonnis van 28 december 2005 van de rechtbank te Rotterdam opgelegde gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, achterwege zal blijven. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht en wel door samen met een ander op 15 november 2007 een poging doodslag te hebben gepleegd dan wel zwaar lichamelijk letsel te hebben toegebracht aan een medegedetineerde. Ernstige misdraging Uit de stukken van het dossier en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het hof hierover het volgende gebleken. Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam is veroordeelde op 5 juni 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, ter zake van medeplegen van poging tot zware mishandeling op 15 november 2007. Dit vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden. Veroordeelde heeft zich derhalve na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Beoordeling van de vordering Nu veroordeelde voor een nieuw feit als voormeld veroordeeld is en het vonnis onherroepelijk is geworden, is het hof van oordeel dat is voldaan aan het gestelde bij artikel 15a, eerste lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof is voorts van oordeel, dat de aard van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt, dat de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelde voor een deel achterwege blijft. Het hof zal daarom de vordering van de officier van justitie deels toewijzen. Het hof heeft voorts, bij het vaststellen van de duur van het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling, in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde, zoals daarvan is gebleken ter terechtzitting, in het bijzonder dat veroordeelde zijn detentie voor het nieuwe feit heeft uitgezeten in een huis van bewaring, waar een zwaarder regime geldt dan in een gevangenis. Daarnaast verblijft veroordeelde illegaal in Nederland, wat onder meer meebrengt dat hij tijdens zijn detentie niet kan profiteren van de detentiefasering. Tot slot heeft het hof er rekening mee gehouden dat het nieuwe feit niet heeft geleid tot ernstig letsel en het steken met een mes niet bewezen is verklaard. Toegepaste wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING: Het hof: - Wijst gedeeltelijk toe de vordering van de officier van justitie te Rotterdam en bepaalt, dat de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelde zal worden uitgesteld, in dier voege dat de vervroegde invrijheidstelling pas zal plaatsvinden 3 (drie) maanden na het tijdstip waarop die ten vroegste zou kunnen worden bevolen. Aldus gewezen door: mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter mrs J.M.J. Denie en A. van Waarden, raadsheren in tegenwoordigheid van mr N.D. ten Elshof, griffier en op 30 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.