Jurisprudentie
BD8969
Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000380-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000380-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
282a Sr. Veroordeling wegens medeplegen van gijzeling. Voor bewezenverklaring van het medeplegen van de gewelddadige gedragingen als ten laste gelegd is niet vereist dat verdachte op de hoogte is geweest van de precieze gedragingen van zijn mededaders.
Uitspraak
Parketnummer: 20-000380-08
Uitspraak : 8 juli 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 24 januari 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-800765-07 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij in die zin dat aan de verdachte de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd voor een bedrag van € 2.500,00, subsidiair 42 dagen hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2007 tot en met 27 juni 2007, althans op of omstreeks 27 juni 2007 te Oudenbosch, gemeente Halderberge en/of te 's-Gravenhage en/of in een of meer andere plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [getuige 1], zijnde de vader van die [slachtoffer 1], in elk geval een ander, te dwingen iets te doen,
immers heeft (hebben) hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
* die [slachtoffer 1] (onder dwang en/of bedreiging) meegenomen en/of vervoerd/meegevoerd in een auto (van Oudenbosch naar 's-Gravenhage) en/of
* die [slachtoffer 1] gedwongen om een baret, althans enig voorwerp voor zijn gezicht te houden en/of die [slachtoffer 1] gedwongen om in die auto met zijn gezicht naar beneden, althans voorovergebogen te zitten en/of
* die [slachtoffer 1] gedwongen om een/de woning (aan de [adres] te
's-Gravenhage) binnen te gaan en/of aan zijn haren omhoog getrokken op de trap(pen) bij/van die woning en/of
* die [slachtoffer 1] gedurende langere tijd in d(i)e/een woning (aan de [adres] te 's-Gravenhage) vastgehouden en/of in die woning met touw(en) (aan handen en/of voeten) vastgebonden en/of
* die [slachtoffer 1] in d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) meermalen geslagen/gestompt en/of (tegen diens borst(been) en/of middenrif) getrapt en/of
* in d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] getoond en/of op die [slachtoffer 1] gericht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet/gehouden en/of de loop van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de mond van de [slachtoffer 1] gestoken en/of
* die [slachtoffer 1] in d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) geslagen met een zwarte sok met daarin een gewicht en/of
* die [slachtoffer 1] gedreigd te injecteren met een heroïnespuit als die [slachtoffer 1] zou trachten/proberen te ontsnappen/vluchten uit d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) en/of
* in d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) een pitbullhond/vechthond opgehitst tegen/ten opzichte van die [slachtoffer 1] en/of
* een mes op de keel van die [slachtoffer 1] gezet en/of (vervolgens) met een/dat mes een snijdende beweging gemaakt (langs de keel van die [slachtoffer 1]) en/of
* die [slachtoffer 1] in d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) samourai zwaarden getoond en/of een of meer mes(sen) op de borstkas van die [slachtoffer 1] gezet en/of gedrukt en/of
* die [slachtoffer 1] (meermalen) gedwongen om (vanuit d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage)) mee te gaan naar een telefooncel, althans die [slachtoffer 1] onder dwang/begeleiding meegenomen naar een telefooncel en/of vervolgens die [slachtoffer 1] weer (onder begeleiding) mee terug genomen naar d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) en/of
* die [slachtoffer 1] van (een deel van) zijn kleding ontdaan en/of (vervolgens) naar de doucheruimte/badkamer in d(i)e/een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) gesleurd/gesommeerd/meegenomen en/of die [slachtoffer 1] in (en/of naar) de badkuip/doucheruimte van d(i)e/een woning (aan de [adres] te ‘’s-Gravenhage) gelegd/gegooid, althans gesommeerd en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] onder de koude kraan gehouden en/of een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de wang van die [slachtoffer 1] gehouden/gedrukt en/of
* die [slachtoffer 1] gedwongen om in een goudkleurige BMW te stappen/plaats te nemen en/of vervolgens de portieren van die BMW (met daarin genoemde [slachtoffer 1]) vergrendeld/afgesloten en/of vervolgens die [slachtoffer 1] gesommeerd om naar beneden te blijven kijken en/of gedurende enige tijd die [slachtoffer 1] meegevoerd/vervoerd in een goudkleurige BMW,
in elk geval die [slachtoffer 1] gedurende langere tijd (tegen zijn wil) in een of meer auto’s vastgehouden en/of vervoerd/meegevoerd en/of gedurende langere tijd (tegen zijn wil) in een woning (aan de [adres] te ’s-Gravenhage) vastgehouden en/of bedreigd en/of mishandeld,
zulks met het oogmerk om voornoemde [getuige 1], zijnde de vader van de [slachtoffer 1], in elk geval een ander, in eerste instantie te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 15.000 euro en/of (vervolgens) te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid van 50.000 pillen of een geldbedrag van 15.000 euro en/of (vervolgens) te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid van 50.000 pillen en een geldbedrag van 15.000 euro en/of (uiteindelijk) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 15.000 euro.
Gelet op de kennelijke bedoeling van de tenlastelegger, leest het hof de tenlastelegging in dier voege dat impliciet primair ten laste is gelegd (medeplegen van) gijzeling en impliciet subsidiair (medeplegen van) iemand opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2007 te Oudenbosch, gemeente Halderberge en te 's-Gravenhage en in andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders met dat opzet
* die [slachtoffer 1] onder dwang meegenomen en vervoerd/meegevoerd in een auto van Oudenbosch naar 's-Gravenhage en
* die [slachtoffer 1] gedwongen om een baret voor zijn gezicht te houden en die [slachtoffer 1] gedwongen om in die auto met zijn gezicht naar beneden te zitten en
* die [slachtoffer 1] gedwongen om een woning aan de [adres] te
's-Gravenhage binnen te gaan en aan zijn haren omhoog getrokken op de trap van die woning en
* die [slachtoffer 1] gedurende langere tijd in die woning aan de [adres] te ‘s-Gravenhage vastgehouden en in die woning met touwen aan handen en voeten vastgebonden en
* die [slachtoffer 1] in die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage meermalen geslagen/gestompt tegen diens borst en middenrif en
* in die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage een pistool aan die [slachtoffer 1] getoond en op die [slachtoffer 1] gericht en tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet en de loop van een pistool in de mond van die [slachtoffer 1] gestoken en
* die [slachtoffer 1] in die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage geslagen met een zwarte sok met daarin een gewicht en
* die [slachtoffer 1] gedreigd te injecteren met een heroïnespuit als die [slachtoffer 1] zou proberen te ontsnappen uit die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage en
* in die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage een pitbullhond opgehitst tegen die [slachtoffer 1] en
* een mes op de keel van die [slachtoffer 1] gezet en vervolgens met dat mes een snijdende beweging gemaakt en
* die [slachtoffer 1] in die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage een samourai zwaard getoond en messen op de borstkas van die [slachtoffer 1] gezet of gedrukt en
* die [slachtoffer 1] onder dwang/begeleiding meegenomen naar een telefooncel, en vervolgens die [slachtoffer 1] weer onder begeleiding mee terug genomen naar die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage en
* die [slachtoffer 1] van een deel van zijn kleding ontdaan en vervolgens naar de doucheruimte/badkamer in die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage gesleurd/gesommeerd/meegenomen en die [slachtoffer 1] in de badkuip/doucheruimte van die woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage gegooid en vervolgens die [slachtoffer 1] onder de koude kraan gehouden en een pistool tegen de wang van die [slachtoffer 1] gedrukt en
* die [slachtoffer 1] gedwongen om in een goudkleurige BMW te stappen/plaats te nemen en vervolgens de portieren van die BMW met daarin genoemde [slachtoffer 1] vergrendeld/afgesloten en vervolgens die [slachtoffer 1] gesommeerd om naar beneden te blijven kijken en gedurende enige tijd die [slachtoffer 1] meegevoerd/vervoerd in een goudkleurige BMW,
zulks met het oogmerk een ander te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 15.000 euro of tot afgifte van een hoeveelheid van 50.000 pillen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A1.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
A2.
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel gijzeling van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]).
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
B.
Op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
a. [slachtoffer 1] en [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) hebben op dinsdagavond 26 juni 2007 een afspraak in [adres] Bij deze afspraak waren aanwezig [medeverdachte1] (ook wel de Joegoslaaf genoemd), verdachte (ook wel Rus I genoemd) en [medeverdachte2] (ook wel Rus II en [medeverdachte2] genoemd). (pagina 140, 263);
b. Het gesprek gaat over de levering van 50.000 pillen door [betrokkene] aan bovengenoemde [medeverdachte1], verdachte en [medeverdachte2]. Op een zeker moment overhandigt [medeverdachte2] een bedrag van 15.000 euro aan [betrokkene] waarop [betrokkene] omstreeks 22.30 uur het café verlaat met de mededeling dat hij het geld gaat tellen en dat ze twee uur moesten wachten. [slachtoffer 1] krijgt de sleutel van [betrokkene]’s huis met de opdracht dat hij met de mannen naar zijn huis moest gaan. (pagina 140, 264, 279, 373);
c. Omstreeks 23.45 uur belt [betrokkene][slachtoffer 1] op met de mededeling dat ze naar de [adres] moesten gaan en dat hij later door zal geven waar de overdracht van de pillen zal plaatsvinden. (pagina 141, 279);
d. [slachtoffer 1] rijdt vervolgens met verdachte, [medeverdachte2] en [medeverdachte1] naar de [adres] en wacht daar ongeveer 30 tot 40 minuten op [betrokkene]. [slachtoffer 1] zit op dat moment achter in de auto achter de bestuurder ([medeverdachte1]) en naast [medeverdachte2]. (pagina 141);
e. Als [betrokkene] dan nog steeds niet is verschenen komt verdachte ook achterin de auto zitten zodat van [slachtoffer 1] tussen verdachte en [medeverdachte2] in de auto zit. [slachtoffer 1] mag niet weg van verdachte en [medeverdachte2], en [medeverdachte1] zegt dan tegen [slachtoffer 1] dat hij “met hen mee gaat”. (pagina 141, 268, 274). [medeverdachte1] heeft gehoord dat verdachte en [medeverdachte2] in het Russisch bespraken dat [slachtoffer 1] tot de volgende dag bij hen zou moeten blijven (p.280);
f. Verdachte, [medeverdachte2],en [medeverdachte1] rijden vervolgens met [slachtoffer 1] in de richting van ‘s-Gravenhage en [slachtoffer 1] krijgt na enige tijd de opdracht een baret voor zijn ogen te houden en zijn gezicht naar beneden gericht te houden (pagina 141, 265, 292);
g. Na enige tijd stopt de auto bij de woning van [medeverdachte3]. Verdachte is dan ook nog aanwezig (p. 281). [slachtoffer 1] wordt vervolgens door verdachte en [medeverdachte2] meegenomen uit de auto. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] door [medeverdachte1] en [medeverdachte2] een woning aan de [adres] te ‘s-Gravenhage binnengeleid en aan zijn haren naar boven getrokken terwijl hij de baret voor zijn gezicht moest blijven houden. (pagina 142, 281, 378);
h. In de hal van deze woning aan de [adres] staat medeverdachte [medeverdachte3] (ook wel de beul genoemd) om [slachtoffer 1] op te vangen. [slachtoffer 1] telefoon wordt afgepakt en de batterij en simkaart worden eruit gehaald. [slachtoffer 1] wordt door [medeverdachte3] in de slaapkamer vastgebonden met zijn handen op zijn rug en zijn voeten aan elkaar en op een bed gelegd en geslagen. Elke deur wordt steeds op slot gedaan. [medeverdachte2] geeft [slachtoffer 1] een trap en een vuistslag tegen zijn borst (pagina 130, 143, 336, 378, 382);
i. [slachtoffer 1] wordt vervolgens door [medeverdachte3] bedreigd met (onder meer) een heroïnespuit, een pistool en een dolkmes, geslagen (onder meer met een zwarte sok met een gewicht) en [medeverdachte3] hitst een in het huis aanwezige pitbullhond tegen [slachtoffer 1] op.(pagina 143 en 163);
j. In het huis verblijft die nacht in ieder geval ook nog medeverdachte [medeverdachte4] (ook wel Marokkaan I genoemd). Hij is in het huis aanwezig op het moment dat [slachtoffer 1] wordt binnen gebracht en de hele nacht bij [slachtoffer 1] in het huis gebleven (pagina 143-144 van het dossier en verklaring [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris te Breda d.d. 19-10-2007);
k. Omstreeks 5.30 uur wordt [slachtoffer 1] vanuit de slaapkamer in de keuken gezet. [medeverdachte3] maakt de handen van [slachtoffer 1] los en [medeverdachte4] bindt de handen [slachtoffer 1] opnieuw vast. Ze worden voor [slachtoffer 1] lichaam gebonden. (pagina 144-145, 163);
l. [slachtoffer 1] wordt enig moment daarna los gemaakt door [medeverdachte3] en op de bank gezet. [medeverdachte3] houdt dan een samourai zwaard voor de neus van [slachtoffer 1] en [medeverdachte3] laat zien hoe scherp het zwaard is door een papiertje dat [medeverdachte4] aan [slachtoffer 1] toont door te snijden. (pagina 146-147, 337);
m. [slachtoffer 1] geeft aan dat hij zijn zakenpartner [betrokkene] zal bellen en dat deze [betrokkene] mogelijk € 15.000,00 kan regelen. [medeverdachte4] zoekt vervolgens het nummer van [betrokkene] op in de telefoon van [slachtoffer 1] waarop [slachtoffer 1] door [medeverdachte3] en een zekere [betrokkene] wordt meegenomen naar een telefooncel. [slachtoffer 1] belt [betrokkene] met het verzoek of hij € 15.000,00 kan regelen. Het gesprek wordt overgenomen door [medeverdachte3] die [betrokkene] dreigend toespreekt € 15.000,00 te regelen, omdat het anders niet goed af zal lopen met [slachtoffer 1]. (pagina 147, 165 en 210, 337);
n. [slachtoffer 1] wordt daarop weer mee terug het huis in genomen en geslagen door bovengenoemde [betrokkene]. [medeverdachte3] bedreigt [slachtoffer 1] opnieuw met het pistool. (pagina 147);
o. Omstreeks 9.00 uur komen verdachte, [medeverdachte1] en [medeverdachte2] het huis weer binnen. [medeverdachte3] legt hen dan uit wat er die nacht allemaal gebeurd is met [slachtoffer 1] en dat “die niks meer doet”. [slachtoffer 1] krijgt vervolgens opnieuw een vuistslag in zijn buik. (pagina 147-148);
p. Na een kort overleg tussen [medeverdachte3], [medeverdachte1],en de twee russen ([medeverdachte2] en verdachte) wordt [slachtoffer 1] uitgekleed (door van [medeverdachte3]), naar de badkamer gesleurd (door [medeverdachte3] en [medeverdachte2]) en in de badkuip/douchebak gegooid. [medeverdachte3] laat koud water over [slachtoffer 1] heen lopen en er wordt een pistool tegen de wang van [slachtoffer 1] gedrukt. (pagina 148);
q. [slachtoffer 1] geeft vervolgens aan dat zijn vader wellicht aan 50.000 pillen kan komen waarop [slachtoffer 1] uit de badkamer wordt gesleurd en zich weer aankleed. [slachtoffer 1] zegt tegen [medeverdachte4], die op dat moment [slachtoffer 1] telefoon in zijn handen heeft, dat zijn, [slachtoffer 1], vaders telefoonnummer is opgeslagen in de telefoon onder de naam [naam]. (pagina 148). [medeverdachte4] heeft dit nummer opgezocht (p. 282). [slachtoffer 1] moet van “de Russen” ([medeverdachte2] en verdachte) bellen met zijn vader om 15.000 te regelen (p.282);
r. [slachtoffer 1] wordt omstreeks 10.30 uur naar de telefooncel begeleid door [medeverdachte2], [medeverdachte1] en [medeverdachte3]. Verdachte staat op dat moment voor het betreffende huis op de uitkijk. [slachtoffer 1] spreekt vervolgens telefonisch zijn vader en vraagt hem 50.000 pillen te regelen (pagina 148-149 en 202-203);
s. [slachtoffer 1] wordt weer mee terug genomen naar de woning. Nadat [medeverdachte2] en [medeverdachte1] even weg zijn geweest, komen zij weer terug met een Bulgaars persoon (de Bulgaar). (pagina 149);
t. [slachtoffer 1] wordt door de Bulgaar, [medeverdachte2], [medeverdachte1] en [medeverdachte3] opnieuw meegenomen naar de telefooncel en krijgt de opdracht zijn vader te bellen en te zeggen dat hij omstreeks 13.30 uur bij de [adres] moest staan. De vader van [slachtoffer 1] stemt hiermee in. (pagina 150 en 207);
u. [medeverdachte1], [medeverdachte3], [medeverdachte2] en de Bulgaar vertrekken daarop met de auto, terwijl [slachtoffer 1] achter blijft in het huis. [slachtoffer 1] wordt even later nog een keer door [medeverdachte4] en [betrokkene] meegenomen naar de telefooncel en heeft opnieuw telefonisch contact met zijn vader, waarna hij weer teruggaat naar de woning (pagina 150-151);
v. [slachtoffer 1] blijft de rest van die dag in de woning. Er komen verschillende personen in de woning door van [slachtoffer 1] aangeduid als Hollander 1, Hollander 2 en Marokkaan 2. [medeverdachte4] blijft de hele dag bij [slachtoffer 1] in de buurt. (pagina 151-152);
w. Omstreeks 20.15 uur gaat [slachtoffer 1] met de Bulgaar, [medeverdachte1] en [medeverdachte2] mee naar buiten en moet in een goudkleurige BMW stappen. [slachtoffer 1] stapt achterin de BMW en moet naar beneden blijven kijken. De portieren worden op slot gedaan. Nadat de BMW enige tijd heeft gereden wordt de auto onderschept door een arrestatieteam van de politie. (pagina 153, 267).
C1.
Het hof heeft met betrekking tot de vaststelling van de feiten en omstandigheden als uitgangspunt de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] genomen. Het hof acht deze verklaring betrouwbaar nu deze verklaring zeer gedetailleerd is en op essentiële punten overeenstemt met de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte3] (de beul), [medeverdachte1] (de Joegoslaaf) en [medeverdachte2] (Rus II) en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 1] op diverse punten door andere bewijsmiddelen ondersteund, immers:
- de baret is gevonden in de auto waarin [slachtoffer 1] werd vervoerd (pagina 57);
- in de woning waar [slachtoffer 1] werd vastgehouden is touw aangetroffen met een DNA-match met zowel [medeverdachte3] als [slachtoffer 1] (pagina 506 en pagina 8 deskundigenrapport NFI d.d. 8 oktober 2007);
- er is een samouraizwaard en een mes in de woning aan de [adres] aangetroffen (pagina 505, 506);
- er is een sok met gewicht aangetroffen in de woning aan de [adres] met een DNA-match met [medeverdachte3] (pagina 498 en pagina 4 deskundigenrapport NFI d.d. 8 oktober 2007) ;
- [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zijn telefoon uit elkaar is gehaald. Zijn telefoon is ook als zodanig aangetroffen in de woning (pagina 500);
- hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard over de telefoongesprekken die met zijn vader hebben plaatsgevonden wordt naast de verklaringen van bovengenoemde personen bevestigd door zich in het dossier bevindende tapgesprekken en observatieverslagen (pagina 36 e.v);
- er waren meerdere honden aanwezig in de woning toen [medeverdachte3] werd aangehouden (pagina 512).
C2.
Het hof leidt uit de bovengenoemde feiten en omstandigheden af dat bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de gijzeling van [slachtoffer 1] zoals hierboven bewezen verklaard. Voorafgaand aan het moment dat verdachte achterin de auto is gaan zitten naast [slachtoffer 1] hebben verdachte en [medeverdachte2] met elkaar besproken dat [slachtoffer 1] niet weg mocht, moest blijven tot de volgende dag en is verdachte bewust naast [slachtoffer 1] achter in de auto gaan zitten zodat hij ook niet weg kon (zie onder e). Verdachte is vervolgens betrokken bij het uit de auto halen van [slachtoffer 1] in ‘s-Gravenhage bij de woning waar [slachtoffer 1] vervolgens is vastgehouden en is ook de volgende dag aanwezig wanneer [medeverdachte2] en de [medeverdachte1] opnieuw naar de woning gaan waar [slachtoffer 1] wordt vastgehouden (zie onder o). Verdachte was derhalve van aanvang af bekend met de vrijheidsberoving en het van de vrijheid beroofd houden. Ook was hij er van op de hoogte dat de vrijheidsbeneming ten doel had geld en/of pillen te verkrijgen. Het oogmerk van verdachte was hierop gericht. Tevens was hij bekend met het feit dat er dwang werd uitgeoefend. Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen ondermeer verdachte, [medeverdachte1], [medeverdachte2] en – later - [medeverdachte3] en [medeverdachte4]. Verdachte heeft een actieve rol vervuld in het geheel en heeft zich niet van het geheel aan gebeurtenissen gedistantieerd. In tegenstelling tot de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte ook als medepleger van het geweld dat jegens [slachtoffer 1] is uitgeoefend dient te worden aangemerkt. Voor bewezenverklaring van het medeplegen van de gewelddadige gedragingen als ten laste gelegd is immers niet vereist dat verdachte op de hoogte is geweest van de precieze gedragingen van zijn mededaders. (Zie ook Hoge Raad 10 april 2007, LJN AZ5713).
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 282a, eerste lid, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
D1.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
D2.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof rekent verdachte het persoonlijk leed dat het bewezenverklaarde teweeg heeft gebracht in ernstige mate aan. Het slachtoffer is onder dwang en bedreiging meegevoerd in een auto en is gedurende een nacht zeer ernstig mishandeld en bedreigd met de dood. Dit heeft gevoelens van grote angst te weeg gebracht, in de eerste plaats bij het slachtoffer en het zal ook zijn vriendin, zijn vader en zijn zakenpartner hebben geschokt.
Het hof neemt hierbij bovendien als uitgangspunt dat verdachte in ieder geval geen ondergeschikte rol heeft vervuld in die zin dat in ieder geval niet is gebleken dat de rol van verdachte substantieel anders is geweest dan die van medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1].
D3.
Het bovenstaande in aanmerking nemende kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de bovengenoemde omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking komen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat het feit dat de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar passend en geboden is, niet maakt dat het hof ook tot het oordeel komt dat een dergelijke straf passend en geboden is.
D4.
De raadsman heeft bepleit dat het hof bij de bepaling van de hoogte van een eventueel op te leggen vrijheidsbenemende straf acht zal slaan op de omstandigheid dat de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling per 1 juli 2008 in werking treedt omdat dit betekent dat verdachte niet meer kan rekenen op een automatische vervroegde invrijheidstelling. De raadsman heeft bepleit dat het hof bij de bepaling van de hoogte van een eventueel op te leggen straf aan de hand van de tot 1 juli 2008 geldende regeling van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht zal berekenen welke tijd verdachte dan feitelijk gedetineerd zou zijn om vervolgens die tijd als maximale duur bij een vrijheidsbenemende straf in aanmerking te nemen.
De advocaat-generaal heeft zich bij dit standpunt van de raadsman aangesloten.
D5.
Zoals hiervoor overwogen kan naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Vooropgesteld wordt dat ook vanaf 1 juli 2008 de mogelijkheid bestaat dat een veroordeelde in vrijheid wordt gesteld vóór ommekomst van de totale duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Wat daar verder ook van zij, het hof pleegt als regel bij de bepaling van de hoogte van de straf die passend en geboden wordt geacht geen rekening te houden met de mogelijkheid van vervroegde invrijheidstelling zoals bedoeld in artikel 15 (oud) van het Wetboek Strafrecht en volgende.
Dit wil zeggen dat de hoogte van de straf wordt bepaald zonder acht te slaan op de tijd die een verdachte feitelijk – bijvoorbeeld doordat een verdachte op een bepaalde datum vervroegd in vrijheid zal worden gesteld – in detentie zal gaan doorbrengen. De wetswijziging waarbij – samengevat – de regeling met betrekking tot vervroegde invrijheidstelling wordt vervangen door een regeling met betrekking tot voorwaardelijke invrijheidstelling – leidt niet tot een andere wijze van besluitvorming ten aanzien van de bepaling van de hoogte van de straf die naar het oordeel van het hof passend en geboden is. Het hof acht geen termen aanwezig te treden in de wijze waarop de executie van straffen is/wordt geregeld en uitgevoerd.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van gijzeling.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele vergoeding, en met dien verstande dat en indien en voorzover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 1], wonende te [adres], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededaders heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededaders heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. A. de Lange, voorzitter,
mr. J.J. van der Kaaden en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx-van Roosmalen, griffier,
en op 8 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A. de Lange is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.