Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8947

Datum uitspraak2008-07-09
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.011.839/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Terugbetaling te veel betaalde partneralimentatie.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 9 juli 2008 Zaaknummer : 105.011.839/01 Rekestnummer : 1273-M-07 Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-1516 [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de man, procureur voorheen mr. W. Heemskerk, thans mr. L. Ph.J. baron van Utenhove, tegen [verweerster], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de vrouw, procureur mr. E.J. Daalder. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man is op 10 september 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 augustus 2007 van de rechtbank te Middelburg. In zijn beroepschrift heeft hij tevens verzocht de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van die beschikking te schorsen. Van de zijde van de man zijn bij het hof op 21 september 2007 aanvullende stukken ingekomen. Ook op 25 september 2007 zijn van de zijde van de man aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de vrouw is bij het hof op 24 september 2007 een brief met bijlage ingekomen, houdende verweer tegen het schorsingsverzoek. Op 26 september 2007 is het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad mondeling behandeld. Bij beschikking van 17 oktober 2007 is dit verzoek afgewezen. De vrouw heeft op 4 december 2007 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de man zijn op 28 maart 2008 en 31 maart 2008 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de vrouw zijn op 1 april 2008 aanvullende stukken ingekomen. Op 9 april 2008 is het hoger beroep mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.A. de Waard, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. L.A.E. Bregonje-Voermans. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij ten laste van de man en met wijziging van de beschikking van 14 januari 1998 van de rechtbank te Middelburg de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: de kinderalimentatie) voor de hierna te noemen minderjarigen kennelijk met ingang van de datum van de bestreden beschikking is vastgesteld op € 500,- per maand per kind, en de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw (hierna ook: de partneralimentatie) met ingang van december 2006 is vastgesteld op € 964,27 per maand en met ingang van januari 2007 op € 971,38 per maand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. Thans zijn nog in geschil de partneralimentatie ten behoeve van de vrouw, alsmede de kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen: [naam], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994 en [naam], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997, hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen. Zij wonen bij de vrouw die is belast met het eenhoofdig gezag over hen. 2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de kinderalimentatie en de partneralimentatie betreft, en de kinderalimentatie vast te stellen op € 425,- per maand per kind en de partneralimentatie op nihil te stellen, althans op een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren. 3. De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans deze ongegrond te verklaren, althans de verzoeken af te wijzen en de man te veroordelen in de kosten van deze procedure. Kinderalimentatie 4. In de eerste grief stelt de man – verkort weergegeven – dat de behoefte van de minderjarigen, op grond van de Tabellen Kosten Kinderen, € 347,50 per maand per kind bedraagt. De rechtbank heeft echter een kinderbijdrage van € 500,- per maand per kind vastgesteld op grond dat de man geen enkele inzage heeft gegeven in zijn financiële situatie. De man wenst dit verzuim in hoger beroep te herstellen en legt twee draagkrachtberekeningen over en licht deze toe. Bij de draagkrachtberekening over 2007 merkt de man op dat er in 2007 minder overuren door hem zijn gemaakt. In 2007 heeft de man een bruto jaarloon van € 66.000,- Hiervan uitgaande heeft hij een draagkracht van € 425,- per maand per kind. Er is dan geen ruimte voor partneralimentatie. Uitgaande van een bruto jaarinkomen van € 72.850,- kan de man een kinderbijdrage betalen van € 500,- per kind per maand en een partneralimentatie van € 125,- per maand. De man stelt dat hij zelfstandig woont en moet worden aangemerkt als alleenstaande. Ter terechtzitting heeft de man zijn beroepschrift toegelicht en aangevuld. Wat betreft de behoefte van de minderjarigen heeft hij naar voren gebracht dat hij in 2007 een netto besteedbaar inkomen had van € 3.900,- per maand. Uitgaande van de Tabellen Kosten Kinderen en vier punten, bedraagt de behoefte van de minderjarigen volgens de man dus maximaal € 450,- per maand per kind. 5. De vrouw stelt dat de behoefte van de kinderen € 500,- per maand per kind bedraagt. In eerste aanleg is de man (en diens advocaat) meermalen de gelegenheid geboden om inzage in zijn financiële situatie te verschaffen. De man heeft dit echter steeds nagelaten. De vrouw bespreekt in haar verweerschrift de door de man overgelegde draagkrachtberekeningen. Zij betwist alle posten van de draagkrachtberekening over 2006 en stelt dat de man draagkracht heeft om een bedrag van € 500,- per maand per kind te betalen evenals een bijdrage van € 971,38 per maand aan partneralimentatie. Wat betreft de draagkrachtberekening van de man over 2007 betoogt de vrouw dat deze volledig terzijde dient te worden geschoven omdat het niet correct is uit te gaan van een fictieve doorberekening. Verder is geen rekening gehouden met een dertiende maand en vakantiegeld en is volgens de vrouw ook een aantal emolumenten buiten beschouwing gelaten. Volgens de vrouw bedraagt het bruto jaarinkomen van de man in 2007 € 77.889,22. Ter terechtzitting heeft zij omtrent de behoefte van de minderjarigen nogmaals benadrukt dat de behoefte van minderjarigen € 500,- per maand per kind bedraagt. 6. Het hof overweegt als volgt. Partijen hebben in de stukken en ter terechtzitting gediscussieerd over de hoogte van de behoefte aan kinderalimentatie. Het hof neemt bij de beoordeling als vaststaand aan, dat het inkomen van de man over 2006 en 2007 het gezinsinkomen ten tijde van de vaststelling van de alimentatie overschrijdt. Dit brengt mee, dat de behoefte van de kinderen opnieuw kan worden vastgesteld. Blijkens zijn eigen stellingen en zijn verklaring ter zitting is de man bereid voor de kinderen een bedrag van € 500,- per kind per maand te betalen. Dit standpunt impliceert dat de man erkent dat de kosten van de kinderen dit bedrag belopen en hij in staat en bereid is die kosten gezien zijn inkomen in 2006 ad € 72.850,- geheel voor zijn rekening te nemen. De man heeft bepleit dat zijn inkomen over 2007 - ad € 66.000,- - lager is, maar ook bij dit lager inkomen is het hof van oordeel dat de man in staat is om genoemde alimentatie voor de kinderen op te brengen. Uit het bovenstaande volgt, dat de man met ingang van 1 augustus 2007 bij te dragen met een bedrag van € 500,- per kind per maand. Partneralimentatie 7. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank overwogen en beslist, dat de vrouw weliswaar in gebreke is gebleven met haar uit het echtscheidingsconvenant voortvloeiende informatieplicht met betrekking tot het door haar genoten inkomen, maar dat dat daaraan niet het gevolg mag worden verbonden, dat daarmee haar aanspraak op alimentatie is komen te vervallen. Desgevraagd is namens de man uitdrukkelijk verklaard, dat de man niet beoogd heeft daartegen te grieven en dat hij slechts heeft willen constateren dat de vrouw met de naleving van haar informatieplicht ook wat het jaar 2007 betreft in gebreke is gebleven. Nu de man daaraan geen consequenties heeft willen verbinden en de vrouw ter zitting zich bereid heeft verklaard de man over haar inkomen van 2007 te informeren, behoeft het hof op dit onderdeel geen beslissing te geven. 8. In de tweede grief betoogt de man dat de vrouw geen behoefte meer heeft aan partneralimentatie. Partijen zijn bijna 10 jaar gescheiden. De vrouw had er in die tijd voor kunnen zorgen dat zij door het uitbreiden van haar werkzaamheden in haar eigen levensonderhoud zou kunnen voorzien. Mocht het hof anders oordelen, dan stelt de man dat de vrouw bij het berekenen van haar behoefte ten onrechte een bedrag van € 500,- heeft opgenomen als aflossing van haar advocaatkosten. Deze kosten mogen volgens de man niet worden meegenomen, althans niet voor een hoger bedrag dan € 114,- per maand. Verder blijkt volgens de man dat de vrouw is staat is gebleken om circa € 50.000,- af te lossen op haar hypothecaire lening. De man stelt dat een partnerbijdrage is bedoeld voor de kosten van levensonderhoud en dat sparen in de vorm van hypotheekaflossing daaronder niet valt. Ter terechtzitting heeft de man nog enkele door de vrouw opgevoerde posten ter onderbouwing van haar behoefte zoals weergegeven in haar verweerschrift, betwist. 9. Ten aanzien van deze grief stelt de vrouw dat haar behoefte in eerste aanleg niet in geschil is geweest. Zij betwist dat zij geen behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage en stelt dat partijen afspraken hebben gemaakt over haar eigen inkomsten. De vrouw werkt inmiddels 28 uur per week en voldoet hiermee ruimschoots aan haar inspanningsverplichting, voorzover deze op haar rustte. Uitbreiding van de werkweek is volgens de vrouw niet mogelijk, mede gelet op de zorg die de minderjarigen nodig hebben. Voornamelijk [de oudste minderjarige] heeft veel begeleiding nodig in verband met haar autistische stoornis. In hun convenant spreken partijen omtrent een toename van eigen inkomsten van de vrouw af dat pas als de vrouw meer dan € 272,27 netto per maand meer zou gaan verdienen dan haar inkomen ten tijde van de echtscheiding, een korting op de partneralimentatie zou gaan plaatsvinden. Deze korting heeft met ingang van medio 2006 plaatsgevonden. Dit betekent niet dat zij geen behoefte meer zou hebben aan een aanvullende bijdrage. De afspraken in het convenant omtrent de eigen inkomsten van de vrouw zijn gemaakt opdat de vrouw kon anticiperen op het einde van de alimentatieverplichting van de man. Door deze bepalingen staat volgens de vrouw haar behoefte voor de duur van twaalf jaar vast en kan geen onderwerp van discussie zijn. De vrouw stelt dat haar totale lasten € 2.630,- per maand bedragen. Gelet op haar netto inkomen van € 1.459,- per maand heeft zij nog altijd behoefte aan een bijdrage voor haar levensonderhoud. Wat betreft de aflossing van de advocaatkosten van € 500,- per maand merkt de vrouw op dat hiermee volledig rekening dient te worden gehouden evenals met de rente- en aflossingsverplichting in verband met de door haar aangegane hypothecaire geldleningen. 10. Het hof overweegt als volgt. De vrouw heeft ter terechtzitting – desgevraagd door het hof – erkend dat het totaal bedrag van de alimentatie van ƒ 1.900,- aangevuld met haar bruto-inkomen van ƒ 1.830,- per vier weken, zoals destijds in het convenant van partijen is opgenomen, voldoende was om van rond te komen. Dit brengt mee, dat zij in de kosten van haar levensonderhoud kon voorzien met een bruto-inkomen van – omgerekend in euro’s – € 1.835,- per maand. Dit laatste bedrag indexerend komt het hof uit op een bedrag van € 2.320,- bruto per maand voor 2007. Uit de door de vrouw overgelegde gegevens betreffende haar inkomen leidt het hof af dat haar bruto-inkomen in het jaar 2007 € 2.236,- (inclusief vakantietoeslag) per maand bedroeg. Gezien het vorenstaande en met inachtneming van het in artikel 2 van het echtscheidingsconvenant bepaalde zal het hof de behoefte van de vrouw vaststellen op een bedrag van € 84,- bruto per maand, te rekenen vanaf 1 januari 2007. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat van de vrouw in redelijkheid – mede gezien de zorg voor de kinderen – niet kan worden gevergd dat zij in meerdere mate in haar eigen levensonderhoud voorziet. 11. Het hof zal vervolgens beoordelen of de man draagkracht heeft om voor de vrouw bij te dragen in haar levensonderhoud. 12. Voor wat betreft het inkomen van de man gaat het hof uit van diens jaaropgave over 2007, waarin een bedrag van € 66.961,- wordt genoemd. De man heeft naar het oordeel van het hof genoegzaam aangetoond, dat het hoger inkomen over de jaren daarvoor is veroorzaakt door incidentele inkomsten, voortvloeiend uit overwerk ten gevolge van bedrijfsstoringen, ziektegevallen van collega’s en onderbezetting, hetgeen voor de draagkrachtberekening geen rol behoort te spelen. Van de man behoeft niet te worden verwacht dat hij steeds het hoger inkomen zoals in de voorgaande jaren realiseert. Aangezien de man de stelling van de vrouw, dat hij inkomsten uit de huur van een garage geniet ad € 60,- per maand niet gemotiveerd heeft bestreden, zal het hof daarmee rekening houden. Overigens zal het hof bij de vaststelling van de draagkracht de door de man overgelegde draagkrachtberekening volgen en wel als volgt. Wat betreft de woonlasten heeft de man de hoogte daarvan voldoende aannemelijk gemaakt evenals zijn stelling dat deze kosten alleen te zijnen laste komen, nu hij tijdelijk gescheiden woont van zijn echtgenote in verband met gerezen problemen. Ook overigens komt het hof de hoogte van de opgevoerde woonkosten in relatie tot het inkomen niet onredelijk voor. Het hof zal voorts rekening houden met de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en een bedrag van € 289,- ziektekostenverzekering, welk bedrag de man eveneens aannemelijk heeft gemaakt. Nu op dit moment de aanvankelijk geldende bezoekregeling met de kinderen niet wordt geëffectueerd zal het hof slechts met een gedeelte van de te maken kosten rekening houden en wel tot een bedrag van € 70,- per maand. Wat betreft de verwervingskosten is het hof van oordeel, dat gezien de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw, de man de noodzaak tot het aangaan van een financiering van een auto tot het door hem genoemde bedrag onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Op grond daarvan zal met die kosten geen rekening worden gehouden. Met de door de man genoemde advocaatkosten wordt geen rekening gehouden nu deze niet in het kader van een echtscheidingsprocedure zijn gemaakt. Voorts heeft de man onvoldoende aangetoond, dat hij een spaarregeling voor de kinderen heeft, waarmee redelijkerwijs rekening gehouden zou moeten worden. Rekening houdend met de fiscale aftrek, de bijstandsnorm voor een alleenstaande, een percentage van 60% van de draagkrachtruimte en de overige hiervoor genoemde omstandigheden komt het hof tot het oordeel, dat de man met een bedrag van € 84,- per maand kan bijdragen ten behoeve van de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Terugbetalingsverplichting 13. Gebleken is dat de vrouw in staat is geweest om in de achterliggende jaren haar hypotheek af te lossen met een bedrag van € 50.000,-. Ter terechtzitting heeft de vrouw desgevraagd verklaard dat zij dit uit haar inkomsten uit arbeid en de ontvangen kinder- en partneralimentatie heeft weten te financieren. Mede gelet hierop is het hof van oordeel dat van de vrouw in redelijkheid kan worden gevergd dat zij tot terugbetaling van het (eventueel) teveel door de man aan haar ter zake van partneralimentatie betaalde overgaat, in redelijke termijnen door partijen in onderling overleg af te spreken. Het hof neemt daarbij in aanmerking, dat het redelijk is om de ingangsdatum van de wijziging vast te stellen op 1 januari 2007. 14. Aan de bespreking van de derde grief van de man komt het hof gezien het voorgaande niet meer toe. Het hof zal als navolgend beslissen. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover het de kinderalimentatie betreft; vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de partneralimentatie betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende: bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 14 januari 1998 van de rechtbank Middelburg - de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met ingang van 1 januari 2007 op € 84,- per maand; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, van Nievelt en Bouritius, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2008.