Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8939

Datum uitspraak2008-07-09
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.011.227.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewind. Uitleg van beschikking kantonrechter. Uitvoering gemotiveerde uitspraak over hetgeen een voormalig bewindvoerder toekomt. Beloning bepaald op € 25,-.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 9 juli 2008 Zaaknummer : 105.011.227.01 Rekestnummer : 655-R-07 Rekestnr. rechtbank : 779897/VZ VERZ 07-354 [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de bewindvoerder, procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, Als belanghebbenden zijn aangemerkt: 1. [naam], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de voormalige bewindvoerder, 2. [naam], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de betrokkene, 3. [naam], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de medebewindvoerder. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De bewindvoerder is op 16 mei 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2007. Van de zijde van de bewindvoerder zijn bij het hof op 7 juni 2007 aanvullende stukken ingekomen. Op 28 mei 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.A. Soebhag, de voormalige bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.P. Damen, en de medebewindvoerder. De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De bewindvoerder en de voormalige bewindvoerder en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is de goedkeuring van het verzoek van de voormalige bewindvoerder met betrekking tot de intakekosten van € 333,- afgewezen, is het verzoek met betrekking tot het bewindvoerdersloon van € 205,88 toegestaan en is op dat onderdeel de verzochte goedkeuring verleend. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de vordering van de voormalige bewindvoeder ad € 538,88, voor zover die is toegestaan door de kantonrechter tot een bedrag van € 205,88. 2. De bewindvoerder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de voormalige bewindvoerder in zijn vordering van € 538,88 niet-ontvankelijk zal worden verklaard, dan wel in zijn geheel zal dienen te worden afgewezen, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof zal vermenen te behoren. 3. De bewindvoerder stelt in zijn beroepschrift dat hij zich niet kan verenigen met de overweging van de rechtbank dat het bewindvoerdersloon ad € 205,88, dat de voormalige bewindvoerder heeft opgevoerd, redelijk geacht wordt en dat voor dat bedrag goedkeuring wordt verleend. Volgens de bewindvoerder wordt de redelijkheidtoets niet nader gemotiveerd c.q. onderbouwd en dat maakt de toewijzing van het bedrag niet inzichtelijk. Evenmin wordt duidelijk gemaakt, aldus de bewindvoerder, hoe en op welke wijze de toewijzing van het bewindvoerdersloon zich verhoudt met de ingediende vordering terzake. Uit niets blijkt welke specificatie daaraan ten grondslag heeft gelegen en er kan niet worden vastgesteld wat dan een redelijk deel daarvan zou zijn geweest. Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder zijn beroepschrift toegelicht en aangevuld. Hij stelt dat de voormalige bewindvoerder formeel drie maanden benoemd is geweest maar dat hij de facto twee maanden betrokken is geweest als bewindvoerder, namelijk van 1 november 2003 tot en met 31 december 2003. Het loon dat in rekening gebracht mag worden, bedraagt volgens de bewindvoerder op grond van “de handleiding voor curatoren of bewindvoerders, versie 5.7 van januari 2005” dan ook maximaal 2/12 x € 500,- = € 83,33. 4. De voormalige bewindvoerder heeft ter terechtzitting verweer gevoerd. Uiteindelijk heeft hij betoogd dat hij feitelijk niet meer dan twee maanden werkzaamheden heeft verricht als bewindvoerder en dat – op grond van een boekje over bewind van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Rotterdam en de aanbevelingen meerderjarigenbewind van het Landelijk Overleg van Kantonsectorvoorzitters – een bedrag van minimaal € 205,88 redelijk is voor de werkzaamheden die hij heeft verricht. Daarnaast brengt hij naar voren dat hij niet een professionele bewindvoerder is en vanaf zijn benoeming als bewindvoerder door de familie van de betrokkene, onder wie de huidige bewindvoerders, niet in de gelegenheid is gesteld om, ondanks zijn verzoek hiertoe, stukken van de betrokkene in te zien. Hij heeft de kantonrechter hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht. 5. Het hof overweegt als volgt. 6. Artikel 1:445 van het Burgerlijk Wetboek houdt, voor zover hier van belang, in: 1. De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende, alsmede aan het einde van zijn taak aan zijn opvolger. De rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de kantonrechter. 2. Indien de rechthebbende niet in staat is de rekening op te nemen, of het onzeker is wie de rechthebbende is, wordt de rekening en verantwoording afgelegd aan de kantonrechter. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is. Artikel 1:447 van het Burgerlijk Wetboek houdt, voor zover hier van belang, in: 1. Tenzij de beloning bij de instelling van het bewind anders is geregeld, komt de bewindvoerder of, wanneer er meer bewindvoerders zijn, hun tezamen vijf ten honderd der netto-opbrengst van de onder bewind staande goederen toe. Op grond van bijzondere omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder of van de rechthebbende, voor bepaalde of onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de instelling of door de wet is aangegeven. 7. Tussen partijen staat als niet weersproken vast: a. Een brief, gedateerd 24 oktober 2005, afkomstig van de voormalige bewindvoerder en gericht aan de rechtbank te Rotterdam, sector Kanton, houdt in: "Betreft: Bewindvoerderschap [naam], [adres] [woonplaats]. Uitspraak 7 oktober 2003. Zaak-/rep.nummer:497049/VZ VERZ 03-5618 BM-nummer:782. Onderstaand bied ik U ter goedkeuring aan mijn bewindvoerdersloon inclusief bijkomende kosten ten laste van [naam], welke zijn gebaseerd op de wet- en regelgeving zoals deze zijn omschreven door de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bewindvoerdersloon inclusief bijkomende kosten per jaar € 823,50 x 3/12= € 205,88 Eenmalige intakekosten € 333,-- Totaal € 538,88". b. Door middel van een brief, gedateerd 20 november 2005, heeft de bewindvoerder bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van dit bedrag aan bewindvoerdersloon op de grond dat - zakelijk weergegeven - de feitelijke periode van bewindvoering twee maanden is geweest en geen drie en dat geen werkzaamheden zijn verricht die het gevraagde bedrag rechtvaardigen. c. De voormalige bewindvoerder heeft zich met een brief, gedateerd 27 december 2006, andermaal gericht tot de rechtbank Rotterdam, sector Kanton, houdende: "Betreft: Bewindvoerderschap [naam], [adres] [woonplaats]. Uitspraak 7 oktober 2003. Zaak-/rep.nummer:497049/VZ VERZ 03-5618 BM-nummer:782. Uitspraak Mr. A.J.J. van Rijen. Terzake in opgemelde uitspraak is door mij op 24 oktober 2005 aan U opgaaf ter goedkeuring van mijn bewindvoerdersloon inclusief bijkomende kosten ten laste van [naam] aangeboden. Tot op heden is door mij niets hierover vernomen noch is mij enige betaling aangeboden." d. De bewindvoerder heeft andermaal van zijn bezwaar doen blijken, door middel van een brief, gedateerd 6 februari 2007, inhoudende: "[De voormalige bewindvoerder] heeft reeds eerder een verzoek tot het goedkeuren van het bewindvoerdersloon van € 538,88 ingediend, waartegen ik destijds bezwaar heb gemaakt middels mijn brief van 20 november 2005. Omdat ik mijn bezwaren tegen het vaststellen van het bewindvoerdersloon van € 538,88 handhaaf, verwijs ik u graag naar mijn brief van 20 november 2005. Zekerheidshalve zend ik u bijgaand een afschrift van deze brief. Ik verzoek u dan ook het verzoek van [de voormalige bewindvoerder] af te wijzen." 8. Het hof gaat ervan uit dat de voormalige bewindvoerder, met het hiervoor onder 7a weergegeven brief, kennelijk niet de goedkeuring van de kantonrechter heeft willen vragen van de rekening en verantwoording aan het einde van het bewind, een en ander zoals bedoeld in artikel 1:445 BW. Het hof begrijpt het verzoek van de voormalige bewindvoerder aan de kantonrechter als een verzoek tot vaststelling van de beloning van de voormalige bewindvoerder en de bestreden beschikking aldus dat de kantonrechter aan de voormalige bewindvoerder op de voet van artikel 1: 447 BW een beloning toekent van een bedrag van € 205,88. 9. Het Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters (hierna: LOK) heeft op 26 april 2004 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind' vastgesteld en deze gepubliceerd op 1 juni 2004 (hierna: de Aanbevelingen).Voor zover van belang houden de aanbevelingen in: C. Aanbevelingen inzake de beloning van de bewindvoerder 1. De jaarlijkse beloning wordt, wanneer de nog bestaande wettelijke norm van 5% van de netto-opbrengst van de vruchten niet voldoet, gesteld op: a. in beginsel niet meer dan € 500 per jaar (€ 375 loon en € 125 ongespecificeerde kosten) voor de niet beroepsmatige bewindvoerder die om een beloning vraagt; b. in beginsel niet meer dan € 745 per jaar (€ 620 loon inclusief BTW en € 125 ongespecificeerde kosten) voor de professionele, niet bij de Branchevereniging aangesloten bewindvoerder; c. een voor het eerst per 1 januari 2005 te indexeren maximumtarief van € 817,50 excl. BTW en eventueel eenmalige intakekosten van maximaal € 327 excl. BTW voor de professionele, bij de Branchevereniging aangesloten bewindvoerder en voor de in deze tarieven begrepen werkzaamheden en kosten. De onder a en b genoemde bedragen kunnen periodiek door het LOK worden aangepast tot een rond bedrag op grond van inflatie. 2. Een onder 1a of b bedoelde bewindvoerder kan, zolang de wet niet is gewijzigd, in afwijking van de onder 1 genoemde beloning, aanspraak maken op een eventueel hogere beloning op basis van het 5%-criterium. De kantonrechter kan anders beslissen op basis van art. 1:447 lid 1, laatste zin, BW. Onder het begrip vrucht vallen in ieder geval: de netto-opbrengst van huur- en pachtpenningen, rente van geldsommen en leningen en dividenden. Niet onder het begrip vrucht vallen onder meer: inkomsten (lonen, uitkeringen, pensioenen en lijfrenten), koerswinsten, claims op aandelen en het vrijvallen van obligaties. 3. Een onder 1a of b bedoelde bewindvoerder kan de kosten die in het belang van het bewind gemaakt moeten worden in rekening brengen. Als kosten worden aangemerkt: reiskosten (noodzakelijke autokilometers à € 0,25 per kilometer), telefoonkosten, kosten opmaak rekening en verantwoording, kosten van aan- en verkoop van beleggingen en, wanneer het geen eenvoudige financiële huishouding betreft, kosten van een boekhouder en van het opmaken van belastingaangifte. Jaarlijks zal daarbij een bedrag van € 125 niet nader behoeven te worden gespecificeerd. Wordt meer dan € 125 gevraagd, dan is een deugdelijke specificatie vereist. Aangeraden wordt vooraf goedkeuring aan de kantonrechter te vragen voor het maken van hogere kosten dan € 125. Wanneer van steeds terugkerende kosten sprake is, kan een doorlopende machtiging worden gevraagd 10. Uit de bestreden beschikking blijkt niet op welke wijze de kantonrechter is gekomen tot zijn oordeel dat het bedrag van € 205,88 redelijk is, te meer niet omdat ter terechtzitting in hoger beroep de voormalige bewindvoerder, desgevraagd door het hof, te kennen heeft gegeven dat hij binnen het bewind als bewindvoerder geen werkzaamheden heeft verricht. De voormalige bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard éénmaal telefonisch contact te hebben gezocht met de bewindvoerder om zijn werkzaamheden te beginnen en éénmaal een brief te hebben geschreven naar de kantonrechter omdat hem geen inzage werd verleend in de administratie van de onder zijn bewind staande goederen. Hij heeft deze handelingen niet geadministreerd. De voormalige bewindvoerder was niet een professionele bewindvoerder zoals bedoeld in de Aanbevelingen van het LOK. Gelet op de twee maanden die het bewind feitelijk heeft geduurd en op de Aanbevelingen onder C 3, betreffende het vastgestelde bedrag van € 125 jaarlijks dat niet nader behoeft te worden gespecificeerd, komt de voormalige bewindvoerder naar het oordeel van het hof in redelijkheid en billijkheid een bewindvoerdersloon toe van € 25. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen en bepalen dat aan de voormalige bewindvoerder een beloning toekomt van € 25. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, de bestreden beschikking en in zoverre opnieuw beschikkende: bepaalt de beloning van de voormalige bewindvoerder op € 25 (zegge: vijfentwintig euro); wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, van Nievelt en van der Burght, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2008.