Jurisprudentie
BD8924
Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707455/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707455/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 19 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sevenum (hierna: het college) het verzoek van 18 juli 2006 van [appellanten] om bestuurlijke handhavingsmiddelen toe te passen ten aanzien van de inrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Agaricus B.V. (hierna: Agaricus) aan de Tongerlostraat 22-24 te Sevenum afgewezen.
Uitspraak
200707455/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Sevenum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sevenum (hierna: het college) het verzoek van 18 juli 2006 van [appellanten] om bestuurlijke handhavingsmiddelen toe te passen ten aanzien van de inrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Agaricus B.V. (hierna: Agaricus) aan de Tongerlostraat 22-24 te Sevenum afgewezen.
Bij besluit van 12 oktober 2007 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2007.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [naam een der appellanten], en het college, vertegenwoordigd door J.M.J.P. Aarts, drs. F.W.A.C. Selen, drs. J.M.A. Luermans en W.A. van der Kint, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is Agaricus, vertegenwoordigd door H.H.G. Bovee, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] betogen dat het college, door in het besluit op bezwaar het besluit tot afwijzing van het verzoek tot handhaving te handhaven, heeft miskend dat het destijds bevoegd was om handhavend op te treden ten aanzien van de inrichting van Agaricus, nu gedurende de nachtperiode de geldende geluidgrenswaarden voor hun woning, gelegen aan de [locatie] te [woonplaats], wordt overschreden.
2.2. Op 4 oktober 1994 is aan Agaricus een revisievergunning verleend voor een champignonkwekerij waarbij champignons in geconditioneerde opstallen worden gekweekt. De Afdeling heeft bij bijgevoegde uitspraak van 23 januari 1998, nr. E03.94.1823 dit besluit in het geheel vernietigd, zodat aan dit besluit en daarmee aan de daarin gestelde grenswaarden sedertdien geen betekenis meer toekwam. Voorts is niet gebleken dat het college de in de revisievergunning van 4 oktober 1994 opgenomen geluidgrenswaarden bij enig ander besluit als nadere eis heeft gesteld. Dit heeft tot gevolg dat Agaricus ten tijde van het primaire besluit van 19 april 2007 gehouden was aan de in de bijlage behorende bij het Besluit landbouwbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) gestelde geluidgrenswaarden.
Bij besluit van 12 juni 2007 heeft het college krachtens artikel 6 van het Besluit nadere eisen gesteld ten aanzien van de inrichting van Agaricus. Het besluit is dan ook ingevolge artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer in werking getreden met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Ten aanzien van dit besluit is niet verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening, zodat het college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit van de rechtmatigheid daarvan mocht uitgaan.
2.3. Ingevolge de bij besluit van 12 juni 2007 gestelde nadere eisen mag, voor zover hier van belang, het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, evenals door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, ter plaatse van geluidgevoelige objecten in de omgeving van de inrichting, tussen 22.00 uur en 06.00 uur (nachtperiode) niet groter zijn dan 35 dB(A) .
Ingevolge voorschrift 1.1.3 van de bijlage behorende bij het Besluit bedragen de niveaus voor het piekniveau vanwege de vast opgestelde installaties en toestellen, alsmede door de verrichte werkzaamheden en activiteiten tussen 22.00 uur en 06.00 uur (nachtperiode) niet groter zijn dan 60 dB(A).
2.4. Het college heeft zich bij de bij de beoordeling van de vraag of het bevoegd is om handhavend op te treden gebaseerd op het door DHV Maastricht op 5 oktober 2006 opgestelde akoestisch rapport "Akoestisch onderzoek - geluidimmissie vanwege Agaricus B.V. te Sevenum". Dit akoestisch rapport bevat tevens een ‘Verslag immissiemetingen’ van 12 juni 2006.
Volgens het rapport van 5 oktober 2006 werden de bovenstaande geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het piekgeluid ter plekke van de woning van [appellanten] destijds niet overschreden. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 30 juli 2008 (zaak nr. 200705433/1) heeft overwogen, biedt hetgeen [appellanten] betogen, mede gezien de in het kader van die procedure uitgebrachte deskundigenbericht geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de bij het opstellen van het akoestisch onderzoek gehanteerde uitgangspunten en de daarop gebaseerde uitkomsten onjuist zijn. Voor zover [appellanten] wijzen op een discrepantie tussen het rapport van 5 oktober 2006 en het rapport van Caubergh-Huygen van 6 mei 2003 leidt dat evenmin tot een ander oordeel. Dit omdat het laatstgenoemde rapport ziet op een bedrijfsvoering die destijds niet meer als representatief was aan te merken.
Nu niet is gebleken van een overschrijding van de geluidgrenswaarden ter plekke van de woning van [appellanten], was het college niet bevoegd handhavend op te treden, zodat het college op goede gronden het bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 19 april 2007 heeft gehandhaafd.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
De voorzitter w.g. Drouen
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van Staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2008
375-489.