Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8859

Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/822003-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis. Vrijspraak terzake van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verkeersongeval met één gewonde) omdat er volgens de rechtbank geen sprake is van aanmerkelijke schuld. Wel veroordeling voor het in gevaar brengen van het verkeer.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer : 01/822003-07 Datum uitspraak: 1 augustus 2008 Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats], [adres]. Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 juni 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 03 december 2006 te Asten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende -in de richting van Eindhoven- over de weg, de A 67, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met de linkerwielen van het door hem bestuurde motorrijtuig de middenberm van de A 67 in te rijden en vervolgens dat motorrijtuig weer naar rechts te sturen en daarbij met dat motorrijtuig is gaan slippen en vervolgens een -gezien verdachtes rijrichting- aan de rechterzijde van de A 67 gelegen greppel is ingereden of ingeschoven, waarna verdachte met dat motorrijtuig weer op de rijbaan gaande in de richting van Eindhoven is terechtgekomen en tot stilstand is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een gebroken elleboog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; [artikel 6 Wegenverkeerswet 1994] Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 03 december 2006 te Asten als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, A 67, met de linkerwielen van het door hem bestuurde motorrijtuig de middenberm van de A 67 is ingereden en vervolgens dat motorrijtuig weer naar rechts heeft gestuurd en daarbij, althans vervolgens, met dat motorrijtuig is gaan slippen en een -gezien verdachtes rijrichting- aan de rechterzijde van de A 67 gelegen greppel is ingereden of ingeschoven, waarna verdachte met dat motorrijtuig weer op de rijbaan gaande in de richting van Eindhoven is terechtgekomen e aldaar tot stilstand ie gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; [artikel 5 Wegenverkeerswet 1994] Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. Vaststaande feiten. Op 3 december 2006 heeft op de A67 in de gemeente Asten in de rijrichting Eindhoven een ongeval plaatsgevonden met de door [verdachte], verdachte, bestuurde personenauto. In deze auto zaten nog 3 andere personen.1 Verdachte raakte met de linkerwielen in de middenberm. Vervolgens is het voertuig via de sloot en de zijberm en het talud van de sloot midden op de snelweg tot stilstand gekomen. Alle vier de inzittenden van de auto zijn daarna uit het voertuig gestapt en hebben zich naar de berm begeven.2 Bij dit ongeval heeft [slachtoffer] een elleboogbreuk en een breuk in het schouderblad opgelopen.3 Tengevolge hiervan heeft [slachtoffer] ongeveer 4 maanden geen arbeid kunnen verrichten4. Kort daarna is er een andere personenauto op de onverlichte en stilstaande auto van verdachte gebotst.5 Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie is op grond van de verklaring van de verdachte, het slachtoffer en het technisch proces-verbaal, alsmede op grond van de medische informatie omtrent het slachtoffer, van oordeel dat het primaire feit kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd. De officier van justitie is voorts van oordeel dat de verklaring van verdachte en de getuige [getuige ], dat verdachte abrupt zijn stuur moest omgooien omdat er iets over de weg liep dan wel lag, ongeloofwaardig is, nu uit het technisch proces-verbaal blijkt dat er nauwelijks een stuurbeweging is geweest, op de plek waar verdachte de middenberm in is gereden. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte niet de voorzichtigheid en oplettendheid heeft betracht die redelijkerwijs van de bestuurder van een motorrijtuig in bedoelde omstandigheden mag worden verwacht. Voor schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is echter meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Er moet op zijn minst sprake zijn van aanmerkelijke schuld. Uit het enkele feit dat verdachte met de linkerwielen de middenberm heeft geraakt met als gevolg dat hij is gaan slippen en vervolgens een greppel is ingereden/geschoven, om daarna weer op de rijbaan tot stilstand te komen, kan niet worden geconcludeerd dat het niveau van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of nalatigheid is bereikt. De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van hetgeen onder 1 primair ten laste is gelegd. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat door het handelen van verdachte het verkeer in gevaar is gebracht. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat hij op 03 december 2006 te Asten als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, A 67, met de linkerwielen van het door hem bestuurde motorrijtuig de middenberm van de A 67 is ingereden en vervolgens dat motorrijtuig weer naar rechts heeft gestuurd en vervolgens, met dat motorrijtuig is gaan slippen en een -gezien verdachtes rijrichting- aan de rechterzijde van de A 67 gelegen greppel is ingereden of ingeschoven, waarna verdachte met dat motorrijtuig weer op de rijbaan gaande in de richting van Eindhoven is terechtgekomen en aldaar tot stilstand is gekomen, door welke gedragingen) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 176, 179 De strafoplegging. De eis van de officier van justitie. Met betrekking tot het primair tenlastegelegde feit een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 160 uur subsidiair 80 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Met betrekking tot de op te leggen ontzegging zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenminste als verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil hiermee enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. DE UITSPRAAK Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Het bewezenverklaarde levert op de overtreding: subsidiair Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. T.a.v. subsidiair: Geldboete van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis T.a.v. subsidiair: Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren Dit vonnis is gewezen door: mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter, mr. A.F. van Hoorn en mr. P.J.H. Van Dellen, leden, in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier, en is uitgesproken op 1 augustus 2008. 1 Relaas verbalisanten, pag. 21 van het proces-verbaal van politie 2 Verklaring verdachte, pag. 14 van het proces-verbaal van politie 3 Medische verklaring, pag, 18e van het proces-verbaal van politie 4 Verklaring slachtoffer, pag. 18a van het proces-verbaal van politie 5 Verklaring getuige [getuige 2], pag. 18van het proces-verbaal van politie