Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8788

Datum uitspraak2008-07-25
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3874 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Eerst in hoger beroep toereikende arbeidskundige motivering.


Uitspraak

06/3874 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 juni 2006, 05/5157 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 25 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Bokhorst. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoor-digen door mr. L. Smid. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant is in september 1988 uitgevallen wegens onder meer overgevoeligheids-klachten, hoofdpijn, rugklachten, duizeligheid en depressie. Naderhand was tevens sprake van CARA, collapsneiging en een chronische hepatitis B. Vanaf 2001 heeft appellant halve dagen gewerkt als vertegenwoordiger en een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen die op grond van verdiensten was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. 1.2. Bij besluit van 25 februari 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant met ingang van 26 april 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Namens appellant is bezwaar gemaakt tegen dit besluit. 1.3. Bij besluit van 4 november 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. 3. In hoger beroep is met name aangevoerd dat appellant meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Hij heeft onder andere meer rugklachten, een cyste op zijn lever, pijn in zijn voeten die afkomstig is van de hepatitis dan wel van een cyste op een nier en een cyste op zijn lever. Daarnaast heeft hij thans ook psychische klachten. 4.1. Evenals de rechtbank ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het Uwv de beperkingen van appellant heeft onderschat. Blijkens de rapporten van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts is rekening gehouden met appellants CARA. Daarbij is, ondanks dat zijn flauwtes niet herleidbaar zijn tot ziekte of gebrek, daar wel rekening mee gehouden door in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op te nemen dat hij is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Voorts is in aanmerking genomen dat de hepatitis B, gelet op de informatie van appellants maagdarmlever-arts, sinds 2001 niet actief is. Er zijn geen gegevens op basis waarvan een urenbeperking aangenomen dient te worden. In hoger beroep zijn geen nieuwe, door medisch onderzoeksgegevens gedragen aspecten, naar voren gebracht die doen twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verze-keringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, dan wel doen twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor de geduide functies. Dat appellant thans ook psychische klachten heeft kan niet tot een ander oordeel leiden nu het gaat om de beoordeling van zijn gezondheidssituatie op de datum hier in geding. 4.2. De Raad constateert evenwel dat het bestreden besluit eerst in de fase van het hoger beroep is voorzien van een deugdelijke motivering nu de bezwaararbeidsdeskundige bij rapportage van 16 november 2006 nog een aanvullende motivering heeft gegeven ten aanzien van signaleringen bij verschillende aspecten van de functies die door het Uwv zijn gebruikt voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Het bestreden besluit alsmede de aangevallen uitspraak komen derhalve wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor vernietiging in aanmerking. De Raad ziet in hetgeen is overwogen onder 4.1 aanleiding om, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, te bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. 4.3. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.288,--. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit; Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1288,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 142,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordig-heid van mr. M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2008. (get.) D.J. van der Vos. (get.) M.W.A. Schimmel. CB