Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8734

Datum uitspraak2008-07-14
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 07/4255
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek op grond van de Wob tot verstrekking van de verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek van eiser om informatie te beperkt opgevat. Eiser heeft immers verzocht om afgifte van de afschriften van de verloven en daarbij, gelet op de formulering “gegevens als”, een niet-limitatieve opsomming van gegevens gegeven die van belang waren. De gegevens die onleesbaar mochten worden gemaakt, zijn wel limitatief geformuleerd. Gelet daarop had het verweerder duidelijk moeten zijn dat eiser ook de verstrekking van andere gegevens zoals het kaliber en het wapennummer verlangde. Ten onrechte geen kosten in bezwaar vergoed.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht registratienummer: AWB 07/4255 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van inzake [naam eiser], eiser, wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, tegen de korpschef van de politieregio Gelderland-Midden, verweerder 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 10 oktober 2007. 2. Procesverloop Bij e-mailbericht van 15 april 2007 heeft eiser aan verweerder een verzoek gericht tot overlegging van afschriften van alle in 2006 door hem verleende verloven voor het voorhanden hebben van een vuurwapen op grond van artikel 28 van de Wet wapens en munitie (Wwm). Ook heeft eiser verzocht om overlegging van afschriften van de weigeringen tot verlening van een verlof. Bij brief van 16 mei 2007 heeft de gemachtigde van eiser bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek en daarbij verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten. Bij besluit van 11 juli 2007 heeft verweerder eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een overzicht verstrekt van gegevens uit de in 2006 verleende verloven. Verweerder heeft verder medegedeeld dat geen verloven zijn geweigerd. Bij brief van 15 juli 2007 heeft de gemachtigde van eiser medegedeeld dat hij het bezwaar handhaaft. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, het besluit van 11 juli 2007 gehandhaafd en geweigerd de in bezwaar gemaakte kosten te vergoeden. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 12 maart 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van Drunen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J.M. Peters en mr. Y.C. van der Meulen. De rechtbank heeft het onderzoek op 7 mei 2008 heropend omdat de vraag is gerezen of verweerder bevoegd was om het bestreden besluit van 10 oktober 2007 te nemen. Nadat partijen hun standpunt daarover kenbaar hebben gemaakt en zij toestemming hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. 3. Overwegingen Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat het daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het tweede lid is bepaald dat de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen, vermeldt. In het vierde lid is bepaald dat indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk verzoekt om zijn verzoek te preciseren en hem daarbij behulpzaam is. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Wob beslist het bestuursorgaan op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop het verzoek is ontvangen. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker. In het tweede lid is bepaald dat de verstrekking van informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek geschiedt. Indien de omvang of de gecompliceerdheid van de informatie een verlenging rechtvaardigt, kan deze termijn worden verlengd met ten hoogste vier weken. Van de verlenging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder bevoegd het bestreden besluit te nemen. Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Wwm is verweerder immers bevoegd om de betreffende verloven te verlenen, zodat hij gelet op het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Wob ook het bevoegde bestuursorgaan is tot openbaarmaking van de daarin neergelegde informatie. Gelet op het bepaalde in artikel 1:5, eerste lid, van de Awb was verweerder daarom eveneens bevoegd om op het bezwaar te beslissen. Aan het bestreden besluit ligt kort samengevat het volgende standpunt van verweerder ten grondslag. Met betrekking tot het niet tijdig beslissen op het verzoek van 15 april 2007 stelt verweerder vast dat buiten de termijnen, genoemd in de Wob, op het verzoek is beslist. Verweerder heeft eiser evenwel medegedeeld meer tijd nodig te hebben om op het verzoek te beslissen. Eiser heeft nimmer aangegeven daarmee niet in te kunnen stemmen. Met betrekking tot de beslissing op het verzoek stelt verweerder vast dat in overeenstemming met het verzoek van eiser per afgegeven verlof de volgende gegevens zijn verstrekt: verlofnummer, geboortejaar, woonplaats, wapensoort en type. Eiser heeft de in bezwaar aangevoerde stelling dat op het overzicht een aantal essentiële gegevens ontbreekt, niet onderbouwd. Niettemin is verweerder bereid om bij het bestreden besluit een geanonimiseerd verlof te verstrekken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten, nu geen sprake is van de herroeping van een besluit. Eiser heeft in het beroepschrift aangevoerd dat hij heeft verzocht om afgifte van de afschriften van de verloven en dus uitdrukkelijk heeft gevraagd om alle informatie die op de verloven staat vermeld. Hij heeft een limitatieve opsomming gegeven van gegevens die onleesbaar gemaakt mochten worden en heeft voorbeelden gegeven van gegevens die hij wel wilde hebben. Informatie die op het verstrekte overzicht ontbreekt, is bijvoorbeeld de datum van de afgifte van het verlof, het merk, het wapennummer en het kaliber. Door de wijze waarop de informatie is verstrekt weigert verweerder in feite de verstrekking van een grote hoeveelheid informatie. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij op zichzelf genomen geen problemen heeft met de wijze van informatieverstrekking, mits de verstrekte informatie volledig en verifieerbaar is. Met verifieerbaar bedoelt hij dat hij door middel van een steekproef kan controleren dat het door verweerder verstrekte overzicht juist en volledig is. Een verstrekking van 25 verloven zou daartoe voldoende zijn. Gelet op het voorgaande is aan de orde de vraag om welke gegevens eiser heeft verzocht en de vraag of verweerder volledig aan het verzoek heeft voldaan. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek van eiser om informatie te beperkt opgevat. Eiser heeft immers verzocht om afgifte van de afschriften van de verloven en daarbij, gelet op de formulering “gegevens als”, een niet-limitatieve opsomming van gegevens gegeven die van belang waren. De gegevens die onleesbaar mochten worden gemaakt, zijn wel limitatief geformuleerd. Gelet daarop had het verweerder duidelijk moeten zijn dat eiser ook de verstrekking van andere gegevens zoals het kaliber en het wapennummer verlangde. In ieder geval had verweerder, mede gelet op het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de Wob, eiser in de gelegenheid moeten stellen om zijn verzoek te preciseren. Het voorgaande geldt temeer daar eiser in bezwaar heeft aangegeven dat in het verstrekte overzicht essentiële gegevens ontbraken. Het standpunt van verweerder dat eiser eerst in beroep heeft aangegeven dat hij nog meer gegevens van eiser verlangde en daarmee niet eerder rekening heeft kunnen houden, deelt de rechtbank derhalve niet. Voorts is namens verweerder ter zitting toegegeven dat de verstrekte informatie ook niet volledig is omdat niet alle bekende gegevens zijn geregistreerd in een landelijk informatieprogramma, genaamd Verona, dat wordt gebruikt bij een verzoek om informatie op grond van de Wob. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit in zoverre vernietigen wegens strijd met de wet. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Gelet op het voorgaande dient verweerder uit te gaan van de ruime uitleg van het verzoek om informatie zoals hiervoor aangegeven en onderzoek te verrichten naar de volledigheid van de door hem gebruikte informatiebestanden. Indien verweerder vasthoudt aan de gekozen wijze van informatieverstrekking, acht de rechtbank het aangewezen dat eiser middels een steekproef in staat wordt gesteld om de volledigheid van de verstrekte informatie te controleren. Eiser heeft aangegeven dat de afgifte van afschriften van 25 verloven volstaat. De rechtbank acht dit aantal niet onredelijk. Ter zitting is namens verweerder naar voren gebracht dat het verstrekken van meer gegevens tot identificatie van individuele verlofhouders kan leiden. De rechtbank ziet thans geen aanleiding hierop nader in te gaan, nu verweerder dit in zijn besluitvorming niet ten grondslag heeft gelegd aan het niet verstrekken van de verzochte informatie. Voor zover verweerder in de mogelijke identificatie van individuele vergunninghouders een reden gelegen ziet om met toepassing van een in artikel 10 van de Wob gegeven weigeringsgrond alsnog af te zien van verdere verstrekking van informatie, dient verweerder dat in het nieuw te nemen besluit op bezwaar te motiveren. Eiser heeft voorts aangevoerd dat verweerder te laat op het verzoek om verstrekking van informatie heeft beslist, zodat een kostenvergoeding op zijn plaats is. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze stelling het volgende. De rechtbank overweegt ten eerste dat de term “herroepen” in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb niet in de weg staat aan toekenning van vergoeding voor de in bezwaar gemaakte kosten, indien het bezwaar is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 april 2006 (LJN: AW5535). Voorts is tussen partijen niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat verweerder niet binnen de termijnen, genoemd in artikel 6 van de Wob, op het verzoek van eiser om informatie heeft beslist. Verder is verweerder er naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte van uitgegaan dat eiser op enig moment heeft ingestemd met een overschrijding van de termijnen. Reeds uit het gegeven dat eiser bij brief van 16 mei 2007 bezwaar heeft gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om informatie heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank moeten afleiden dat eiser niet akkoord ging met een termijnoverschrijding. Uit het voorgaande volgt dat de weigering van verweerder om een vergoeding toe te kennen voor de kosten van het bezwaar, voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek om informatie, ondeugdelijk is gemotiveerd. Het bestreden besluit komt ook in zoverre voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder dient ook hierop te beslissen in het nieuw te nemen besluit op bezwaar met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat verweerder in het nieuw te nemen besluit op bezwaar eveneens dient te beslissen op het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten, voor zover dit bezwaar is gericht tegen het besluit van verweerder van 11 juli 2007. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 805 aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift; 1 punt voor het verschijnen ter zitting; 0,5 punt voor de op verzoek van de rechtbank gegeven reactie van 22 mei 2008, waarde per punt € 322). Verder ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte verletkosten ten bedrage van € 159,27 (3 uur maal het maximaal vergoedbare uurtarief van € 53,09). Tezamen gaat het om een bedrag van € 964,27. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in door eiser wegens het bijwonen van de zitting gemaakte reiskosten, nu ter zake geen bewijsstukken zijn overgelegd. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 964,27 en wijst de politieregio Gelderland-Midden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; bepaalt dat de politieregio Gelderland-Midden het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 143 aan hem vergoedt. Aldus gegeven door mr. E. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Woestenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2008. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Verzonden op: 14 juli 2008