Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8704

Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers116339
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vonnis na deskundigenbericht. Zelfs na herhaaldelijke lezing van de conclusie en de brieven is de rechtbank niet duidelijk welke concrete bezwaren gedaagden tegen het rapport heeft en met name niet welke consequenties gedaagden aan de bezwaren verbindt en op basis waarvan. Omdat de rechtbank voorshands niet uitsluit dat één of meerdere door gedaagden geuite bezwaren terecht wordt/worden voorgesteld stelt de rechtbank gedaagden in de gelegenheid haar bezwaren met de daaraan verbonden consequenties overzichtelijk en puntsgewijs aan de rechtbank kenbaar te maken in een akte, zonder producties.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 116339 / HA ZA 04-1397 Vonnis van 16 juli 2008 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres], gevestigd te [woonplaats], eiseres, procureur mr. A.T. Bolt, advocaat mr. M.S. Knippenberg te Enschede, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde], gevestigd te [woonplaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde]., gevestigd te [woonplaats], gedaagden, procureur mr. W.H.B.K. Brunet de Rochebrune, advocaat mr. ing. G.A.W.M. Wientjes te Nijmegen. Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 4 juli 2007 - het deskundigenbericht - de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres] - de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagden]. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De verdere beoordeling 2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij in eerdere tussenvonnissen heeft overwogen en beslist. In het tussenvonnis van 19 juli 2006 heeft de rechtbank overwogen dat op [eiseres] de bewijslast rust van haar stellingen dat de door [gedaagden] geleverde ventielen non conform zijn en dat de non conforme ventielen de oorzaak zijn van de lekkage van de installatie van IFF. De rechtbank heeft, nadat partijen in de gelegenheid waren gesteld zich hierover uit te laten, bij tussenvonnis van 4 juli 2007 dr.ir. D. Lutters (Universiteit Twente, CTW/OPM) benoemd als deskundige. Aan deze deskundige zijn de volgende vragen gesteld. 1. Kan worden vastgesteld en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid, of en zo ja in hoeverre de door [gedaagden] geleverde ventielen afwijken van het door [eiseres] aan [gedaagden] verstrekte voorbeeldventiel van KV Pneumatic BV (voorheen FAS Automation System BV)? Zo ja op welke punten/onderdelen? Zo ja, valt/vallen de afwijking/en binnen de daarvoor te hanteren toleranties conform de algemene eis van zorgvuldigheid en vakkundig maatwerk of een ander volgens u te hanteren norm voor toleranties? 2. Indien sprake is van afwijkende punten zoals bedoeld in vraag 1, kan worden vastgesteld en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid dat de afwijkende punten hebben geleid tot de lekkage in de installatie van IFF BV in 2003? 3. In hoeverre kan a) de al dan niet herhaalde (de)montage b) het gebruik c) een in de installatie van IFF mechanisch op de ventielen uitgeoefende kracht invloed hebben gehad op de in de installatie gebruikte ventielen? 4. In hoeverre hebben de verschillende onderdelen van de door [gedaagden] geleverde ventielen de werking of uiterlijke verschijning van die onderdelen onderling kunnen beïnvloeden? 5. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak? 2.2. Vervolgens heeft de deskundige een concept deskundigenrapport gedateerd november 2007 opgesteld. De advocaten van partijen hebben in de brieven d.d. 11 december 2007 (namens [eiseres]) en d.d. 21 december 2007 (namens [gedaagden]) op dit concept rapport gereageerd. De deskundige heeft vervolgens een definitief deskundigenrapport opgesteld gedateerd 30 januari 2008. Over de reacties van partijen op het rapport schrijft de deskundige in zijn brief van 30 januari 2008 het volgende. In het rapport zijn – in vergelijking met het conceptrapport – slechts enkele toevoegingen/nuanceringen aangebracht. De reden hiervoor is dat het ontvangen commentaar inhoudelijk de argumentatie en redeneringen niet of nauwelijks beïnvloedt. Bovendien heeft de ruime meerderheid van de ontvangen reacties betrekking op zaken die mijns inziens ter beoordeling van de rechtbank zijn of suggestief danwel tendentieus zijn. In dit rapport zou aandacht daarvoor slechts tot suggestieve (contextuele) argumentaties kunnen leiden. Om dezelfde reden is er in het onderzoek geen uitgebreide communicatie met IFF geweest; op basis van de beschikbare informatie schijnt een dergelijke communicatie subjectiviteit hier slechts in de hand te kunnen werken. 2.3. De conclusies van de deskundige in het deskundigenbericht met betrekking tot de vragen luiden als volgt. 1. Met uiterst grote waarschijnlijkheid is vastgesteld dat de door [gedaagden] gefabriceerde ventielen zowel geometrisch als materiaaltechnisch afwijken van de door KV Pneumatics geleverde ventielen. Volgens de deskundige vallen de geometrische afwijkingen niet en de materiaaltechnische verschillen wel binnen de te hanteren norm. 2. De in de geometrische analyse genoemde verschillen 1(plaats van de banaanvormige opening is anders), 2 (verschil in voorboordiameter) en 3 (waar kunststofdeel het membraan raakt is anders) kunnen elk afzonderlijk geleid hebben tot de genoemde lekkage. Het meest waarschijnlijk is een combinatie van de verschillen 2 en 3, waarbij door beide effecten afzonderlijk de kracht werkend op het membraan vergroot wordt. Wellicht afzonderlijk, maar meer waarschijnlijk gezamenlijk hebben deze effecten kunnen leiden tot de lekkage. Van verschil 1 is het zeer waarschijnlijk dat het – op langere termijn – lekkage zal veroorzaken omdat het verschil in geometrie direct een verschil in functie moet veroorzaken. De schroefdraad kan immers niet meer afdichtend zijn. 3. De vraag is moeilijk te beantwoorden omdat de membranen uit de lekkende ventielen ontbreken. Gezien de materiaalspecificatie is het onwaarschijnlijk dat de kunststof onderdelen zouden beschadigen door (de)montagehandelingen. Het is onwaarschijnlijk dat het gebruik van invloed is geweest op het ontstaan van de lekkage. Het is onlogisch om aan te nemen dat de in de installatie van IFF op de ventielen van [gedaagden] en een andere mechanische belasting is aangelegd dan op de ventielen geproduceerd door KV Pneumatics. 4. Met zeer grote waarschijnlijkheid kan gesteld worden dat het door [gedaagden] geleverde kunststof onderdeel wel degelijk zowel de werking als de uiterlijke verschijning van het ventiel heeft beïnvloed. 5. Het is in deze zaak van groot belang of de overeenkomst tussen partijen een geometrische of een functioneel gelijkwaardige versie van het voorbeeldventiel betrof. De deskundige stelt de vraag of [eiseres] er vanuit mocht gaan dat [gedaagden] over voldoende kennis beschikte om een geometrische kopie te leveren en of [eiseres] ervan uit mocht gaan dat [gedaagden] deze kennis ook kon toepassen. 2.4. Mr. Wientjes heeft in zijn brieven d.d. 18 februari 2008 en 21 april 2004 bezwaren geuit op het deskundigenrapport en het standpunt ingenomen dat de deskundige geen vergoeding toekomt. Mr. Van Knippenberg heeft in zijn brieven d.d. 20 februari 2008 en 22 april 2008 gereageerd op voorbedoelde brieven van mr. Wientjes en heeft onder meer gesuggereerd dat de rechtbank haar beslissing over de vergoeding voor de deskundige tegelijk neemt met een beslissing in deze zaak. Nadien hebben partijen geconcludeerd na deskundigenbericht en is vonnis bepaald. 2.5. Volgens [gedaagden] verschaft het rapport niet het verzochte inzicht omdat de deskundige een essentie van de opgedragen taak heeft laten liggen en andere onderwerpen wel heeft opgevoerd. [gedaagden] concludeert dat het deskundigenbericht inhoudelijk tekort schiet om de rechtbank voldoende voor te lichten bij de beantwoording van de in het tussenvonnis van 4 juli 2007 geformuleerde vragen. [eiseres] weerspreekt dit standpunt uitdrukkelijk. 2.6. De rechtbank stelt voorop dat de keuze voor een deskundige nu eenmaal de keuze voor zijn methoden impliceert en dat in het algemeen tussen deskundigen verschil van inzicht kan bestaan. Als er eenmaal door de rechtbank een deskundige is benoemd moet er naar het oordeel van de rechtbank in beginsel vanuit worden gegaan dat de deskundige alleen dan niet gevolgd kan worden als hij in redelijkheid niet tot zijn standpunt heeft kunnen komen doordat het kennelijk onjuist of onlogisch is en niet reeds omdat een andere, door een partij geraadpleegde deskundige tot een ander oordeel komt. Bovendien moet een deskundige de nodige vrijheid en zelfstandigheid worden gelaten om het onderzoek op de hem best voorkomende wijze te verrichten (Hoge Raad 20 september 1996, NJ 1997,328). Daarbij mag hij in bepaalde gevallen uitgaan van zekere veronderstellingen en feiten van algemene bekendheid mits hij duidelijk aangeeft in welke gevallen hij dit doet. Voorts geldt dat waar de deskundige in het rapport een zekere waarschijnlijkheidsmarge heeft aangehouden bij de beantwoording van de vragen, de rechtbank dit in overeenstemming acht met op hem rustende verplichting zijn taak ‘naar zijn beste weten’ uit te voeren, waarbij mede gelet op de vraagstelling, niet kan worden verwacht dat de deskundige absolute zekerheid verschaft over de antwoorden op de hem gestelde vragen. Hieruit vloeit voort dat de deskundige geen diepgaand onderzoek behoefde in te stellen naar – in zijn ogen – onwaarschijnlijke oorzaken. 2.7. De rechtbank was voornemens in het hierna volgende te beoordelen of de door [gedaagden] geuite kritiek op de inhoud van het deskundigenrapport tot het oordeel leidt dat de deskundige in redelijkheid niet tot zijn standpunt heeft kunnen komen, doordat het kennelijk of onjuist is. De rechtbank is thans echter tot een dergelijke beoordeling niet in staat. Daartoe wordt het volgende overwogen. De bezwaren van [gedaagden] zijn slechts deels opgenomen in de conclusie na deskundigenbericht. In de conclusie wordt namelijk tevens verwezen naar bezwaren geuit in eerdere correspondentie, namelijk de brief van 21 december 2007 aan de deskundige, de brief van 18 februari 2008 aan de rechtbank en de brief van 21 april 2008 aan de rechtbank. [gedaagden] stelt dat die brieven als herhaald en ingelast beschouwd moeten worden. Zelfs na herhaaldelijke lezing van de conclusie en de brieven is de rechtbank niet duidelijk welke concrete bezwaren [gedaagden] tegen het rapport heeft en met name niet welke consequenties [gedaagden] aan de bezwaren verbindt en op basis waarvan. Omdat de rechtbank voorshands niet uitsluit dat één of meerdere door [gedaagden] geuite bezwaren terecht wordt/worden voorgesteld stelt de rechtbank [gedaagden] in de gelegenheid haar bezwaren met de daaraan verbonden consequenties overzichtelijk en puntsgewijs aan de rechtbank kenbaar te maken in een akte, zonder producties. De rechtbank geeft daarbij aan dat zij in het na de akte(s) te wijzen vonnis voornemens is per – aan de deskundige gestelde – vraag op de bezwaren van [gedaagden] in te gaan. Een dergelijke opbouw van de akte zal de duidelijkheid van het standpunt van [gedaagden] ten goede komen. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld op de akte te antwoorden. 2.8. De rechtbank houdt in afwachting van de te nemen aktes elke beslissing aan. 3. De beslissing De rechtbank 3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 juli 2008 voor het nemen van een akte door [gedaagden] over hetgeen is vermeld onder r.ov. 2.7. 3.2. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2008.