Jurisprudentie
BD8642
Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.007.996/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.007.996/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Omgangsregeling. Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad toegewezen op grond van mogelijke noodtoestand.
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 juli 2008
Zaaknummer : 200.007.996/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-4925
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.H.R. Bruggeman,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W.P. den Hartog.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 23 mei 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 26 februari 2008, verbeterd bij beschikking van 28 maart 2008, en heeft voorts verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van die beschikking.
De vader heeft op 13 juni 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van moeder zijn bij het hof op 2 juli 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van vader is bij het hof op 3 juli 2008 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 9 juli 2008 is het verzoek wat betreft de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Meijer. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, – met wijziging in zoverre van een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 september 2001 – heeft bepaald dat [kind 1], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats], en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen, met ingang van 1 maart 2008 bij de vader zullen zijn:
- voor de duur van drie maanden eenmaal per veertien dagen op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 15.00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
- vervolgens voor de duur van vier maanden eenmaal per veertien dagen op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
- daarna eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt.
Voorts heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de moeder met ingang van de datum van deze beschikking de vader driemaal per jaar, te weten met Kerstmis, Pasen en de zomervakantie, schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen, alsmede eenmaal per jaar informatie over het vermogen van de kinderen en daarbij zal voegen een kopie van het laatste schoolrapport en een goed gelijkende recente kleurenfoto van elk van de kinderen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK
1. De vader betoogt dat de moeder geen belang heeft bij haar verzoek. De vader voert hiertoe aan dat, indien het schorsingsverzoek van de moeder wordt toegewezen, hij de naleving zal vorderen van de bij beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 september 2001 bepaalde omgangsregeling. Deze omgangsregeling kent, anders dan de bij de bestreden beschikking bepaalde omgangsregeling, geen gefaseerde opbouw en is derhalve verstrekkender voor de kinderen.
2. Het hof overweegt als volgt. Van een daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de omgangsregeling zoals bepaald bij genoemde beschikking van 19 september 2001 is vooralsnog geen sprake, nu niet zeker is of de man zal overgaan tot de executie hiervan en niet zonder meer vaststaat dat de oorspronkelijke beschikking nog voor tenuitvoerlegging vatbaar is, nu de vader daarvan zelf wijziging heeft gevraagd en de omstandigheden sedertdien zijn gewijzigd. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de moeder op dit moment geen belang toekomt bij haar schorsingsverzoek.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
3. In geschil is thans de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.
4. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te schorsen, totdat het hof een uitspraak in hoger beroep heeft gedaan, althans tot een tijdstip als het hof in goede justitie meent te moeten bepalen.
5. De vader verzoekt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen.
6. De moeder stelt dat in de bestreden beschikking sprake is van een juridische dan wel feitelijke misslag. De moeder betoogt dat er sprake is van een juridische misslag, nu de rechtbank heeft miskend dat er zwaarwegende argumenten zijn die in de weg staan aan de omgang tussen de vader en de kinderen. De moeder voert hiertoe aan dat de kinderen ter terechtzitting van de rechtbank hebben verklaard dat zij geen omgang met de vader wensen. Uit de bestreden beschikking blijkt niet dat de rechtbank deze verklaringen heeft betrokken bij haar beslissing. Voorts stelt de moeder dat er sprake is van een feitelijke misslag, nu het in onderhavige geval, waarin er gedurende vijf jaren geen contact tussen de vader en de kinderen is geweest, in de rede had gelegen om de Raad voor de Kinderbescherming een rapport te laten uitbrengen. Ten slotte betoogt de moeder dat tenuitvoerlegging van de omgangsregeling zal leiden tot een (psychische) noodtoestand bij de kinderen. De moeder voert hiertoe aan dat de kinderen, in het bijzonder [kind 1], duidelijk te kennen hebben gegeven dat zij geen contact willen met de vader en [kind 1] voorts heeft gesteld dat zij zich aan de omgang zal onttrekken.
7. De vader bestrijdt het verzoek van de moeder.
8. Het hof overweegt als volgt. Schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad kan slechts indien tenuitvoerlegging van de betreffende uitspraak misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Daarvan kan sprake zijn indien de bestreden beschikking op een juridische of feitelijke misslag berust of er een noodtoestand ontstaat op grond van na de bestreden beschikking voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden. Van een misslag is het hof vooralsnog niet gebleken. Dat de moeder het inhoudelijk niet eens is met de bestreden beschikking biedt daarvoor onvoldoende grond. Voor het overige is het hof, anders dan de kort gedingrechter bij vonnis in kort geding van 18 juni 2008 heeft overwogen, van oordeel dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tenuitvoerlegging van de omgangsregeling op dit moment en onder de huidige omstandigheden naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een (psychische) noodtoestand bij de kinderen. Het hof neemt hiertoe in aanmerking dat de kinderen 15 en 12 jaar oud zijn, tussen de kinderen en de vader gedurende zes jaren nagenoeg geen contact is geweest, de kinderen, in het bijzonder [kind 1], angst hebben voor het contact met de vader. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen bij schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking zwaarder dient te wegen dan het belang van de vader bij de uitvoerbaarheid daarvan, totdat ten gronde zal zijn beslist.
BESLISSING
Het hof:
wijst toe het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad;
bepaalt dat de behandeling van het hoger beroep zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum, waarvoor partijen nog een afzonderlijke oproep zullen ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Mos-Verstraten en Van Leuven, bijgestaan door mr. Van Elden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2008.