Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8623

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/66 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Korting op AOW-pensioen en toeslag. Bij een verhuizing naar het buitenland ligt het primair op de weg van de betrokkene om zich volledig te laten informeren omtrent alle mogelijke gevolgen.


Uitspraak

07/66 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats], Duitsland (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2006, 04/3219 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 24 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft appellant nog enkele brieven aan de Raad gezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2008. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.N.P. Akkerman. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant is [in] 1939 in Nederland geboren. In september 1968 is appellant verhuisd naar Duitsland, alwaar hij sindsdien woont. In 1970 is appellant gehuwd met [naam echtgenote], geboren [in] 1945, die nimmer in Nederland heeft gewoond. Appellant is enige jaren in loondienst werkzaam geweest in Duitsland. Nadat hij arbeidsongeschikt was geworden is aan hem vanaf 1 juli 1974 een Duitse Erwerbsunfähigkeitsrente toegekend en vanaf 20 augustus 1974 een Nederlandse - pro-rata - WAO-uitkering. 1.2. De Svb heeft bij besluit van 19 maart 2004 aan appellant met ingang van 1 november 2004 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend ter hoogte van 28% van het volledige pensioen, alsmede een toeslag ter hoogte van 12% van de volledige toeslag. Daarbij is de Svb ervan uitgegaan dat appellant vanaf september 1968 tot zijn 65e verjaardag niet meer verzekerd is geweest krachtens de AOW en dat zijn echtgenote nimmer verzekerd is geweest krachtens die wet. 1.3. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 8 juli 2004 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. 2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 2.2. In hoger beroep heeft appellant, kort samengevat, aangevoerd dat hij niet is geïnformeerd over de gevolgen van zijn verhuizing voor zijn aanspraak op AOW-pensioen en -toeslag. Appellant meent dat de Svb hem daarover had moeten informeren, dan zou hij ook geweten hebben dat op de WAO-uitkering premie voor de AOW-verzekering ingehouden zou kunnen worden. 3.1. De Raad stelt voorop dat hij zich geheel kan verenigen met hetgeen de rechtbank heeft overwogen omtrent de vraag of de Svb terecht heeft beslist dat appellant vanaf 10 september 1968 tot zijn 65e verjaardag niet meer verzekerd is geweest krachtens de AOW. Na zijn verhuizing naar Duitsland was appellant geen ingezetene meer van Nederland en hij heeft sindsdien ook geen werkzaamheden verricht in Nederland terzake waarvan hij aan de loonbelasting was onderworpen. Ook op grond van de achtereenvolgens van toepassing geweest zijnde besluiten inzake de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden krachtens de volksverzekeringen, is appellant vanaf het moment dat aan hem in augustus 1974 een pro-rata WAO-uitkering was toegekend niet verplicht verzekerd geworden krachtens de AOW, omdat hij tevens een soortgelijke Duitse uitkering ontving. 3.2. De korting op het ouderdomspensioen van 72% is derhalve terecht vastgesteld. Zulks geldt evenzeer voor de korting op de toeslag van 88%, nu de echtgenote van appellant nimmer verzekerd is geweest krachtens de AOW en op grond van artikel 13, tweede lid, onder a, van de AOW voor de korting op de toeslag bepalend is het aantal jaren dat de partner van de pensioengerechtigde na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar en vóór het bereiken van de 65e verjaardag van de pensioengerechtigde niet verzekerd is geweest krachtens de AOW. 3.3. Ook ten aanzien van de stelling van appellant, dat hij onvoldoende is geïnformeerd door de Svb over de gevolgen van zijn verhuizing voor de aanspraak op een pensioen krachtens de AOW, kan de Raad zich geheel verenigen met hetgeen de rechtbank daaromtrent heeft overwogen. Bij een verhuizing naar het buitenland ligt het primair op de weg van de betrokkene om zich volledig te laten informeren omtrent alle mogelijke gevolgen. Niet is gebleken dat appellant zich voor of na 1968 heeft ingespannen om informatie te verkrijgen omtrent zijn Nederlandse pensioenaanspraken na de verhuizing naar Duitsland. Voorts is gesteld noch gebleken dat door de Svb aan appellant onjuiste informatie is verschaft over de consequenties van een verhuizing naar het buitenland. 3.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2008. (get.) T.L. de Vries. (get.) C. de Blaeij. OA