Jurisprudentie
BD8583
Datum uitspraak2008-07-28
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845004-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845004-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Promis vonnis.
Het verrichten van seksuele handelingen door een 31-jarige persoon met een 15-jarige persoon is in strijd met de sociaal-ethische norm, zoals bedoeld bij het strafbaar stellen van een dergelijke gedraging in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Van belang is de bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen. Seksueel binnendringen (mits sociaal-ethisch niet aanvaard, zoals in deze zaak het geval is) is een vorm van ontuchtig handelen en daaraan doet verdachtes verstandelijk functioneren op een leeftijd die lager is dan zijn kalenderleeftijd niet af.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845004-08
Datum uitspraak: 28 juli 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2008 en van 18 april 2008.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van onderstaande tenlastelegging, aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 maart 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 18 april 2008 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 04 januari 2008 te Oss door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer1], hebbende verdachte met zijn vinger(s) en/of zijn penis de vagina van [slachtoffer1] binnengedrongen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte [slachtoffer1] aan haar arm heeft meegetrokken en/of op [slachtoffer1] is gaan zitten/liggen en/of (daarbij) zijn benen om het lichaam van [slachtoffer1] heeft vastgeklemd en/of haar met zijn hand(en) (met kracht) tegen het bed heeft gedrukt (gehouden) en/of (met kracht) met zijn hand(en) haar armen in bedwang gehouden heeft en/of misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of geestelijke overwicht (door het verschil in leeftijd tussen hem, verdachte, en [slachtoffer1]) op [slachtoffer1] en/of (aldus) voor [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2008 te Oss met [slachtoffer1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer1], hebbende verdachte met zijn vinger(s) en/of zijn penis de vagina van [slachtoffer1] binnengedrongen;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie:
Het standpunt van de raadsman van verdachte.
Cliënt is herhaaldelijk gehoord bij de politie. Hiervan zijn geluidsopnamen gemaakt. De tekst van het verhoor van cliënt bij de politie, zoals weergegeven in de processen-verbaal, komt niet geheel overeen met hetgeen op de geluidsband is opgenomen. Daarnaast heeft de moeder van cliënt voorafgaand aan de verhoren bij de politie contact opgenomen met de politie en heeft hun gevraagd rekening te houden met zijn (verstandelijke) beperkingen.
De verbalisanten hebben geen rekening gehouden met de beperkingen van cliënt en hij is door hen onjuist ondervraagd over het tenlastegelegde, waarbij de verbalisanten veel te gemakkelijk van een waarheidsgetrouwe verklaring van het slachtoffer zijn uitgegaan. De verbalisant heeft daarnaast zinnen opgenomen in het proces-verbaal, die cliënt helemaal niet uit zichzelf heeft gezegd.
Naar de mening van de verdediging zijn de geschetste schendingen van de rechten van de verdediging zodanig dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De rechten van de verdediging zijn in deze strafzaak niet geschonden. De verbalisanten hebben de verdachte zo goed als mogelijk verhoord. Ze hebben alles op band opgenomen, waardoor het verhoor van verdachte volledig controleerbaar is. Er is zeker geen sprake van opzet bij de weergave in het proces-verbaal, een weergave die woordelijk is voorgelezen aan verdachte en waartegen hij geen bezwaar heeft gemaakt. Niet wordt betwist dat – achteraf – kritiek mogelijk is op de wijze van verhoor van verdachte. De officier van justitie is van mening dat het verweer van de raadsman niet kan slagen en het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.
De rechtbank overweegt het navolgende.
De rechtbank constateert dat in de onderhavige strafzaak geen onherstelbaar vormverzuim aan de orde is. De door de raadsman van verdachte bedoelde verhoren van verdachte zijn op een geluidsband opgenomen en op verzoek van de rechtbank alsnog woordelijk uitgewerkt in een verbatim proces-verbaal. Hierdoor is een reconstructie van het verhoor van de verdachte mogelijk gebleken.
Met de kennis van nu is in deze strafzaak sprake geweest van een ongelukkige wijze van verhoor van verdachte, maar daarbij is niet gebleken dat de verbalisanten doelbewust of op grove wijze de rechten van verdachte hebben geschonden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat het aanbeveling verdient bij het horen van verdachten met een aanzienlijke en kenbare (verstandelijke) beperking, zoals in de onderhavige strafzaak, - zeker bij een verdenking van ernstige delicten - een gedragsdeskundige te betrekken of verdachte te laten horen door (een) op het gebied van het verhoren van (een) zwakbegaafde verdachte(n) opgeleide verhoorder(s).
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen tot schorsing van de vervolging heeft de rechtbank niet geconstateerd.
De processtukken.
De voor deze strafzaak relevante processtukken zijn:
* Het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Noord, dossiernummer PL2146/08-010186, afgesloten d.d. 26 januari 2008, aantal doorgenummerde bladzijden 102 [hierna verder genoemd: p.v.];
* Het dossier van de rechter-commissaris bekend onder RC-nummer 08/43, inhoudend een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte en een deskundigenrapportage omtrent de verhoren van verdachte bij de politie;
* De voorlichtingsrapportage van de Reclassering d.d. 18 april 2008;
* Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april 2008;
* Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2008.
De bewijsmotivering.
De vaststaande feiten.
Verdachte is geboren op 21 juli 19761. Het slachtoffer is geboren op 28 december 19922.
Ten tijde van het tenlastegelegde feit was het slachtoffer 15 jaar oud. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde feit 31 jaar oud. Op 4 januari 2008 heeft verdachte in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] seksuele gemeenschap gehad met het slachtoffer3. Verdachte heeft met zijn vinger en met zijn geslachtsdeel de vagina van het slachtoffer gepenetreerd4.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De officier van justitie heeft onder meer het navolgende aangevoerd.
Verdachte heeft op 4 januari 2008 seksuele gemeenschap gehad met [slachtoffer1]. [slachtoffer1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte hierbij geweld tegen haar heeft gebruikt. Verdachte heeft hierover wisselende verklaringen afgelegd. Uit de uitgewerkte processen-verbaal van verhoor van verdachte blijkt dat verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer1] aan de ene kant wel seks met verdachte wilde en aan de andere kant niet.
Ik zal de conclusie van de deskundige, dr. R. Horselenberg, volgen. Bij het gebeuren op 4 januari 2008 tussen verdachte en het slachtoffer zijn verder geen getuigen aanwezig geweest en tevens is er geen letsel bij het slachtoffer geconstateerd.
Het openbaar ministerie is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder primair tenlastegelegde verkrachting van [slachtoffer1].
De raadsman heeft ter terechtzitting onder meer aangevoerd.
Cliënt bekent dat hij op 4 januari 2008 seksuele gemeenschap heeft gehad met [slachtoffer1]. Hij geeft aan dat zij dit zelf ook wilde.
Door de wijze waarop de verklaringen van cliënt bij de politie zijn afgenomen kunnen deze niet als die van een bekennende verdachte worden meegenomen voor het bewijs ten aanzien van het primair tenlastegelegde. Dan blijft slechts de belastende verklaring van [slachtoffer1] staan. Ik ben van mening dat er dan slechts één bewijsmiddel is, zodat vrijspaak moet volgen.
De rechtbank overweegt het navolgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusie van de deskundige dr. R. Horselenberg.
Hij geeft aan dat door de factoren die hij in zijn rapportage heeft besproken naar aanleiding van de verhoren van de verdachte een reële mogelijkheid bestaat dat de verdachte bij de politie een verklaring heeft afgelegd die geen juiste weergave inhoudt van hetgeen die dag werkelijk heeft plaatsgevonden5.
De getuige-deskundige, mevrouw L.A.M. van Balgooij-Broeders, heeft ter terechtzitting van
14 juli 2008 onder meer verklaard dat verdachte gemakkelijk te beïnvloeden is, impulsief handelt en door zijn verstandelijke beperkingen geen inzicht heeft in sociale aspecten. Hij zal bij gesloten vragen steevast kiezen voor de laatste keuze. Hij begrijpt de taal niet en hij begrijpt gedrag in het algemeen niet6.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de processen-verbaal van verhoor van verdachte7, van de verbatim uitgewerkte verhoren van verdachte, de verklaring van het slachtoffer8 en van alle omstandigheden rond de persoon van de verdachte9, ook ter terechtzitting van 14 juli 2008, op het punt van het geweld in deze strafzaak.
Gelet op het vorenstaande en gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft overwogen, heeft de rechtbank onvoldoende overtuiging voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, omdat er naast de aangifte van het slachtoffer geen aanvullend bewijs is voor (bedreiging met) geweld en/of andere feitelijkheden door verdachte.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder primair is tenlastegelegd.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd.
Cliënt oogt wel als een volwassen man, maar verstandelijk functioneert hij op tienerniveau. Hierdoor is in de onderhavige strafzaak als het ware sprake geweest van seksueel contact tussen twee tieners. Cliënt had er geen weet van wat hij eigenlijk zomaar even met [slachtoffer1] heeft gedaan. Cliënt is dan niet strafbaar voor zijn handelen, omdat geen sprake is van ontuchtige handelingen.
De rechtbank overweegt het navolgende.
De rechtbank vat het verweer van de raadsman op als een bewijsverweer, omdat de raadsman aanvoert dat er geen sprake zou zijn geweest van ontuchtige handelingen.
Het verrichten van seksuele handelingen door een 31-jarige persoon met een 15-jarige persoon is in strijd met de sociaal-ethische norm, zoals bedoeld bij het strafbaar stellen van een dergelijke gedraging in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Van belang is de bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen. Seksueel binnendringen (mits sociaal-ethisch niet aanvaard, zoals in deze zaak het geval is) is een vorm van ontuchtig handelen10 en daaraan doet verdachtes verstandelijk functioneren op een leeftijd die lager is dan zijn kalenderleeftijd niet af.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van subsidiair:
op 4 januari 2008 te Oss met [slachtoffer1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer1], zijnde verdachte met zijn vinger en zijn penis de vagina van [slachtoffer1] binnengedrongen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte niet strafbaar zou zijn, omdat verdachte een verstandelijk niveau gelijk aan het verstandelijk niveau van de minderjarige [slachtoffer1] zou hebben, waardoor geen sprake is geweest van ontuchtige handelingen en ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en verwijst hierbij naar hetgeen zij hiervoor bij de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde heeft overwogen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor het bewezenverklaarde.
De strafmotivering.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 210 dagen waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt dat verdachte zal deelnemen aan een cognitieve vaardigheden training (CoVa+) en hij zich zal laten begeleiden door Bestek BV.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde straf veel te hoog is, maar zal zich ten aanzien van een eventuele strafoplegging refereren aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ten bezware van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Het slachtoffer bevond zich, omdat zij van huis was weggelopen en om die reden een plaats ter overnachting nodig had, in een afhankelijke positie ten opzichte van de verdachte. Mede hierdoor en door haar jeugdige leeftijd was zij minder weerbaar, hetgeen verdachte wist. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde.
Hiertegenover staat dat de rechtbank kennis heeft genomen van omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten door drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog, van
2 april 2008 en van drs. M. Drost, psychiater, van 20 maart 2008. Daaruit blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare feit in licht verminderde mate aan hem kan worden toegerekend.
Het rapport van drs. A.F.J.M. Zwegers houdt onder meer, zakelijk weergegeven, in dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van een aandachttekortstoornis (ADHD) die echter adequaat met medicatie wordt behandeld. Verder is er sprake van zwakbegaafdheid. De gebrekkige ontwikkeling (zwakbegaafdheid) was van invloed, zodanig dat het strafbare feit daaruit gedeeltelijk verklaard zou kunnen worden. Door de verstandelijke beperkingen is betrokkene niet goed in staat om de reikwijdte van zijn handelen te overzien en kan hij daaraan ook niet goed een motief tot beheersing ontlenen. Vermoedelijk heeft hij zich in het contact met aangeefster gelijkwaardig en minder angstig gevoeld. Het is aannemelijk dat mede daardoor de drempel naar seksuele toenadering tot aangeefster werd verlaagd. Dit gebeurde in bovengemiddelde mate. Het is te adviseren om het tenlastegelegde in licht verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen11.
Het rapport van drs. M. Drost houdt onder meer, zakelijk weergegeven, in dat er bij onderzochte een ziekelijke stoornis aanwezig is in de zin van een aandachttekortstoornis met hyperactiviteit, vermoedelijk van het gecombineerde type. Tevens bestaat er een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een vertraagde persoonlijkheidsontwikkeling, die niet tot een leeftijdsadequaat niveau is geraakt. Zowel de ziekelijke stoornis (ADHD) als de gebrekkige ontwikkeling was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard kan worden.
Door de verstandelijke handicap doorziet onderzochte situaties en mensen minder goed dan de gemiddelde persoon. Onderzochte reageert impulsief en denkt pas achteraf aan de gevolgen. Hij zal gemakkelijk ingaan op een verzoek om een onbekende te helpen, zonder na te denken over de daaraan verbonden risico’s. Hiermee wil niet gezegd zijn dat onderzochte heel weinig van de seksuele connotatie van de situatie voorafgaande aan het tenlastegelegde heeft begrepen. Wel kan worden gezegd dat hij zich eerder dan een gemiddeld persoon in een risicosituatie begeeft, waarin seksueel contact met een minderjarige kan plaatsvinden en dat hij ook minder zijn (seksuele) impulsen in die situatie zal kunnen negeren of beheersen.
De stoornissen van onderzochte waren aanwezig bij het tenlastegelegde en deze hebben zijn gedrag in algemene zin beïnvloed. Daarom acht rapporteur het vanuit psychiatrische optiek verantwoord om te adviseren onderzochte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen12.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank is van oordeel dat in deze strafzaak aan het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf een langere proeftijd dan voor de duur van twee jaar verbonden moet worden. Hierdoor kan voor een langere periode ‘controle’ worden gehouden op verdachte.
Op de terechtzitting van 14 juli 2008 heeft de begeleidster van verdachte, [begeleidster] van Bestek BV, aangegeven dat verdachte eenvoudig in soortgelijke situatie terecht kan komen. Gelet daarop en op verdachtes persoonlijkheid zoals die blijkt uit de omtrent hem opgemaakte rapporten en het onderzoek ter terechtzitting oordeelt de rechtbank dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Teneinde de kans op herhaling te beperken is het noodzakelijk dat de reclassering, aangevuld met begeleiding door Bestek BV, zich langere tijd met verdachte bemoeit.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is met name gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 245.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van subsidiair:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt deelname aan een Cognitieve Vaardigheidstraining (CoVa+) en/of deelname aan een door de GGZ te bieden vergelijkbare training.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 16 mei 2008 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 28 juli 2008.
1 Zie verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2008
2 Zie p.v. pagina’s 42 en 43
3 Zie verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2008 en p.v. pagina 34
4 Zie p.v. pagina 73
5 Zie deskundigenrapportage van dr. R. Horselenberg van 10 juli 2008, pagina 9
6 Zie verklaring van getuige-deskundige ter zitting van 14 juli 2008
7 Zie p.v. pagina’s 72, 73, 74, 80 en 81
8 Zie p.v. pagina’s 34 en 35
9 Zie voorlichtingsrapport d.d. 18 april 2008 van rapporteur P. Backus
10 Zie de toelichting bij de vijfde Nota van wijziging, Kamerstukken II 1990/91, 20 930, nummer 14, pagina 2
11 Zie rapportage van drs. A.F.J.M. Zwegers van 2 april 2008, pagina’s 12 en 13
12 Zie rapportage van drs. M. Drost van 20 maart 2008, pagina’s 9 en 10