Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8534

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/510423-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een 29-jarige verdachte heeft gedurende een aantal jaren twee affectieve relaties gehad, welke uitmondden in mishandelingen. Verdachte maakte misbruik van de affectieve gevoelens die de slachtoffers voor hem voelden, intimideerde hen en zette hen onder druk. Het tweede slachtoffer dwong hij tot het maken van afspraken teneinde zich te prostitueren. Door zo te handelen heeft verdachte op een uiterst verwerpelijke manier de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers schade toegebracht. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk wegens mensenhandel, mishandeling, bedreiging en het aanwezig hebben van XTC.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer : 11/510423-07 Zittingsdatum : 10 juli 2008 Uitspraak : 24 juli 2008 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren in 1978, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande, thans gedetineerd in de P.I. Zuid- West, locatie De Dordtse Poorten te Dordrecht. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij. 1. De tenlastelegging Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 31 mei 2007 te Dordrecht en/of te Amsterdam en/of schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) in die periode met die cocaïne vanuit Argentinië (via Spanje) naar Nederland gevlogen; 2. hij in of omstreeks de periode van 20 april 2007 tot en met 14 december 2007 te Dordrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelhe(i)d(en), namelijk 6,02 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. primair hij in of omstreeks de periode van 1 mei tot en met 31 juli 2007 te Dordrecht en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]meermalen, althans eenmaal, (met een (bak)steen, althans een stenen voorwerp) in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl uitvoering van dat voor genomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair hij in of omstreeks de periode van 1 maart tot en met 31 oktober 2007 te Dordrecht meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer 1], - heeft geslagen en/of geschopt en/of - met een steen en/of een tegel, althans een stenen voorwerp tegen het lichaam heeft geslagen en/of - (hardhandig) heeft vastgebonden (met tie-raps), waardoor deze pijn en/of letsel heeft bekomen; 4. hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot en met 31 oktober 2007 te Dordrecht [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1]een vuurwapen op/tegen het hoofd gehouden en/of getoond en/of (een) mes(sen) in de richting van die [slachtoffer 1]gegooid en/of gehouden en/of getoond en/of die [slachtoffer 1]de woorden toegevoegd "ik maak je af en/of ik verbrand je en/of ik sla je en/of ik begraaf je" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; 5. hij in of omstreeks de periode van 20 april 2007 tot en met 31 juli 2007 te Dordrecht en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal [slachtoffer 1] en/of een of meerdere ander(en) door dwang, geweld en/of door dreiging met geweld en/of door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]en/of die ander(en), te weten het laten verrichten van seksuele diensten tegen betaling, namelijk door: - het (meermalen) (dreigen met) slaan van die [slachtoffer 1]; - het (meermalen) verbaal en/of met (een) vuurwapen(s) en/of (een) mes(sen) bedreigen van die [slachtoffer 1]; - het (meermalen) vastbinden van die [slachtoffer 1]; - het (meermalen) aan die [slachtoffer 1]opdringen van ruwe seksuele handelingen en geslachtsgemeenschap; - het controleren en/of regelen en/of toezicht houden op het regelen van de prostitutie-afspraken van die [slachtoffer 1]; - het afnemen en/of aan hem laten afstaan van het door die [slachtoffer 1]in de prostitutie verdiende geld; terwijl die [slachtoffer 1]zich door voornoemde bedreigingen en/of (dreiging met) geweld en/of feitelijkheden en/of door haar verliefdheid op hem, verdachte, zich in een kwetsbare en afhankelijke positie van hem bevond; 6. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 januari 2005 te Almere en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend een persoon, [slachtoffer 2], heeft geschopt en/of getrapt en/of (met de vuist) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 7. hij in of omstreeks 1 januari 2002 tot en met 1 januari 2005 te Almere en/of elders in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend deze [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3]en/of anderen (een) mes(sen) getoond en/of deze (daarbij) opzettelijk dreigend toegevoegd dat hij de keel van de dochter van [slachtoffer 2] zou doorsnijden en/of dat hij iedereen zou neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft -het onder de feit 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd. 3.3 De vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 2], [adres en woonplaats] Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 763,70, ter zake van materiële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1, 3 primair en 4 ten laste is gelegd. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van die feiten. Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd nu de aangifte van [slachtoffer 1] onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. De rechtbank heeft met betrekking tot feit 1 als volgt overwogen1. Onder 1 is aan verdachte ten laste gelegd - kort gezegd - dat hij in de maand mei 2007 vanuit Argentinië (via Spanje) een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Uit het dossier volgt dat verdachte op 4 mei 2007 gebruik heeft gemaakt van een vlucht vanaf Schiphol naar Madrid, op weg naar Buenos Aires, Argentinië (AH 1.6). De verdachte heeft enkele dagen in Buenos Aires verbleven en is in de loop van de maand mei 2007 in Nederland teruggekeerd (AG 1.1). Niet vast is komen te staan echter dat verdachte of een medeverdachte cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht vanuit Argentinië (via Spanje). De verklaring daaromtrent van [slachtoffer 1] (AG 1.1.) wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 2. op14 december 2007 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid namelijk 6,02 gram, van een materiaal bevattende MDMA , zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 3. subsidiair in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober 2007 te Dordrecht meermalen opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer 1], - heeft geslagen en/of geschopt en/of - met een steen tegen het lichaam heeft geslagen en/of - hardhandig heeft vastgebonden met tie-raps, waardoor deze pijn en/of letsel heeft bekomen; 5. in de periode van 20 april 2007 tot en met 31 juli 2007 te Dordrecht en/of elders in Nederland [slachtoffer 1] door geweld en/of door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] te weten het laten verrichten van seksuele diensten tegen betaling, namelijk door: - het meermalenslaan van die [slachtoffer 1]; - het controleren en/of regelen en/of toezicht houden op het regelen van de prostitutie-afspraken van die [slachtoffer 1]; - het afnemen en/of aan hem laten afstaan van het door die [slachtoffer 1]in de prostitutie verdiende geld; terwijl die [slachtoffer 1]zich door voornoemd geweld en/of voornoemde feitelijkheden en/of door haar verliefdheid op hem, verdachte, zich in een kwetsbare en afhankelijke positie van hem bevond; 6. in (of omstreeks) de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 januari 2005 te Almere en/of elders in Nederland meermalen opzettelijk mishandelend een persoon, [slachtoffer 2], heeft geschopt en/of getrapt en/of (met de vuist) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 7. op een tijdstip gelegen in de periode van 19 november 2002 tot en met 1 januari 2003 te Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend deze [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] een mes getoond en deze daarbij opzettelijk dreigend toegevoegd dat hij iedereen zou neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.4 Nadere bewijsmotivering Ten aanzien van feit 3 Onder 3. subsidiair is ten laste gelegd de mishandeling van [slachtoffer 1] in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 oktober 2007 door het slaan en schoppen van [slachtoffer 1], het slaan met een steen tegen haar lichaam en het haar vastbinden (met tie-raps). Door en namens verdachte is betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van dit feit. Daartoe is aangevoerd dat niet valt uit te sluiten dat aangeefster [slachtoffer 1]ten gevolge van mishandeling door een ander dan verdachte kwetsuren heeft opgelopen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt 2. In het dossier bevindt zich een aangifte van [slachtoffer 1]waarin zij uitgebreid en gedetailleerd verklaart over de mishandelingen gepleegd door verdachte (AG 1.1). De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaringen van: - [naam]de zus van aangeefster. Deze verklaart van aangeefster te hebben gehoord dat aangeefster door verdachte werd mishandeld en dat zij, nadat zij telefonisch getuige was geweest van een ruzie tussen verdachte en aangeefster, zag dat aangeefster verwondingen had aan haar lip en blauwe plekken op de armen (AG 1.2); - [naam], de moeder van aangeefster, waarin zij verklaart in de ten laste gelegde periode gezien te hebben dat de armen van aangeefster vol blauwe plekken zaten (AG 1.4); - [naam], de ex-partner van aangeefster. [naam]verklaart dat hij in de ten laste gelegde periode vaker blauwe plekken bij aangeefster heeft waargenomen en dat hij van aangeefster hoorde dat de verdachte, haar had geslagen.(AG 1.8). De letselverklaring van 31 oktober 2007 houdt onder meer in dat letsel is waargenomen op de handen, polsen, armen, benen, rug en gezicht van aangeefster en dat dit letsel is veroorzaakt door uitwendig botsend en/of schurend geweld en/of door bijvoorbeeld zogenoemde tie-raps (AG 1.1.a). De stelling van de verdediging dat de mishandeling van [slachtoffer 1] kan zijn gepleegd door een onbekende derde is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk gemaakt. De rechtbank verwerpt het verweer. Ten aanzien van feit 5 Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het slachtoffer [slachtoffer 1] zich met prostitutie bezighield maar heeft ten stelligste ontkend daar iets mee te maken te hebben of haar te hebben gedwongen zich te prostitueren. De rechtbank overweegt in dit verband dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij verschillende seksuele relaties heeft gehad, maar dat zij, voordat zij verdachte leerde kennen, zich niet met prostitutie bezig heeft gehouden. Ten tijde van haar contacten met verdachte heeft verdachte, aldus het slachtoffer, afspraakjes voor haar geregeld en kwam hij ook zelf wel eens met klanten (AG 1.9, blz. 10 en 11). Zij geeft aan ook zelf afspraken te hebben gemaakt. Dit was, aldus het slachtoffer, uit angst voor verdachte (AG 1.9 pag. 11). In haar verklaring bij de rechter-commissaris op 6 juni 2008 bevestigt zij als getuige: [naam verdachte] was degene die dat contact had geregeld. Ik moest dat van hem doen........[naam verdachte] had altijd een bepaalde macht over mij. Op een gegeven moment krijg je een soort overlevingsstrategie. Je bent gewoon bang om hem boos te maken en daarom doe je wat [naam verdachte] wil." Verdachte heeft verklaard dat hij een afspraak voor [salchtoffer1]met een zekere [naam] heeft gemaakt omdat hij wat informatie wilde over wat [salchtoffer1]en [naam] zouden uitspoken (verhoor verdachte d.d. 16 december 2007, pag. 8). De rechtbank overweegt dat uit telefoontap (4 december 2007, onderwerp 469) blijkt dat verdachte deze afspraak voor het slachtoffer heeft gemaakt, dat verdachte deze persoon voor het slachtoffer had uitgezocht, dat het slachtoffer vraagt wat de bedoeling is, dat zij 'geen harde shit wil', dat zij vraagt 'waar heb je me ingedouwd', dat zij zegt "ik neuk niet" en dat zij graag had gewild dat verdachte haar van tevoren op de hoogte had gesteld van deze afspraak. Verdachte zegt wat het slachtoffer bij deze [naam] moet doen, hoe ze hem geld kan aftroggelen en zegt haar nadrukkelijk zich te gedragen. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat verdachte tenminste één contact voor het slachtoffer heeft gelegd met de bedoeling dat het slachtoffer zich zou prostitueren. Ook gaf hij haar instructies voor wat zij al dan niet moest doen. Verdachte heeft het slachtoffer aldus onder druk gezet en haar tot prostitutie gebracht. Het verweer van verdachte dat het slachtoffer al in de prostitutie zat en dat hij haar juist daaruit heeft willen halen, vindt geen enkele onderbouwing in het dossier en dient derhalve te worden verworpen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: 2. OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; 3. subsidiair MISHANDELING, meermalen gepleegd; 5. MENSENHANDEL; 6. MISHANDELING, meermalen gepleegd; 7. BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT. 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van een aantal jaren affectieve relaties gehad met de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Uit verklaringen van genoemde slachtoffers blijkt dat hun relatie met verdachte een gewelddadig karakter had en regelmatig uitmondde in bedreiging en mishandeling. Opvallend is dat uit de verklaringen van beide slachtoffers naar voren komt dat zij hun relatie met verdachte 'dubbel' beleefden. Aan de ene kant was er genegenheid voor elkaar (het met elkaar de liefde bedrijven) en aan de andere kant geweld (mishandeling in de vorm van slaan en schoppen en bedreiging met gewelddadigheden). Ondanks dat er sprake was van affectieve gevoelens tussen de slachtoffers en de verdachte, ontstaat het beeld dat de vrouwen de gewelddadigheden accepteerden en ondergingen omdat zij voelden dat zij geen kant meer uit te konden doordat zij zich totaal van verdachte afhankelijk voelden en onder druk van hem stonden. De slachtoffers twijfelden aan zichzelf, hadden tegenstrijdige gevoelens, zaten met zichzelf in de knoop en wisten niet goed meer wat zij moesten doen. Onder deze omstandigheden heeft verdachte zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 2] en mishandeling van zijn latere vriendin [slachtoffer 1], inmiddels eveneens ex-vriendin van verdachte. De mishandelingen vonden veelal plaats in de huiselijke sfeer en gingen vaak gepaard met grof geweld en intimidatie van de slachtoffers. Verdachte heeft ten tijde van de bedreiging van [slachtoffer 2] tevens een mes aan haar moeder getoond en betrok zodoende ook anderen bij het geweld. Verdachte maakte misbruik van de vertrouwensrelatie met zijn vriendinnen door te eisen dat zij aan zijn wensen voldeden en zette hen hiertoe onder druk. Dit ging bij zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] zo ver dat hij afspraken voor haar maakte en ook haar dwong tot het maken van afspraken ten einde zich te prostitueren. Dat dit - in tegenstelling tot wat verdachte ter terechtzitting verklaarde - bepaald niet vrijwillig was, blijkt, behalve uit de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf, onder meer uit een tapgesprek tussen haar en verdachte. Door aldus te handelen heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van de affectieve gevoelens die de slachtoffers voor hem koesterden. Hij heeft hun persoonlijkheid en lichamelijke integriteit schade toegebracht en op een uiterst verwerpelijke wijze misbruik van hen gemaakt. Dat verdachte zichzelf ter terechtzitting van 10 juli 2008 als slachtoffer heeft geprofileerd door te stellen dat hij steeds op 'foute vrouwen' valt, geeft aan dat hij de verwerpelijkheid van zijn gedrag absoluut niet inziet. De rechtbank acht het risico dan ook groot dat verdachte na vrijlating na kortere of langere tijd vervalt in zijn oude gedragspatroon. Dat risico kan voorts worden afgeleid uit het feit dat verdachte eerder voor mishandeling en/of bedreiging is veroordeeld. Gelet op het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat een langdurige detentiestraf passend en geboden is. De rechtbank zal een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen ten einde verdachte duidelijk te maken dat herhaling van een soortgelijk of ander strafwaardig gedrag ogenblikkelijk wordt afgestraft. De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte een hoeveelheid van 6,02 gram van een materiaal bevattende MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat verdachte eerder veroordeeld is ter zake van de Opiumwet tot een gevangenisstraf van geruime duur. Verdachte heeft er voor gekozen niet mee te werken aan het opstellen van een reclasseringsrapportage over hem zelf. Daaruit vloeit voort dat de rechtbank bij het bepalen van de vorm en hoogte van de op te leggen straf en/of maatregel slechts in zeer beperkte mate rekening kan houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. 7.2 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer 2] is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit 6. De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade. Door de verdediging is de aansprakelijkheid en hoogte van de schade betwist. De raadsman voert hiertoe aan dat de kosten van de periodieke controle bij de tandarts ad EUR 17, 60 niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat dit ook zonder het bewezenverklaarde nodig zou zijn geweest. Voorts stelt de raadsman dat vanwege het feit dat de ten laste gelegde mishandeling op 17 juli 2004 zou hebben plaatsgevonden en de microscopische behandeling bij het Amsterdams Centrum voor Endodontologie dateert van mei 2006, de schade gezien de tussenliggende periode niet onverkort aan het bewezenverklaarde kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging gemaakte bezwaar ten aanzien van de opgevoerde kosten voor de periodieke controle gegrond is en zal dit deel van vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor de kosten van de microscopische behandeling is de rechtbank van oordeel dat deze toegewezen kunnen worden, omdat de benadeelde nog steeds last had van de tand die destijds uit haar mond geslagen is geweest en zij daar de genoemde microscopische behandeling voor nodig heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde tandartskosten voor het herstel van het gebit van benadeelde [slachtoffer 2], met uitzondering van de kosten van de periodieke controle, gegrond zijn, zodat deze integraal zullen worden toegewezen. Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 36f, 57, 63, 273f, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1., feit 3. primair en onder feit 4. ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot: * een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 21 (éénentwintig) MAANDEN; bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten 7 (zeven) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende [adres en woonplaats], een bedrag van EUR 746, 10 (zevenhonderdzesenveertig euro en tien eurocent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in het resterende deel van de vordering en dat de benadeelde partij dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 746, 10 (zevenhonderdzesenveertig euro en tien eurocent) ten behoeve van [slachtoffer 2], wonende [adres en woonplaats] beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen; bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mrs. M.A. Waals en D. Bogaert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke,griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2008. 1 De rechtbank verwijst hierbij naar de genummerde paragrafen van het proces-verbaal van politie Zuid Holland Zuid, District Dordrecht/Zwijndrechtse Waard, Afdeling recherche, dossiernummer PL1810/07-507925, gesloten op 19 februari 2008, met alle daarin opgenomen processen-verbaal en bijlagen. 2 De rechtbank verwijst hierbij naar de genummerde paragrafen van het proces-verbaal van politie Zuid Holland Zuid, District Dordrecht/Zwijndrechtse Waard, Afdeling recherche, dossiernummer PL1810/07-507925, gesloten op 19 februari 2008, met alle daarin opgenomen processen-verbaal en bijlagen.