Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8533

Datum uitspraak2008-07-03
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 08/11
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser is geen belanghebbende bij verleende toestemming tot noodkap van een drietal bomen. De bomen stonden op een afstand van circa 150 meter van eiseres woning en eiser heeft thans geen zicht meer op de locatie waar de bomen stonden. De kap heeft niet een directe invloed op de woon- en leefomgeving van eiser.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht registratienummer: AWB 08/11 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 3 juli 2008 inzake [naam], eiser, wonende te [plaats], tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 20 november 2007. 2. Procesverloop Bij besluit van 22 juni 2007 heeft verweerder de op 13 september 2006 aan Vivare Bestuur en Staf mondeling gegeven toestemming ex artikel 4.5.4, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Arnhem (APV) voor het direct vellen van een drietal vergunningplichtige bomen op het perceel omsloten door het St. Gangulphusplein, de Huissensestraat, de Lobeliastraat en het Middelgraafpad te Arnhem schriftelijk bevestigd. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het door eiser tegen het besluit van 22 juni 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dit besluit gehandhaafd. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 21 april 2008. Eiser is aldaar verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.C.J. Kasteel, werkzaam bij verweerders gemeente. 3. Overwegingen Ingevolge het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld: ABRS 29 augustus 2007, LJN: BB2529) dient degene die een rechtsmiddel tegen een besluit tot verlening van een kapvergunning aanwendt om belanghebbende te zijn bij dat besluit een hem persoonlijk aangaand belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In de regel kan slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op geringe afstand van de bomen woont of vanuit zijn woning daarop zicht heeft. Ter zitting is onder meer aan de hand van een getoonde kaart gebleken dat de betreffende bomen, waarvoor door verweerder toestemming tot kap is verleend, zich hemelsbreed op een afstand van circa 150 meter van de woning van eiser bevonden en dat eiser, als gevolg van de bouw van een multifunctioneel centrum thans geen zicht meer heeft op de locatie van deze gevelde bomen. De rechtbank is van oordeel, dat de onderhavige bomen niet in een zodanige directe nabijheid van de woning van eiser stonden dat de kap een directe invloed op zijn woon- en leefomgeving had. In de stelling, dat eiser voorafgaande aan de bouw van genoemd centrum wel zicht op de betreffende bomen heeft gehad, ziet de rechtbank -wat daar ook van zij- geen grond voor het oordeel dat eiser een belang heeft dat rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Ook overigens ziet de rechtbank daarvoor geen grond. Gelet op het voorgaande kan eiser niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus gegeven door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2008. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Verzonden op: 3 juli 2008