Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8508

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.810020-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

art. 2 Opiumwet; art. 26 Wet wapens en munitie; art. 1.2.2. Vuurwerk besluit.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.810020-08 vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 15 juli 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorte plaats en datum verdachte] 1983, wonende [verblijfplaats verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 1 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen. De tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. incident 1, incident 2, incident 3, incident 4, incident 5, hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 januari 2006 tot en met 14 december 2006 in de gemeente Emmen en/of in de gemeente Borger-Odoorn, (telkens) opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door het plaatsen en/of gooien en/of (vervolgens) af laten gaan van een of meer (zogenaamde) spijkerbommen en/of vuurwerkbommen en/of lawinepijlen in/bij een woning en/of bij een motorvoertuig, gelegen aan en/of staande nabij de Deverbrink 158 en/of aan het Zetveld 4 (in de gemeente Emmen) en/of Rooilaan 36 (in de gemeente Borger-Odoorn), terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor die woning en/of dat motorvoertuig en/of woningen en/of bergingen en/of garages en/of motorvoertuigen in de nabijheid van die woning en/of dat motorvoertuig, in elk geval gemeen gevaar voor goederen in de omgeving van die woning en/of (telkens) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners en/of voor een ieder die zich in de nabijheid van die woning en/of dat motorvoertuig begaf, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; 2. hij op een of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 21 januari 2008 te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, althans in het arrondissement Assen, (telkens) opzettelijk amfetamine heeft bereid en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval op of omstreeks 21 januari 2008 opzettelijk, zeveneneenhalve kilo amfetamine aanwezig heeft gehad, althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, drie, althans een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver, merk Rohm, model Lugor 90 en/of een gaspistool, merk Umarex, model Colt Double Eagle Combar Commandor en/of een gaspistool merk Umarex, model Colt Gouvernment 1911 A1, en/of munitie van categorie III, te weten knalpatronen en/of pepperpatronen en/of gaspatronen, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 4. hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, althans in Nederland (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, vier liter, althans een hoeveelheid GHB, (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 5. hij op of omstreeks 21 november 2006, te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn,, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten een of meer Chinese rollen en/of een of meer vlinderbommen voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers heeft verdachte, toen aldaar voorhanden gehad, - 168, althans een aantal Chinese rollen (celebration cracker) (T809), welke niet voorzien was/waren van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of waarvan het brutogewicht in strijd met artikel 6 lid 5 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 meer dan 10 kilogram bedraagt en/of waarvan de lading, in strijd met de eisen met betrekking tot de lading per categorie consumentenvuurwerk (artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 juncto Bijlage III onder A2) niet uitsluitend zwart buskruit bevatte, en/of 19, althans een of meer vlinderbommen (Bangers) welke niet voorzien was/waren van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of waarvan de lading, in strijd met de eisen met betrekking tot de lading per categorie consumentenvuurwerk (artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 juncto Bijlage III onder A2) niet uitsluitend zwart buskruit bevatte; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie mr. E.H.G Kwakman acht hetgeen onder 1, 2, 3, en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht; toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen Wind en Berends, onder oplegging van een schadevergoedingsmaatregel voor de toe te wijzen bedragen. Vrijspraak De verdachte dient van het onder 1 en het onder 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat zij met name niet bewezen acht dat verdachte (telkens) de spijkerbommen en/of vuurwerkbommen en/of lawinepijlen tot ontploffing heeft gebracht. Voor zover verdachte al in verband gebracht kan worden met de spijkerbommen en/of vuurwerkbommen en/of lawinepijlen, bewijst dit nog niet dat verdachte ook degene was die deze tot ontploffing heeft gebracht. Gelet hierop kan de rechtbank niet anders dan verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijspreken. Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde ontbreekt het wettig bewijs, nu uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 februari 2008 is gebleken dat de bij verdachte in beslag genomen en onderzochte vloeistof geen GHB bevatte. Verdachte zal derhalve ook van het onder 4 tenlastegelegde worden vrijgesproken. Bewijsmiddelen Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouwe voor deze feiten vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. Feit 2: De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij ongeveer 6 kilo cafeïne heeft gemengd met ongeveer een halve kilo amfetamine. Feit 3: De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij de drie wapens, genoemd in de tenlastelegging in zijn bezit had. Het vuurwerkpistool had hij al langer; de andere twee wapens had pas kort geleden gekocht om zichzelf te beschermen. Feit 5: De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij het vuurwerk, genoemd in de tenlastelegging in zijn bezit had. Hij verklaart voorts dat hij wist dat hij het niet mocht hebben en niet mocht verhandelen. Hij heeft 170 Chinese Rollen gekocht, waarvan hij er 2 heeft afgestoken. Het proces-verbaal van onderzoek woning d.d. 21 januari 2008, opgemaakt door [naam verbalisant] (pag. 82 van het proces-verbaal met dossiernummer PL032E/06-105856 van de Politie Drenthe, District Zuidoost, Recherche Zuidoost) waaruit blijkt dat in de woning van verdachte o.a. werden aangetroffen: een hoeveelheid drugs, vuurwerk en 3 vuurwapens. Het proces-verbaal d.d. 22 januari 2008, opgemaakt door [namen deskundigen], gecertificeerd vuurwapencoördinatoren van de Noordelijke Recherche Eenheid, Unit Overige Expertise, afdeling vuurwapens (pag. 135 e.v. van het proces-verbaal met dossiernummer PL032E/06-105856 van de Politie Drenthe, District Zuidoost, Recherche Zuidoost) o.m. inhoudende dat gelet op het technisch onderzoek aan de wapens is gebleken dat verdachte drie vuurwapens met bijbehorende munitie en overige munitie voorhanden had als bedoeld in artikel 26, lid 1 juncto artikel 55, lid 3, onder a en artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 februari 2008, opgemaakt door drs. [naam deskundige], vast gerechtelijk deskundige, waaruit blijkt dat onderzoeksmateriaal 220252 (AA5), 220508 (AA5), 220249 (CA1), 220248 (BA3) en 220247 (G3) amfetamine bevat. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2, onder 3 en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 2. hij op 21 januari 2008 te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. 3. hij op 21 januari 2008 te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, drie wapens van categorie III, te weten een revolver, merk Rohm, model Lugor 90 en een gaspistool, merk Umarex, model Colt Double Eagle Combar Commandor en een gaspistool merk Umarex, model Colt Gouvernment 1911 A1, en munitie van categorie III, te weten knalpatronen en pepperpatronen en gaspatronen, voorhanden heeft gehad; 5. hij op 21 november 2006, te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn,, opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten Chinese rollen en vlinderbommen voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers heeft verdachte, toen aldaar voorhanden gehad, - 168, Chinese rollen (celebration cracker) (T809), welke niet voorzien waren van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of waarvan het brutogewicht in strijd met artikel 6 lid 5 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 meer dan 10 kilogram bedraagt en/of waarvan de lading, in strijd met de eisen met betrekking tot de lading per categorie consumentenvuurwerk (artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 juncto Bijlage III onder A2) niet uitsluitend zwart buskruit bevatte, en 19 vlinderbommen (Bangers) welke niet voorzien waren van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of waarvan de lading, in strijd met de eisen met betrekking tot de lading per categorie consumentenvuurwerk (artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 juncto Bijlage III onder A2) niet uitsluitend zwart buskruit bevatte. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 2, onder 3 en onder 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificaties Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 2: opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet; onder 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid van de Wet Wapens en Munitie. onder 5: overtreding van artikel 1.2.2. eerste lid, aanhef en onder a van het Vuurwerkbesluit, terwijl het feit opzettelijk is begaan, strafbaar gesteld bij artikel 2.1.3. derde lid van het Vuurwerkbesluit. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouwe van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 januari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld; alsmede de ter zitting gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan de op de dagvaarding ad-informandum gevoegde feiten heeft schuldig gemaakt, welke feiten hiermee zijn afgedaan. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 en onder 4 tenlastgelegde komt de zij tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. Motivering van de verbeurdverklaring De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en door middel van de strafbare feiten zijn verkregen dan wel aangezien het voorwerpen zijn met betrekking tot welk de feiten onder 2, 3 of 5 zijn begaan: [betreffende voorwerpen] Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien dit voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet: [betreffende voorwerpen] BENADEELDE PARTIJ : [benadeelde] De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. BENADEELDE PARTIJ : [benadeelde] De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en onder 4 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2, onder 3 en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, onder 3 en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 MAANDEN (twaalf maanden). De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen: [betreffende voorwerpen] De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen: [betreffende voorwerpen] De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen: [betreffende voorwerpen] De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelden] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De benadeelde partijen en de verdachte dragen de eigen kosten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. C.M.M. Oostdam en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 juli 2008, zijnde mr. H.K. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.