Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8476

Datum uitspraak2008-06-19
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 08/2310 AWBZ
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Ernstig zieke illegaal hier te lande verblijvende vreemdeling. Afwijzing AWBZ-voorziening. Eerst procedure verblijfstitel volgen. Deze procedure kent mogelijkheid van rechtsmiddelen indien niet tot – i.c. noodzakelijke - voortvarende besluitvorming wordt gekomen.


Uitspraak

Uitspraak Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen voorlopige voorzieningen UITSPRAAK in het geding met reg.nr. AWB 08/2310 AWBZ tussen: [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, en: de Onderlinge Waarborgmaatschappij Agis Zorgverzekeringen u.a., gevestigd te Amersfoort, verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A. Wood. 1. PROCESVERLOOP De voorzieningenrechter (hierna: de rechter) heeft op 12 juni 2008 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met het bezwaar van verzoeker van 12 juni 2008, gericht tegen het besluit van verweerder van 11 juni 2008 (hierna: het bestreden besluit). Het onderzoek is gesloten ter zitting van 18 juni 2008. 2. OVERWEGINGEN Verzoeker verblijft al ongeveer 20 jaar in Amsterdam. Hij is niet in het bezit van een verblijfstitel. Namens verzoeker heeft zijn gemachtigde op 14 juni 2008 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een voorziening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Bij besluit van 11 juni 2008 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat verzoeker geen geldige verblijfstitel in de zin van de Vreemdelingenwet heeft, zodat hij niet AWBZ-verzekerd is. Verzoeker benadrukt dat hij ernstig ziek is en nog slechts kort te leven heeft. Hij stelt zich op het standpunt dat het niet verlenen van opvang en zorg in strijd is met - onder meer - artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, alsmede met artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Hij betoogt dat hem het ontbreken van een verblijfsstatus niet tegengeworpen mag worden. Ter onderbouwing van zijn stelling overlegt hij een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van Rotterdam van 6 november 2007 en een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2007. Ter zitting heeft verzoekers gemachtigde aangegeven dat de gemeente Amsterdam inmiddels heeft toegezegd de kosten van het bed (de opvang) voor haar rekening te nemen. Dit betekent dat nu nog in (de kosten van de) zorg moet worden voorzien. Voorts heeft verzoeker een verklaring van een arts overgelegd met betrekking tot zijn medische situatie en zorgproblemen. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belan¬genafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Uit het door verzoeker overgelegde indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg van 4 juni 2008 blijkt dat hij ernstig ziek is en hij zeven dagen per week zorg nodig heeft. De rechter acht op basis daarvan aannemelijk dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het verkrijgen van zorg. Niet in geschil is dat verzoeker niet over een geldige verblijfsstatus beschikt. Hij verblijft dan ook niet rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met eiser en l, van de Vreemdelingenwet 2000, en hij is om die reden niet verzekerd is voor de AWBZ. Dit betekent dat verzoeker geen recht heeft op zorg op grond van de AWBZ. De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting uitgelegd dat verzoeker een aanvraag om een vergunning tot verblijf heeft ingediend. Verzoeker zou aanspraak maken op een verblijfsvergunning gelet op zijn medische situatie. In het kader van deze aanvraag zal de medische situatie van verzoeker in opdracht van de IND op 27 juni 2008 worden beoordeeld door een arts van het Bureau Medische Advisering (BMA). Daarna zal - zo heeft de gemachtigde begrepen - snel op de aanvraag worden beslist, tot afwijzing of verlening. Met verweerder is de rechter, alles afwegende, voorlopig van oordeel dat het in de rede ligt dat eerst de procedure voor een verblijfstitel verder wordt gevolgd. Deze procedure kent de mogelijkheid van rechtsmiddelen (onder meer het verzoeken om een voorlopige voorziening) indien de IND in gebreke zou blijven om tot - in deze situatie noodzakelijke - voortvarende besluitvorming te komen. Dit oordeel brengt mee dat de rechter met inachtneming van de wet en de door verzoeker aangehaalde verdragsrechten, bij afweging van de betrokken belangen komt tot afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De rechter merkt daarbij op, dat verzoeker zich opnieuw tot de Sector Bestuursrecht Algemeen kan wenden, indien binnen afzienbare termijn - uiterlijk twee weken - geen sprake is van concreet zicht op een oplossing of voorziening die recht doet aan het verloop van het ziekteproces van verzoeker, tegen de achtergrond van de afgegeven CIZ-indicatie. 3. BESLISSING De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2008 door mr. J.J. Bade, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. van Hoeven, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. de griffier, de voorzieningenrechter, Afschrift verzonden op: DOC: C