Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8343

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800042/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 5 december 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) aan [appellant] geweigerd.


Uitspraak

200800042/1. Datum uitspraak: 23 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1323 van de rechtbank Utrecht van 31 oktober 2007 in het geding tussen: [appellant] en de minister van Justitie. 1. Procesverloop Bij besluit van 5 december 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) aan [appellant] geweigerd. Bij besluit van 24 april 2007 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 31 oktober 2007, verzonden op 14 november 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2007, hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2008, waar [appellant], in persoon, en de minister, vertegenwoordigd door mr. L.M.A. Gimbrère, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is een VOG een verklaring van de minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon. De VOG bevat geen andere mededelingen. Ingevolge artikel 35, eerste lid, weigert de minister de afgifte van een VOG indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan. Volgens paragraaf 4.4 van de Beleidsregels VOG NP-RP 2004 is er, indien tijdens de behandeling van een aanvraag van een VOG voor natuurlijke personen reeds verstrekte gegevens met betrekking tot het doel van de aanvraag wijzigen, geen mogelijkheid om de gegevens te wijzigen voordat de aanvraag is afgehandeld. Hiervan is in ieder geval sprake wanneer de wijziging betrekking heeft op de functie ten behoeve waarvan de VOG wordt aangevraagd. In dat geval dient er een nieuwe aanvraag te worden ingediend. 2.2. Op 22 september 2006 heeft [appellant] een aanvraag ingediend om afgifte van een VOG ten behoeve van de functie van groepsleider via Randstad Gezondheidszorg. In zijn besluit van 5 december 2006 heeft de minister, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de VOG is gevraagd en na afweging van het belang van [appellant], afgifte van een VOG geweigerd. 2.3. Bij brief van 12 januari 2007 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 december 2006. Het bezwaarschrift van [appellant] strekt ertoe dat de minister alsnog een VOG afgeeft, omdat aan hem inmiddels een contract is aangeboden als opvangmedewerker bij een zorgcentrum voor verslaafden. In deze brief heeft [appellant] te kennen gegeven dat de functie van opvangmedewerker een minder verantwoordelijke rol behelst, alsmede dat hij in deze functie niet met minderjarigen, maar met volwassenen zal werken. 2.4. In zijn besluit van 24 april 2007 heeft de minister overwogen dat, aangezien zowel het doel als de belanghebbende in de aanvraag van [appellant] zijn gewijzigd, deze aanvraag zodanig is gewijzigd dat deze niet langer ontvankelijk is. In dit besluit heeft de minister gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een nieuwe aanvraag voor een VOG ten behoeve van de aan [appellant] aangeboden nieuwe functie. 2.5. In hoger beroep voert [appellant] aan dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat het doel van zijn aanvraag in bezwaar feitelijk een ander was dan dat van zijn aanvraag van 22 september 2006. Volgens [appellant] is de aanvraag van 22 september 2006 gedaan ten behoeve van de functie van opvangmedewerker in de verslavingszorg en wordt, anders dan waar de minister en de rechtbank van uit zijn gegaan, hierin niet gesproken over een functie bij kinderdagverblijven. 2.6. Dit betoog faalt. In het aanvraagformulier voor een VOG van 22 september 2006, dat [appellant] bij zijn hoger beroepschrift heeft gevoegd, wordt de functie ten behoeve waarvan de VOG werd aangevraagd, aangeduid als "groepsleider" en wordt Randstad Gezondheidszorg als werkgever genoemd. Deze functieaanduiding en werkgeversnaam wijken af van die in het bezwaarschrift van 12 januari 2007, waarin de betrokken functie als "opvangmedewerker" is aangeduid en waarin een zorgcentrum van verslaafden als werkgever wordt genoemd. In het aanvraagformulier van 22 september 2006 worden de functieaspecten als volgt omschreven: "Belast zijn met de zorg voor het welzijn en de veiligheid van mensen en dieren; Een één op één relatie hebben (verschil in macht), waarbij er sprake is van een (tijdelijke) afhankelijkheid; Belast zijn met de zorg voor minderjarigen en/of de zorg voor personen die in een (tijdelijke) afhankelijkheidssituatie verkeren." Deze aspecten wijken in belangrijke mate af van de functieaspecten die [appellant] in zijn bezwaarschrift heeft genoemd. Volgens dit bezwaarschrift zal uitsluitend met volwassenen worden gewerkt en bestaan de werkzaamheden, uitgevoerd onder leiding van een unitmanager, teamleider en verpleegkundige, uit het verzorgen van voeding, drank en rookwaar voor cliënten en het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Bovendien heeft [appellant] bij brief van 26 november 2006 een zienswijze gegeven op het voornemen van de minister tot afwijzing van zijn aanvraag van 22 september 2006. In deze zienswijze heeft [appellant] te kennen gegeven een functie als jongerenwerker en begeleider van tieners en jongeren te ambiëren en heeft hij niets vermeld over het werken met volwassen verslaafden. 2.7. Gelet op vorengenoemde verschillen tussen het bezwaarschrift van [appellant] van 12 januari 2007 enerzijds en het aanvraagformulier van 22 september 2006 en zijn zienswijze van 26 november 2006 anderzijds, heeft de rechtbank de minister terecht gevolgd in zijn standpunt dat het doel van de aanvraag van [appellant] in bezwaar feitelijk een ander was dan dat van zijn aanvraag van 22 september 2006. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat er om deze reden geen belang meer was bij de behandeling van de aanvraag van 22 september 2006 en dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Overeenkomstig paragraaf 4.4 van de Beleidsregels VOG NP-RP 2004 kan [appellant] door middel van een nieuwe aanvraag alsnog verzoeken om afgifte van een VOG ten behoeve van de in zijn bezwaarschrift omschreven functie. 2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Roemers                            w.g. De Leeuw-van Zanten lid van de enkelvoudige kamer      ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2008 97-582.