Jurisprudentie
BD8305
Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/46206
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/46206
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aanvraag regulier / mvv-vereiste / BMA-advies / art. 17, lid 1, aanhef en onder c, Vw 2000
Uit het BMA advies blijkt dat eiseres niet kan reizen, tenzij aan de onder 5b van het advies genoemde voorwaarden is voldaan. Onder 5b wordt door het BMA opgemerkt dat, gezien de angst voor terugkeer en de kans op een psychische decompensatie indien een dergelijk traject in gang wordt gezet, volgens het BMA een medische herbeoordeling voor de reis benodigd is. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder zich bij de beoordeling of eiseres in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw 2000, te richten naar haar gezondheidstoestand zoals die is ten tijde van het nemen van het besluit omtrent deze vrijstelling. Echter, in het bestreden besluit is op basis van de conclusies van het BMA geen kenbare motivering gegeven voor een bevestigend antwoord op de vraag of het gelet op de gezondheidstoestand van eiseres verantwoord is om te reizen. Immers, in het BMA advies spreekt het BMA zich negatief uit over de vraag of eiseres in staat wordt geacht om te reizen. Daarnaast geeft het BMA in de aanvullende toelichting aan dat eiseres niet per definitie niet kan reizen en wordt vervolgens de daadwerkelijke beantwoording van de vraag verlegd naar een later moment, namelijk de herbeoordeling voor de reis. Derhalve is ten tijde van het besluit niet duidelijk of er, en zo ja, welke de voorwaarden zijn waaronder eiseres kan reizen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat ten tijde van het bestreden besluit het, gelet op de gezondheidstoestand van eiseres, verantwoord is om te reizen. Verweerder heeft dan ook niet kunnen concluderen dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 17 eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 en dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv vereiste op deze grond. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit, dat is gebaseerd op het voornoemde BMA-advies, niet op een deugdelijke motivering berust, zodat het niet in stand kan blijven. Mitsdien zal het besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep zal dienaangaande gegrond worden verklaard.
Uit het BMA advies blijkt dat eiseres niet kan reizen, tenzij aan de onder 5b van het advies genoemde voorwaarden is voldaan. Onder 5b wordt door het BMA opgemerkt dat, gezien de angst voor terugkeer en de kans op een psychische decompensatie indien een dergelijk traject in gang wordt gezet, volgens het BMA een medische herbeoordeling voor de reis benodigd is. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder zich bij de beoordeling of eiseres in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw 2000, te richten naar haar gezondheidstoestand zoals die is ten tijde van het nemen van het besluit omtrent deze vrijstelling. Echter, in het bestreden besluit is op basis van de conclusies van het BMA geen kenbare motivering gegeven voor een bevestigend antwoord op de vraag of het gelet op de gezondheidstoestand van eiseres verantwoord is om te reizen. Immers, in het BMA advies spreekt het BMA zich negatief uit over de vraag of eiseres in staat wordt geacht om te reizen. Daarnaast geeft het BMA in de aanvullende toelichting aan dat eiseres niet per definitie niet kan reizen en wordt vervolgens de daadwerkelijke beantwoording van de vraag verlegd naar een later moment, namelijk de herbeoordeling voor de reis. Derhalve is ten tijde van het besluit niet duidelijk of er, en zo ja, welke de voorwaarden zijn waaronder eiseres kan reizen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat ten tijde van het bestreden besluit het, gelet op de gezondheidstoestand van eiseres, verantwoord is om te reizen. Verweerder heeft dan ook niet kunnen concluderen dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 17 eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 en dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv vereiste op deze grond. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit, dat is gebaseerd op het voornoemde BMA-advies, niet op een deugdelijke motivering berust, zodat het niet in stand kan blijven. Mitsdien zal het besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep zal dienaangaande gegrond worden verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/46206
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2008
inzake
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1983,
van Rwandese nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. I.M. van Kuilenburg,
tegen
de staatssecretaris van Justitie,
te 's Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. B. Anik.
Procesverloop
In deze uitspraak wordt waar nodig onder verweerder tevens verstaan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dan wel de minister van Justitie.
Bij besluit van 28 maart 2006 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking: “voor het ondergaan van een medische behandeling”, afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
Tegen dit besluit heeft eiseres op 6 april 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 november 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij de behandeling van een in te dienen beroepschrift niet in Nederland mag afwachten.
Eiseres heeft op 10 december 2007 tegen dit besluit beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen die er toe strekt dat uitzetting van eiseres achterwege wordt gelaten totdat uitspraak zal zijn gedaan op het beroep. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer AWB 07/46208.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 juni 2008, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is of het besluit van 23 november 2007 in rechte stand kan houden.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten.
Eiseres is op 6 november 2003 Nederland binnengekomen en heeft op 9 november 2003 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De procedure ten aanzien van deze aanvraag is afgesloten met de onherroepelijke uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 27 oktober 2005 (200506490/1) die de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 27 juni 2005 (AWB 04/16900), waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard, heeft bevestigd. Eiseres heeft op 23 augustus 2005 onderhavige aanvraag ingediend bij de burgemeester van de gemeente Nijmegen.
3. Verweerder heeft onderhavige aanvraag van eiseres afgewezen vanwege het ontbreken van een geldige mvv. Verweerder stelt zich – kort weergegeven – op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarnaast meent verweerder dat het vasthouden aan het mvv vereiste, gezien de door eiseres aangevoerde omstandigheden, geen onbillijkheid van overwegende aard met zich brengt als bedoeld in artikel 3.71, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
4. Eiseres is daarentegen – kort samengevat – van mening dat zij in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 dan wel op grond van de zogeheten hardheidsclausule als bedoeld in artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000.
5. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
6. Ingevolge artikel 13 van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd indien met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan wel internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.
7. Op grond van artikel 16, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
8. In artikel 17 van de Vw 2000 en in artikel 3.71, tweede lid, van het Vb 2000 wordt een aantal categorieën vreemdelingen genoemd die zijn vrijgesteld van het vereiste bezit van een mvv.
9. Daarnaast is in artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 bepaald dat onze minister het eerste lid van dit artikel buiten toepassing kan laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
10. Onbetwist is dat eiseres ten tijde van de aanvraag niet in het bezit was van een geldige mvv. Gesteld noch gebleken is voorts dat eiseres behoort tot de categorieën vreemdelingen die ingevolge artikel 17, eerste lid, onder a, b en d tot en met h, van de Vw 2000 dan wel artikel 3.71, tweede lid, van het Vb 2000 van het mvv-vereiste zijn vrijgesteld.
11. Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt de aanvraag niet wegens het ontbreken van een mvv afgewezen indien het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen.
12. In paragraaf B1/4.1.1 van de Vc 2000 heeft verweerder de vrijstellingsgrond nader uitgewerkt. Hierin is bepaald dat voor deze vrijstelling beoordeeld dient te worden of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst en in staat kan worden geacht de behandeling van een door hem in te dienen mvv-aanvraag af te wachten. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst betreffen worden niet betrokken bij de beoordeling.
13. Verweerder heeft het onderhavige afwijzende besluit – voor zover van belang – gebaseerd op het advies van Bureau Medische Advisering (BMA) van 24 april 2007 en de aanvullende toelichting daarop van 4 juni 2007 en geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
14. Uit het BMA-advies van 24 april 2007 blijkt dat eiseres poliomyelitis heeft doorgemaakt waardoor het linkerbeen, met name het onderbeen, verlamd is en de stand van de voet en enkel misvormd is. In 2005 is de enkel vastgezet. Eiseres heeft nog steeds last van pijn ter plaatste van de enkel. Zij heeft tevens psychische klachten waaronder last van slecht slapen, nachtmerries, herbelevingen en vermijdingsgedrag. De diagnose is gesteld op een depressie deels in remissie en een PTSS (post-traumatisch stress syndroom). Eiseres is in september 2005 door de orthopeed geopereerd waarbij een zogeheten blokvoet is gemaakt waardoor de voet en enkel als een geheel zullen functioneren. Zij heeft recent een gipsverband om het onderbeen gekregen om te beoordelen of dit de klachten vermindert waarna mogelijk een halfhoge orthopedische schoen zal worden voorgeschreven. Eiseres staat vanwege de psychische klachten onder behandeling bij de GGz te Nijmegen. De behandeling bestaat uit medicatie en psycho-educatie. Echter, protocollaire behandeling kan pas gestart worden als haar woon- en proceduresituatie zoiets toelaat. De behandeling van de psychische klachten en de klachten van de voet zijn van langdurige aard.
Ook blijkt uit het BMA advies dat de psychiatrische behandeling in Rwanda niet mogelijk is. Specialistische orthopedische behandeling is naar verwachting niet beschikbaar waarbij door het BMA is opgemerkt dat de huidige behandeling beperkt is. Het BMA verwacht geen medische noodsituatie op korte termijn bij het staken van de behandeling. De klachten van de voet en enkel zullen persisteren met een verminderde belastbaarheid, maar dit kan volgens het medisch advies niet als een medische noodsituatie worden gezien. Er is ook sprake van vrij forse psychische klachten waarvoor behandeling eigenlijk nog niet echt op gang is gekomen. Er is in het verleden wel door de behandelend psychiater aangegeven dat terugkeer voor eiseres gelijk staat aan vermoord te worden en dit dus geen optie voor haar is. Een gedwongen terugkeer zou derhalve kunnen leiden tot een ernstige psychische decompensatie.
Tot slot blijkt uit het BMA advies dat eiseres niet kan reizen, tenzij aan de onder 5b van het advies genoemde voorwaarden is voldaan. Onder 5b wordt door het BMA opgemerkt dat, gezien de angst voor terugkeer en de kans op een psychische decompensatie indien een dergelijk traject in gang wordt gezet, volgens het BMA een medische herbeoordeling voor de reis benodigd is.
15. Naar aanleiding van het BMA advies van 24 april 2007 is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 23 mei 2007 een aanvullende vraag aan het BMA gesteld inzake de reismogelijkheden van eiseres. De vraag is of het enkele feit dat een terugkeertraject in gang wordt gezet, op voorhand leidt tot een risico van psychische decompensatie. Bij brief van 4 juni 2007 heeft het BMA aan de IND aangegeven dat het gezien de berichtgeving van de behandelaar mogelijk is dat eiseres bij een gedwongen terugkeer suïcidaal wordt. Dit betekent volgens het BMA niet dat eiseres per definitie niet kan reizen. De situatie bij gedwongen terugkeer kan fors verslechteren en daarom is een herbeoordeling voor de reis benodigd, aldus het BMA. Het enkele feit dat een terugkeertraject in gang wordt gezet kan leiden tot een psychische decompensatie, maar dat hoeft niet.
16. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder zich bij de beoordeling of eiseres in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw 2000, te richten naar haar gezondheidstoestand zoals die is ten tijde van het nemen van het besluit omtrent deze vrijstelling. Echter, in het bestreden besluit is op basis van de conclusies van het BMA geen kenbare motivering gegeven voor een bevestigend antwoord op de vraag of het gelet op de gezondheidstoestand van eiseres verantwoord is om te reizen. Immers, in het BMA-advies van 24 april 2007 spreekt het BMA zich negatief uit over de vraag of eiseres in staat wordt geacht om te reizen. Daarnaast geeft het BMA in de aanvullende toelichting van 4 juni 2007 aan dat eiseres niet per definitie niet kan reizen en wordt vervolgens de daadwerkelijke beantwoording van de vraag verlegd naar een later moment, namelijk de herbeoordeling voor de reis. Derhalve is ten tijde van het besluit niet duidelijk of er, en zo ja, welke de voorwaarden zijn waaronder eiseres kan reizen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat ten tijde van het bestreden besluit het, gelet op de gezondheidstoestand van eiseres, verantwoord is om te reizen. Verweerder heeft dan ook niet kunnen concluderen dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 17 eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 en dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv vereiste op deze grond.
17. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit, dat is gebaseerd op het voornoemde BMA-advies, niet op een deugdelijke motivering berust, zodat het niet in stand kan blijven. Mitsdien zal het besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep zal dienaangaande gegrond worden verklaard.
18. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking meer.
19. Verweerder zal worden opgedragen met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen in deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
20. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, acht de rechtbank voorts termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
21. Aangezien ten behoeve van eiseres geen toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan eiseres.
22. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door eiseres gestorte griffierecht ten bedrage van € 143,00 dient te vergoeden.
23. Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00, te vergoeden door de Staat der Nederlanden en te voldoen aan eiseres;
- gelast de Staat der Nederlanden eiseres het door haar gestorte griffierecht, ten bedrage van € 143,00, te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. C.F.E. van Olden-Smit als rechter in tegenwoordigheid van mr. B.J. Groothedde als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2008.