Jurisprudentie
BD8302
Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers177088
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-07-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers177088
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Stalking en schending van privacy via internet onrechtmatig
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 177088 / KG ZA 08-412
Vonnis in kort geding van 15 juli 2008
in de zaak van
1. [eiser ], wonende te [woonplaats],
2. [eiseres], wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. R.G.A.M. Theunissen,
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] en [eiseres] hebben een relatie, zij wonen samen en hebben een zoontje.
2.2. In februari 2007 hebben [eiseres] en [gedaagde] een amoureuze relatie gekregen. Deze heeft geduurd tot juli 2007. Daarna hebben zij van medio oktober 2007 tot medio december 2007 nog enige tijd gewild contact met elkaar gehad. In juli en in december 2007 heeft [eiseres] de verhouding beëindigd.
2.3. [gedaagde] bleef beide keren nadat [eiseres] de relatie beëindigde [eisers] op allerlei manieren lastig vallen.
2.4. [gedaagde] publiceert sinds maart-april 2008 tegen de wil in van [eisers] op internetsites ([sites]) berichten over (zijn relatie met) [eiseres], met allerhande nogal persoonlijke details. Aanvankelijk zonder naamsvermelding, later gebruikte hij de voornaam van [eiseres], [naam], en plaatste hij haar foto daarbij. [gedaagde] heeft de domeinnaam [x] geregistreerd en heeft gebruik gemaakt van [website].
2.5. Op 26 en 27 maart 2008 hebben [eisers] jegens [gedaagde] aangifte gedaan terzake stalking.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert – na vermeerdering van eis -:
1. [gedaagde] te verbieden zich in woord en/of geschrift, waaronder begrepen, maar niet uitsluitend: internet, weblog, e-mail, sms, krant, zich uit te laten omtrent [eisers] of zijn relatie met een van en of zijn gevoelens jegens een van hen;
2. [gedaagde] te verbieden zich in woord of geschrift te richten tot [eisers];
3. [gedaagde] te verbieden [eisers] hinderlijk te volgen;
4. [gedaagde] te verbieden zich te bevinden binnen een afstand van 150 meter van de woning [adres];
5. alles op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor elke overtreding van een dezer veroordelingen en van € 500,-- voor elke dag waarop een publicatie voortduurt;
6. onder veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. Hieraan legt [eisers] het volgende ten grondslag. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van hen aan [gedaagde] om hen met rust te laten en hun privacy te respecteren bleef hij volharden in zijn gedrag. In de punten 6 tot en met 8 van de dagvaarding is een (gedocumenteerde) uiteenzetting gegeven van de gedragingen van [gedaagde] jegens [eisers] zoals de publicaties op internet, de verschillende e-mails die [gedaagde] naar [eiseres] en [eiser] heeft gezonden. Voorts is melding gemaakt van een aantal incidenten waarbij [gedaagde] rond het huis van [eisers] is gesignaleerd en die ook zijn vastgelegd met de bewakingscamera. [gedaagde] belaagt hen en maakt opzettelijk inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Zij voelen zich bedreigd en hinderlijk gevolgd en zien door de publicaties van [gedaagde] hun privacy ernstig geschonden. [eiseres] is hoogzwanger (overigens niet van [gedaagde]) en voor haar zijn de emoties die de gedragingen van [gedaagde] teweeg brengen, des te ingrijpender.
3.3. [gedaagde] voert – voorzover relevant - het volgende verweer. In zijn overtuiging dat [eiseres] net als de eerste keer weer bij hem terug zou komen is hij aan haar blijven vasthouden. [gedaagde] geeft toe dat hij in die vasthoudendheid wellicht wat fanatiek is geweest, maar bestrijdt dat hij zich jegens [eisers] schuldig heeft gemaakt aan stalking. Het is hem nu inmiddels duidelijk geworden dat [eiseres] niets meer met hem te maken wil hebben. Hij zal [eisers] met rust laten.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft ondanks de uitdrukkelijke verzoeken van [eisers] om hun privacy te respecteren allerlei intimiteiten aangaande hun affaire via het internet publiekelijk gemaakt. Dat het op deze wijze naar buiten brengen van die persoonlijke en intieme details van hun affaire een ernstige aantasting is van de privacy van [eiseres], en indirect ook van die van [eiser], behoeft geen betoog. De absurde hardnekkigheid waarmee [gedaagde] in zijn onbetamelijke gedrag volhardde, wijst er op dat hij er kennelijk op uit was om [eiseres] en [eiser] publiekelijk te kwetsen en maatschappelijk te beschadigen. Dat is des te kwaadaardiger omdat [eiseres] een vertegenwoordigende functie in het lokaal bestuur vervulde.
Opmerkelijk is dat [gedaagde] ter zitting - ondanks zijn op zich prijzenswaardige toezeggingen dat hij [eisers] verder met rust zal laten en niet meer over de affaire met [eiseres] zal publiceren - de indruk wekte in het geheel niet te (willen) beseffen dat zijn gedrag [eisers] schade heeft toegebracht en nog steeds toebrengt. Bij de verantwoordelijke positie die hij in de maatschappij inneemt is dat gebrek aan zelfinzicht verregaand ongeloofwaardig en anders voor de toekomst zorgelijk. [eisers] hebben er onder die omstandigheden eens te meer belang bij om af te dwingen dat zij simpelweg met rust gelaten worden.
4.2. Teneinde voor [eisers] zoveel mogelijk een rustige leefomgeving te creëren acht de voorzieningenrechter een straatverbod voor [gedaagde] om zich te bevinden in de directe omgeving van hun woning aan [adres], geïndiceerd. Het gebied waarvoor het straatverbod geldt zal worden bepaald als nader onder “beslissing” wordt vermeld.
4.3. In verband met de eisen van proportionaliteit zal het straatverbod voor de duur van zes maaden worden opgelegd.
4.4. Voorts bestaat aanleiding om de door [eisers] ter versterking van de verboden gevorderde dwangsom als hierna te vermelden toe te wijzen. Hieraan wordt een rechterlijke matigingsbevoegdheid van de hierna te vermelden inhoud verbonden.
4.5. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,55
- vast recht 254,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.154,55
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis zich in woord en/of geschrift, of dat nu via internet, weblog, e-mail, sms, krant, persoonlijke schrijvens en circulaires of anderszins is, zich uit te laten omtrent [eiseres] en/of [eiser] of zijn relatie met (één van) hen of zijn gevoelens jegens één van hen;
5.2. verbiedt [gedaagde] zich in woord en geschrift te richten tot [eiseres] en/of [eiser];
5.3. verbiedt [gedaagde] om zich gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis te begeven op het doodlopend gedeelte van de straat [adres] waaraan op nummer [a] de woning van [eisers] is gelegen.
5.4. veroordeelt [gedaagde] voor iedere keer dat hij in strijd handelt met de onder 5.1, 5.2 en 5.3 uitgesproken verboden, om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 500,--;
5.5. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.154,55,
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2008.