Jurisprudentie
BD8266
Datum uitspraak2008-07-22
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers191112 KG ZA 08-338
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers191112 KG ZA 08-338
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Voorzieningenrechter verbiedt de exploitatie van het zorgcentrum in de voormalige pastorie voor anderen dan Nispenaren. Groenhuysen uit hoofde van onrechtmatige daad en WSG uit hoofde van overeenkomst gebonden aan toezegging.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 191112 / KG ZA 08-338
Vonnis in kort geding van 22 juli 2008
in de zaak van
het kerkelijk lichaam
PAROCHIE DE ARK,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres,
procureur mr. L.J.P.E. Corten - Donckers,
tegen
1. de stichting
STICHTING GROENHUYSEN,
gevestigd te Roosendaal,
2. de stichting
STICHTING WSG,
gevestigd te Geertruidenberg,
gedaagden,
procureur mr. D. Kochx.
Partijen zullen hierna de parochie, Groenhuysen en WSG genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de bij brief van 9 juli 2008 in het geding gebrachte producties 1 t/m 21 van de zijde van de parochie;
- de bij faxbrief van 10 juli 2008 in het geding gebrachte producties 1 en 2 van de zijde van Groenhuysen en WSG;
- de bij faxbrief van 13 juli 2008 in het geding gebrachte productie 3 van de zijde van Groenhuysen en WSG;
- de bij faxbrief van 14 juli 2008 in het geding gebrachte producties 22 en 23 van de zijde van de parochie;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van de zijde van de parochie;
- de pleitnota van de zijde van Groenhuysen en WSG.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. De parochie vordert – verkort weergegeven – Groenhuysen en WSG te verbieden om de zorgwoningen die in de pastorie c.q. in de tuin van de pastorie zijn gebouwd aan personen van buiten Nispen toe te wijzen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Groenhuysen en WSG in de proceskosten.
2.2. Groenhuysen en WSG voeren verweer.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de volgende feiten:
- Sedert begin 2000 heeft de parochie in eerste instantie met Groenhuysen en later eveneens met WSG onderhandelingen gevoerd over de verkoop van de pastorie.
- Partijen zijn overeengekomen dat in de pastorie en de omliggende tuin een woonzorgcomplex voor ouderen zal worden gerealiseerd.
- WSG is een woningstichting en Groenhuysen is een maatschappelijke zorgorganisatie.
- Tussen WSG en Groenhuysen bestaat een samenwerkingsovereenkomst, uit hoofde waarvan WSG woningen bouwt en verhuurt en Groenhuysen zorgdiensten aan de bewoners levert.
- In mei 2001 is tussen de parochie en WSG een koopovereenkomst gesloten ter zake de pastorie. De eigendom van de pastorie is bij akte van levering van 30 december 2002 overgegaan op WSG.
- In artikel 5.3 van de koopovereenkomst is bepaald dat de onroerende zaak alleen bestemd is voor de realisatie van een woonzorgvoorziening voor ouderen.
- In artikel 7.1 van de akte van levering is een kettingbeding opgenomen dat inhoudt dat koper het verkochte gedurende een periode van tien jaar niet in eigendom mag overdragen, tenzij daarbij door verkoper wordt bedongen dat het verkochte alleen gebruikt zal mogen worden als woonzorgcomplex.
- In mei 2007 heeft Groenhuysen de inschrijvingsprocedure voor de zorgwoningen gestart. Het zorgcomplex zal eind 2008 in gebruik worden genomen.
- Groenhuysen heeft in maart 2008 te kennen gegeven dat zij voornemens is de zorgwoningen te bestemmen voor personen met een zware zorgindicatie, zonder zich te beperken tot personen uit de dorpsgemeenschap Nispen.
- Bij brief van 25 april 2008 heeft de procureur van de parochie Groenhuysen en WSG gesommeerd te bevestigen dat de zorgwoningen in de pastorie louter aan oudere Nispenaren met een lichte zorgindicatie zullen worden toegekend.
3.2. De parochie legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen is overeengekomen dat in de pastorie c.q. in de tuin van de pastorie te bouwen zorgwoningen louter ouderen met een lichte zorgindicatie uit Nispen zouden worden gehuisvest. De parochie stelt dat deze afspraak is gemaakt om de pastorie, die door giften van de Nispense gemeenschap is opgebracht, (als erfgoed) voor de Nispenaren te behouden. Deze van de koopovereenkomst onderdeel uitmakende afspraak blijkt naar de stelling van de parochie uit correspondentie tussen partijen van zowel voor als na de koopovereenkomst. Groenhuysen en WSG handelen volgens de parochie in strijd met de gemaakte afspraken door de zorgwoningen te bestemmen voor personen met een zware zorgindicatie van buiten Nispen en zij schieten aldus toerekenbaar tekort in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. Voor zover geen overeenkomst tussen Groenhuysen en de parochie zou kunnen worden aangenomen is naar de stelling van de parochie sprake van een toezegging door Groenhuysen die rechtens afdwingbaar is. Zij heeft dan ook recht op en spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening tot nakoming van de gemaakte afspraken, aldus de parochie.
3.3. Groenhuysen en WSG voeren allereerst aan dat Groenhuysen geen partij is bij de aan de vordering ten grondslag gelegde koopovereenkomst, zodat niet is in te zien hoe eventuele uitlatingen van Groenhuysen tot enige verplichting c.q. aanvulling op de door WSG gesloten koopovereenkomst zouden kunnen strekken. Voorts voeren Groenhuysen en WSG aan dat noch uit de koopovereenkomst noch uit de leveringsakte blijkt dat partijen meer zijn overeengekomen dan de verplichting tot het realiseren van een woonzorgcomplex in de pastorie van de gemeente Nispen en continuatie daarvan voor de duur van minimaal 10 jaar. Groenhuysen en WSG betwisten dat is toegezegd dat in het woonzorgcomplex enkel bewoners met een lichte zorgindicatie uit Nispen zouden worden gehuisvest. Volgens Groenhuysen en WSG is een dergelijke toezegging onmogelijk en in strijd met de wet- en regelgeving op dit punt, nu het zorgkantoor de intramurale verzorgingsplaatsen toewijst en in de extramurale setting de woningen door middel van het woonruimteverdelingssysteem worden toegedeeld. Nu er noch contractueel noch anderszins een verplichting op hen rust de pastorie aan te wenden uitsluitend voor bewoners uit het dorp Nispen, dient de vordering van de parochie te worden afgewezen, aldus Groenhuysen en WSG.
3.4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de parochie voldoende aannemelijk gemaakt dat Groenhuysen de toezegging heeft gedaan dat alleen Nispenaren met een (lichte) zorgvraag in de pastorie zullen worden gehuisvest. Dit blijkt al uit de eerste brief van Groenhuysen van 29 juni 2000, derhalve van vòòr de koopovereenkomst met WSG, waarin is vermeld dat Groenhuysen bereid is om voor ouderen in de gemeenschap Nispen een voorziening te ontwikkelen die hen in staat stelt zo lang als mogelijk in Nispen te blijven wonen. Dit standpunt van Groenhuysen wordt in latere correspondentie van vòòr en na de koopovereenkomst telkenmale herhaald.
De stelling van Groenhuysen en WSG, dat daarmee slechts is bedoeld de realisatie van een woonzorgcomplex in het dorp Nispen, kan geen stand houden. In voormelde brief van 29 juni 2000 is duidelijk verwoord dat de te ontwikkelen voorziening is bedoeld voor ouderen in de gemeenschap Nispen (onderstreping voorzieningenrechter) en dat voor dat doel de pastorie door de parochie te koop wordt aangeboden.
Groenhuysen was aldus op de hoogte van de intentie van de parochie. Door het doen van de toezegging dat alleen Nispenaren in de pastorie worden gehuisvest, heeft Groenhuysen de parochie bereid gevonden tot verkoop van de pastorie over te gaan. Enkel vanwege het feit dat Groenhuysen in het vaste samenwerkingsverband met WSG als exploitant zou optreden van de door WSG in eigendom te verwerven onroerende zaak heeft zij WSG als koper voor het te ontwikkelen woonzorgcomplex gepresenteerd, waarmee uiteindelijk de koopovereenkomst is gesloten. Als niet bestreden staat vast dat Groenhuysen de onderhandelingen met de parochie voor het belangrijkste deel heeft gevoerd en ook WSG op de hoogte was van de intentie van de parochie met betrekking tot de pastorie.
Gelet op de door Groenhuysen gedane toezegging, de zin die de parochie daaraan redelijkerwijs mocht toekennen alsmede de nauwe samenwerking tussen Groenhuysen en WSG, hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter zowel WSG als Groenhuysen de rechtens afdwingbare verplichting op zich genomen de pastorie te bestemmen voor zorgbehoevende ouderen uit de dorpsgemeenschap Nispen. De omstandigheid dat in de koopovereenkomst en/of de leveringsakte niet expliciet is opgenomen dat alleen Nispenaren in de pastorie zullen worden gehuisvest, doet aan die verplichting niet af.
3.5. Het toewijzen van de zorgwoningen aan anderen dan personen uit de dorpsgemeenschap Nispen, levert een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door WSG en – als schending van de tussen Groenhuysen en de parochie op grond van de toezegging aan te nemen zorgvuldigheidsnorm - een onrechtmatige daad van Groenhuysen jegens de parochie op. Nu niet is bestreden dat zich voldoende oudere Nispenaren met een lichte zorgindicatie bij Groenhuysen hebben aangemeld om het woonzorgcomplex in de pastorie te gaan bewonen, heeft de parochie recht op en belang bij nakoming van de verplichting door middel van het gevorderde verbod.
3.6. Vaststaat dat WSG als louter eigenaar van de onroerende zaak niet bij machte is om aan het gevorderde verbod te voldoen. Het is immers Groenhuysen als huurder van de onroerende zaak en exploitant van de daarin op te richten zorginstelling die de zeggenschap heeft over het gebruik en daarmee de toewijzing van woningen, zodat het gevorderde verbod niet ten opzichte van WSG kan worden toegewezen.
3.7. Groenhuysen heeft zich beroepen op haar maatschappelijke plicht en zich op het standpunt gesteld dat zij de pastorie beschikbaar moet stellen voor ouderen met een zware zorgvraag, waaronder ook niet-Nispenaren behoren. Niet echter valt in te zien waarom die plicht zou moeten prevaleren boven de op grond van de toezegging aan te nemen plicht tot het exploiteren van de instelling, louter ten behoeve van de lokale oudere bevolking met een lichtere zorgindicatie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Groenhuysen bovendien niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij niet op andere wijze dan door huisvesting in de pastorie aan haar wens, om de wachttijden voor de zwaarder hulpbehoevenden binnen de landelijk gestelde normen te brengen, kan voldoen. Wat er verder van de door Groenhuysen ervaren maatschappelijke plicht ook zij, Groenhuysen is op privaatrechtelijke grond gebonden aan de gedane toezegging dat alleen oudere Nispenaren in de pastorie zullen worden gehuisvest.
Dat Groenhuysen niet aan de vordering zou kunnen voldoen, omdat toewijzing van de zorgwoningen niet aan haar ter vrije beoordeling staat kan niet worden gevolgd. Groenhuysen heeft immers geen plicht het zorgcomplex te gaan exploiteren op andere dan volgens de toezegging geoorloofde wijze. Bovendien staat als niet weersproken vast dat Groenhuysen reeds in mei 2007 uit de ingeschreven 50 oudere Nispenaren, 24 Nispenaren met een lichte zorgindicatie heeft geselecteerd om in de zorgwoningen te huisvesten, welke mensen zij met een beroep op haar maatschappelijke plicht heeft gevraagd een keuze te maken uit andere zorgcomplexen. De gevorderde voorziening zal dan ook ten opzichte van Groenhuysen worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als volgt.
3.8. Ondanks het feit dat het gevorderde verbod niet tegen WSG kan worden toegewezen, zullen Groenhuysen en WSG als de juridisch-inhoudelijk in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de parochie worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.155,44
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. verbiedt Groenhuysen om de zorgwoningen die in de pastorie c.q. in de tuin van de pastorie zijn gebouwd c.q. gecreëerd aan personen van buiten Nispen toe te wijzen,
4.2. bepaalt dat Groenhuysen voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder 4.1. bepaalde, aan de parochie een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,-, tot een maximum van EUR 150.000,-,
4.3. veroordeelt Groenhuysen en WSG hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de parochie tot op heden begroot op EUR 1.155,44,
4.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Stokman op 22 juli 2008.?