Jurisprudentie
BD8264
Datum uitspraak2008-06-19
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers61200/KG ZA 08-25
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers61200/KG ZA 08-25
Statusgepubliceerd
Indicatie
''(..)'' VVE is eigenaar van een perceel grond, gedeeltelijk met opstallen (een appartementencomplex), gelegen te Zoutelande, gemeente Veere, aan de [adres], plaatselijk bekend Kadastrale gemeente Valkenisse, [sectie], perceel [perceelnr] (voorheen nummer [perceelnr]). ''(..)''
''(..)'' 2.2. [gedaagde] is eigenaar van percelen grond, gedeeltelijk met opstallen, gelegen te Zoutelande, gemeente Veere, aan de [adres], plaatselijk bekend Kadastrale gemeente Valkenisse, [sectie], percelen [perceelnr] (voorheen nummer [perceelnr]) en [perceelnr]. ''(..)''
''(..)'' 2.3. Genoemde percelen grenzen aan elkaar.''(..)''
''(..)'' 2.4. Genoemde percelen behoorden in het verleden in eigendom toe aan de heer [V[VR]. Blijkens een notariële akte, op 6 april 1967 verleden voor J.A. Janse de Jonge, notaris te Middelburg, heeft tussen [VK en VR] een scheiding en deling plaatsgevonden van de gemeenschap van goederen die tussen hen in huwelijk bestaan heeft. ''(..)''
''(..)'' 2.5. Op perceel nummer [perceelnr] was door [VK en VR] een parkeerterrein aangelegd. Uit gemelde akte van 2 juni 1967 blijkt dat het parkeerterrein is verdeeld: zowel aan [VR] als aan [VK] is een deel van het parkeerterrein toebedeeld. Daarnaast is een erfdienstbaarheid gevestigd. ''(..)''
''(..)'' 2.6. Ter zake is in de notariële akte van 1967 het volgende vermeld:
“dat partijen zich bij deze uitdrukkelijk verbinden om aan dat gedeelte van het kadastrale perceel der gemeente Valkenisse, [sectie], nummer [perceelnr] liggende aan de [adres] en dienende tot parkeerterrein (van welk parkeerterrein aan elk der partijen een gedeelte is toegescheiden) geen wijziging te brengen in aard, bestemming of inrichting, zodat aan het gebruik van parkeerterrein geen verandering kan worden gebracht;
dat in verband met dat gebruik partijen de navolgende erfdienstbaarheid vestigen:”Ten behoeve en ten laste van het parkeerterrein, deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend gemeente Valkenisse, [sectie], nummer [perceelnr], voorzover toegescheiden aan de comparant [VK], en ten behoeve en ten laste van dát gedeelte van gemeld parkeerterrein, toegescheiden aan de comparante [VR] (en ten behoeve van het kadastrale perceel gemeente Valkenisse, [sectie], nummer [perceelnr], toegescheiden aan dezelfde), wordt bij deze gevestigd de eeuwigdurende erfdienstbaarheid om niet van uitweg en gebruik over en weer van het parkeerterrein, overeenkomstig de thans bestaande toestand.''(..)''
''(..)'' 2.7. VVE is rechtsopvolger van [VR], [gedaagde] is rechtsopvolger van [VK]. ''(..)''
''(..)'' VVE vordert dat [gedaagde] - kort weergegeven - voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om:
de verplichtingen uit de hiervoor onder punt 2.7. van de feiten omschreven erfdienstbaarheid stipt na te komen;
binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de geplaatste hekken te verwijderen en verwijderd te houden;
het feitelijk gebruik van het parkeerterrein door VVE op geen enkele wijze meer te belemmeren;
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. ''(..)''
Uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
61200 / KG ZA 08-2521 mei 2008
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 61200 / KG ZA 08-25
Vonnis van 19 juni 2008
in de zaak van
1. de vereniging met rechtspersoonlijkheid
VERENIGING VAN EIGENAREN DUINOORD,
gevestigd te Zoutelande, gemeente Veere,
2. [eiser sub 2],
wonende te Valkenswaard,
3. [eiser sub 3],
wonende te Eindhoven,
4. [eiser sub 4],
wonende te Huizen,
5. [eiser sub 5],
wonende te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
6. [eiseres sub 6],
wonende te Helmond,
7. [eiser sub 7],
wonende te Sint-Michielsgestel,
8. [eiser sub 8],
wonende te Sinderen, gemeente Oude IJsselstreek,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eisereres sub 9].,
gevestigd te Zoutelande, gemeente Veere,
10. [eiser sub 10],
wonende te Veghel,
11. [eiser sub 11],
wonende te Ermelo,
12. [eiser sub 12],
wonende te Essen, Duitsland,
eisers,
procureur: mr. C.W.L. van de Merbel,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1].,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres], gemeente Veere, aan de [adres]
2. [venoot gedaagde sub 1],
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [adres], gemeente Veere, aan de [adres],
niet verschenen,
3. [gedaagde sub 3, venoot van gedaagde sub 1],
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [adres], gemeente Veere, aan de [adres],
verschenen in persoon,
4. [gedaagde sub 4],
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [adres], gemeente Veere, aan de [gedaagde sub 4],
niet verschenen,
gedaagden.
Partijen zullen hierna VVE en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 8 februari 2008 met producties 1 tot en met 7;
- de van de zijde van [gedaagde] ingediende producties 1 tot en met 19;
- de mondelinge behandeling op 19 februari 2008;
- de conclusie van antwoord tevens pleitaantekeningen van de zijde van [gedaagde];
- het proces-verbaal van de zitting van 19 februari 2008 waarbij de zaak is aangehouden in afwachting van de uitkomst van de mediation, waarnaar de zaak in overleg met partijen is doorverwezen;
- het telefaxbericht van 9 mei 2008 van mr. Van de Merbel voornoemd, inhoudende dat de mediation niet tot een definitieve regeling tussen partijen heeft geleid en om vonnis wordt gevraagd.
1.2. Aan de zijde van gedaagden is ter zitting van 19 februari 2008 verschenen gedaagde sub 3, mede ter vertegenwoordiging van gedaagde sub 1. Gedaagden sub 2 en 4 zijn niet verschenen. Tegen hen zal verstek worden verleend.
De feiten.
VVE is eigenaar van een perceel grond, gedeeltelijk met opstallen (een appartementencomplex), gelegen te Zoutelande, gemeente Veere, aan de [adres], plaatselijk bekend Kadastrale gemeente Valkenisse, [sectie], perceel [perceelnr] (voorheen nummer [perceelnr]).
2.2. [gedaagde] is eigenaar van percelen grond, gedeeltelijk met opstallen, gelegen te Zoutelande, gemeente Veere, aan de [adres], plaatselijk bekend Kadastrale gemeente Valkenisse, [sectie], percelen [perceelnr] (voorheen nummer [perceelnr]) en [perceelnr].
2.3. Genoemde percelen grenzen aan elkaar.
2.4. Genoemde percelen behoorden in het verleden in eigendom toe aan de heer [V[VR]. Blijkens een notariële akte, op 6 april 1967 verleden voor J.A. Janse de Jonge, notaris te Middelburg, heeft tussen [VK en VR] een scheiding en deling plaatsgevonden van de gemeenschap van goederen die tussen hen in huwelijk bestaan heeft.
2.5. Op perceel nummer [perceelnr] was door [VK en VR] een parkeerterrein aangelegd. Uit gemelde akte van 2 juni 1967 blijkt dat het parkeerterrein is verdeeld: zowel aan [VR] als aan [VK] is een deel van het parkeerterrein toebedeeld. Daarnaast is een erfdienstbaarheid gevestigd.
2.6. Ter zake is in de notariële akte van 1967 het volgende vermeld:
“dat partijen zich bij deze uitdrukkelijk verbinden om aan dat gedeelte van het kadastrale perceel der gemeente Valkenisse, [sectie], nummer [perceelnr] liggende aan de [adres] en dienende tot parkeerterrein (van welk parkeerterrein aan elk der partijen een gedeelte is toegescheiden) geen wijziging te brengen in aard, bestemming of inrichting, zodat aan het gebruik van parkeerterrein geen verandering kan worden gebracht;
dat in verband met dat gebruik partijen de navolgende erfdienstbaarheid vestigen:”Ten behoeve en ten laste van het parkeerterrein, deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend gemeente Valkenisse, [sectie], nummer [perceelnr], voorzover toegescheiden aan de comparant [VK], en ten behoeve en ten laste van dát gedeelte van gemeld parkeerterrein, toegescheiden aan de comparante [VR] (en ten behoeve van het kadastrale perceel gemeente Valkenisse, [sectie], nummer [perceelnr], toegescheiden aan dezelfde), wordt bij deze gevestigd de eeuwigdurende erfdienstbaarheid om niet van uitweg en gebruik over en weer van het parkeerterrein, overeenkomstig de thans bestaande toestand.
2.7. VVE is rechtsopvolger van [VR], [gedaagde] is rechtsopvolger van [VK].
2.8. Tussen partijen is verschil van mening ontstaan over het gebruik van het parkeerterrein.
Het geschil.
VVE vordert dat [gedaagde] - kort weergegeven - voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om:
de verplichtingen uit de hiervoor onder punt 2.7. van de feiten omschreven erfdienstbaarheid stipt na te komen;
binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de geplaatste hekken te verwijderen en verwijderd te houden;
het feitelijk gebruik van het parkeerterrein door VVE op geen enkele wijze meer te belemmeren;
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
VVE beroept zich op de in 1967 bij akte gevestigde erfdienstbaarheid op grond waarvan partijen elkaars parkeerplaatsen mogen gebruiken. In strijd met de erfdienstbaarheid heeft [gedaagde] hekken geplaatst op het gezamenlijke parkeerterrein. De stelling van [gedaagde] dat VVE wijziging heeft gebracht in de aard, bestemming of inrichting van het parkeerterrein wordt uitdrukkelijk betwist. VVE heeft een spoedeisend belang bij haar vordering: zeker met de naderende vakantieperiode is er dringend behoefte aan voldoende parkeerplaatsen.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] erkent het bestaan van de erfdienstbaarheid. Ook erkent [gedaagde] haar deel van het parkeerterrein te hebben afgeschermd met bouwhekken. [gedaagde] stelt dat VVE geen rechten kan ontlenen aan de gevestigde erfdienstbaarheid omdat door VVE in strijd met de bepalingen van de akte wijziging is gebracht in aard, bestemming of inrichting van het parkeerterrein. Aan VVE komt derhalve niet langer het recht toe om het gedeelte van het parkeerterrein gelegen op het perceel van [gedaagde] te gebruiken. Daarenboven stelt [gedaagde] dat een spoedeisend belang aan de zijde van VVE ontbreekt omdat het parkeerterrein zelden tot nooit volledig in gebruik is. Dit is zeker het geval in het laagseizoen.
De beoordeling.
Ten aanzien van de vorderingen, voorzover deze zijn ingesteld jegens gedaagden sub 2 en 4, wordt als volgt overwogen. Nu tegen gedaagde sub 2 en gedaagde sub 4 verstek is verleend en de vorderingen de voorzieningenrechter overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, kunnen deze, met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen, worden toegewezen.
Het spoedeisend belang van VVE bij haar vorderingen is evident. De zomervakantie komt eraan en dan zal er volop gebruik worden gemaakt van de appartementen en het omliggende parkeerterrein. [gedaagde] heeft in dat kader nog wel aangevoerd dat VVE ook gebruik kan maken van de nabij gelegen openbare parkeerplaatsen, maar aannemelijk is, zoals VVE daartegenover heeft gesteld, dat deze in de zomer worden ingenomen door allerlei strandbezoekers. VVE is derhalve ontvankelijk in haar vorderingen.
Niet in geschil is dat er op het tussen de percelen van partijen liggende parkeerterrein een erfdienstbaarheid is gevestigd inhoudende dat de eigenaren van het ene gedeelte van het parkeerterrein het medegebruik hebben van het andere gedeelte van het terrein en vice versa. Tussen partijen zijn problemen ontstaan over het gebruik van het parkeerterrein. Door [gedaagde] zijn hekken op het gezamenlijke parkeerterrein geplaatst waardoor VVE geen gebruik meer kan maken van het aan [gedaagde] in eigendom toebehorende deel van het parkeerterrein.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter handelt [gedaagde] door het plaatsen van de hekken onrechtmatig jegens VVE. Als rechtvaardiging voor haar handelen voert [gedaagde] aan dat VVE geen rechten meer kan ontlenen aan de gevestigde erfdienstbaarheid omdat VVE zelf in strijd met de bepalingen van de erfdienstbaarheid heeft gehandeld. Dat VVE zoals [gedaagde] stelt in het verleden wijziging heeft gebracht in aard, bestemming of inrichting van het parkeerterrein, staat echter in deze procedure, gelet op de uitdrukkelijke betwisting hiervan door VVE, rechtens niet vast. Wel wordt op grond van door [gedaagde] in het geding gebrachte correspondentie uit het verleden (1988) duidelijk dat er tussen VVE en de rechtsvoorgangers van [gedaagde] al eerder problemen zijn geweest omtrent de uitoefening van de gevestigde erfdienstbaarheid. Maar of er wijziging is gebracht in aard, bestemming of inrichting van het parkeerterrein en welke gevolgen dat heeft voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid is thans niet eenvoudig vast te stellen. Daarvoor is een nader onderzoek naar de feiten vereist, waarvoor onderhavig kort geding zich niet leent.
Maar ook indien VVE wijziging zou hebben gebracht in aard, bestemming of inrichting van het parkeerterrein dan nog komt [gedaagde] niet het recht toe door het plaatsen van hekken aan VVE het gebruik van het parkeerterrein te ontzeggen. Dit is eigenrichting en niet toegestaan. Indien [gedaagde] wil bewerkstelligen dat de erfdienstbaarheid zal worden opgeheven dan wel dat daarvan op andere wijze gebruik zal worden gemaakt zal zij daarvoor andere juridische wegen dienen te bewandelen. Onderhavige procedure leent zich er in ieder geval niet voor om een dergelijke wijziging te bewerkstelligen.
Ook wanneer een afweging wordt gemaakt tussen enerzijds het belang van VVE bij toewijzing van de vorderingen en anderzijds het belang van [gedaagde] bij afwijzing daarvan valt deze in het voordeel van VVE uit. Het belang van VVE bij het onbelemmerd gebruik van het gehele parkeerterrein met het oog op het komende zomerseizoen is evident, terwijl aan de zijde van [gedaagde] een duidelijk belang ontbreekt. Hetgeen [gedaagde] in dat kader heeft aangevoerd, namelijk dat VVE grootse plannen heeft met het complex en het omliggende parkeerterrein en dat deze gevolgen zullen hebben voor de positie van [gedaagde] en haar bedrijfsvoering, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] een spoedeisend belang heeft bij afwijzing van de vorderingen. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat het vooralsnog instandhouden van de wederzijdse erfdienstbaarheid en het verwijderen van de hekken geen onomkeerbare situatie doet ontstaan.
De vorderingen van VVE zullen gelet op het bovenstaande worden toegewezen, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en aan een maximum zal worden verbonden. Als de in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] de kosten van onderhavige procedure te dragen. De kosten aan de zijde van VVE worden begroot op:
- dagvaarding EUR 107,35
- vast recht 251,00
- salaris procureur 1.054,00
Totaal EUR 1.412,35
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de gevestigde erfdienstbaarheid te eerbiedigen en de hekken die zij geplaatst heeft op het bij haar in eigendom zijnde deel van het parkeerterrein te verwijderen en verwijderd te houden en zich ook verder te onthouden van het opwerpen van elke andere belemmering die een feitelijk gebruik van het gehele parkeerterrein onmogelijk maakt of bemoeilijkt;
veroordeelt [gedaagde] om ingeval zij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen aan VVE een dwangsom te betalen van
EUR 250,-- per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, met een maximum van
EUR 25.000,--;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van VVE tot op heden begroot op EUR 1.412,35;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2008