Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8150

Datum uitspraak2008-07-17
Datum gepubliceerd2008-07-24
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1030 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Inhoud en strekking gemeentelijke hypotheekregeling. Is "gewezen ambtenaar" aan te merken als "ambtenaar (in vaste dienst)" in de zin van de regeling?


Uitspraak

07/1030 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 16 januari 2007, 06/2527 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Naam betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene) en appellant Datum uitspraak: 17 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P.F. van Duren, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en mr. J.R.F. Kleefman, werkzaam bij de gemeente Gemert-Bakel. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P.J. Smink, werkzaam bij CNV Rechtshulp. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Betrokkene was werkzaam als medewerker bijzondere opdrachten op de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de sector Welzijn van de gemeente Gemert-Bakel. 1.2. Op 2 juli 1999 heeft de gemeente Gemert-Bakel appellant een hypothecaire geldlening verstrekt ten behoeve van de aankoop van een eigen woning, dit met toepassing van de Hypotheekregeling gemeentepersoneel 1997 (hierna: regeling). 1.3. Met ingang van 1 september 2000 is appellant eervol ontslag verleend in verband met gebruikmaking van de FPU-regeling. 1.4. Bij brief van 4 mei 2005 heeft betrokkene appellant verzocht om wijziging van de rente van zijn hypothecaire lening. Bij besluit van 21 november 2005 heeft appellant dit verzoek afgewezen op grond van de overweging dat betrokkene niet meer valt onder het begrip ambtenaar als vermeld in artikel 15, tweede lid, van de regeling. Na door betrokkene daartegen gemaakt bezwaar, is dit besluit gehandhaafd bij besluit van 28 maart 2006. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het besluit van 28 maart 2006 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen, dit met bijkomende bepalingen over vergoeding van proceskosten en griffierecht. Daartoe heeft de rechtbank allereerst overwogen dat partijen het erover eens zijn dat de regeling onverkort op betrokkene van toepassing is gebleven. In de regeling is zowel sprake van “ambtenaar” als van “ambtenaar in vaste dienst”. Slechts waar in de regeling gesproken wordt van een ambtenaar in vaste dienst dient naar het oordeel van de rechtbank te worden aangenomen dat de desbetreffende bepaling niet langer op betrokkene van toepassing is. In alle overige gevallen geldt de regeling onverkort voor betrokkene. 3.1. Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak van de rechtbank. De uitleg die daarin wordt gegeven aan artikel 15, tweede lid, van de regeling is in strijd met inhoud en strekking van de regeling. Betrokkene behoort als gewezen ambtenaar niet meer tot de doelgroep van de regeling. Het staat hem vrij bij een andere instantie een nieuwe hypotheek tegen een lagere rente af te sluiten, aldus appellant. 3.2. Betrokkene meent dat de aangevallen uitspraak in stand dient te blijven. 4. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende. 4.1. Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de regeling kan op aanvraag van de ambtenaar gedurende de looptijd van de geldlening de rente ten hoogste twee maal bij onderhandse overeenkomst worden gewijzigd volgens het bepaalde in de regeling. 4.2. Blijkens artikel 1 van de regeling kan uitsluitend aan de ambtenaar in vaste dienst van de gemeente een hypothecaire geldlening worden verstrekt. In de verdere bepalingen van de regeling is sprake van “de ambtenaar” en soms ook van “de ambtenaar in vaste dienst”. Uit inhoud en strekking van de regeling valt niet op te maken dat daar waar sprake is van “ambtenaar” zonder de toevoeging “in vaste dienst”, bedoeld zou zijn de gewezen ambtenaar daaronder mede te begrijpen. De Raad vindt voor dit oordeel tevens steun in artikel 17 van de regeling waarin behalve aan de ambtenaar uitdrukkelijk aan de gewezen ambtenaar een recht wordt toegekend. Gezien deze nevenstelling wordt in artikel 17 onder “ de ambtenaar” duidelijk niet tevens “de gewezen ambtenaar” verstaan. Niet is in te zien dat niet hetzelfde zou moeten gelden voor de overige bepalingen van de regeling. Bij een ander oordeel zou ook de gewezen ambtenaar aanspraak kunnen maken op verstrekking van een tweede hypothecaire geldlening voor verbouwingskosten (artikel 12, eerste lid); het ligt niet erg voor de hand te veronderstellen dat dit de bedoeling van de regelgever is geweest. 4.3. Nu krachtens artikel 15, tweede lid, van de regeling alleen op aanvraag van de ambtenaar, en dus niet tevens op aanvraag van de gewezen ambtenaar, de rente van de lening kan worden gewijzigd, komt de Raad tot de conclusie dat appellant de aanvraag van betrokkene terecht heeft afgewezen. 4.4. Dit brengt mee dat bij de aangevallen uitspraak het besluit van 28 maart 2006 ten onrechte is vernietigd. De aangevallen uitspraak kan niet in stand blijven. Het bij de rechtbank ingestelde beroep dient alsnog ongegrond te worden verklaard. 5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en M.C. Bruning en T. van Peijpe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2008. (get.) J.Th. Wolleswinkel. (get.) K. Moaddine. HD