Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7892

Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers290622 HA ZA 07-2170 Rechtbank Rotterdam en 60851/HA ZA 07-612 rechtbank Middelburg
Statusgepubliceerd


Indicatie

''(..)'' Met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft Safmarine een partij sinaasappelen, verpakt in 32 reefer containers, doen verkopen op 30 mei 2006. De opbrengst bedroeg EUR 64.400,00 na aftrek van verkoopcommissie en kosten van de verkoop van respectievelijk EUR 2.016,00 en EUR 780,00. Safmarine heeft de voorzieningenrechter verzocht een rechter-commissaris te benoemen ten overstaan van wie de verdeling van de opbrengst zal plaatsvinden. De rechter-commissaris heeft op 18 juni 2007 een voorlopige staat van verdeling opgemaakt die 21 juni 2007 ter griffie van de rechtbank is neergelegd. De vorderingen van Safmarine zijn ter zitting van 17 juli 2007 door Jaguar betwist waarna verwijzing naar de rol heeft plaatsgevonden. Het geschil Safmarine stelt dat zij recht heeft op kosten van juridische bijstand over de periode 12 mei 2006 tot en met 8 juni 2006 voor een bedrag van EUR 2.760,36. Dit zijn zogenaamde “kosten onderweg” in zin van artikel 8:488 BW en deze vordering is bevoorrecht.''(..)''


Uitspraak

Uitspraak vonnis RECHTBANK ROTTERDAM, nevenzittingsplaats MIDDELBURG 60851 / HA ZA 07-61227 februari 2008 Sector civiel recht Zaaknummer/rolnummer Rotterdam: 290622 HA ZA 07-2170 zaaknummer / rolnummer Middelburg: 60851 / HA ZA 07-612 Vonnis van 16 juli 208 in de zaak van SAFMARINE CONTAINER LINES N.V. gevestigd te Antwerpen, België, eiseres procureur: M. Verhagen advocaat: A. Jumelet tegen JAGUAR, THE FRESH COMPANY B.V. gevestigd te Breda verweerster procureur: mr. A.J. van Steenderen advocaat mr. A.J. van Steenderen De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het proces-verbaal 17 juli 2007 de conclusie van eis in renvooi van Safmarine de conclusie van antwoord in renvooi van Jaguar. Vervolgens is de zaak voor het wijzen van vonnis overgedragen aan de rechtbank Middelburg als nevenzittingsplaats van de rechtbank Rotterdam. De feiten Met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft Safmarine een partij sinaasappelen, verpakt in 32 reefer containers, doen verkopen op 30 mei 2006. De opbrengst bedroeg EUR 64.400,00 na aftrek van verkoopcommissie en kosten van de verkoop van respectievelijk EUR 2.016,00 en EUR 780,00. Safmarine heeft de voorzieningenrechter verzocht een rechter-commissaris te benoemen ten overstaan van wie de verdeling van de opbrengst zal plaatsvinden. De rechter-commissaris heeft op 18 juni 2007 een voorlopige staat van verdeling opgemaakt die 21 juni 2007 ter griffie van de rechtbank is neergelegd. De vorderingen van Safmarine zijn ter zitting van 17 juli 2007 door Jaguar betwist waarna verwijzing naar de rol heeft plaatsgevonden. Het geschil Safmarine stelt dat zij recht heeft op kosten van juridische bijstand over de periode 12 mei 2006 tot en met 8 juni 2006 voor een bedrag van EUR 2.760,36. Dit zijn zogenaamde “kosten onderweg” in zin van artikel 8:488 BW en deze vordering is bevoorrecht. De opslagkosten bij APM Terminals Rotterdam B.V. bedroegen tot 30 mei 2006 EUR 18.619,20. Omdat sprake is van een rekening courantverhouding tussen Safmarine en APM Terminals Rotterdam B.V kan Safmarine geen factuur overleggen. Zij brengt ter onderbouwing van de gestelde kosten een e-mail van Maersk Line in het geding. Safmarine stelt dat de kosten voorrang hebben nu deze voortvloeien uit de vervoerovereenkomst. Safmarine heeft de containers voor de sinaasappelen gehuurd voor EUR 15,00 per dag. Deze kosten die voortvloeien uit de vervoerovereenkomst, zijn gerekend tot dag van verkoop 30 mei 2006, opgelopen tot een bedrag van EUR 18.592,00. Deze vordering is volgens Safmarine bevoorrecht. Zij heeft ter onderbouwing een kopie van een e-mail(Rb:?) van Maersk Line in het geding gebracht. Safmarine heeft EUR 4.028,00 aan port security costs en import fee betaald en ook deze kosten vallen onder het begrip “kosten onderweg” en zijn volgens haar bevoorrecht. De vordering van Safmarine met betrekking tot demurrage bedraagt EUR 194.646,00. Deze is gebaseerd op de vervoerovereenkomst. Zij heeft verwezen naar het cognossement en haar toepasselijke tarieven. Het standpunt van Jaguar Jaguar heeft gesteld dat het beroep van Safmarine op art. 8:488 BW ter zake van de advocaatkosten tardief is. Overigens is dat artikel niet van toepassing omdat er geen sprake is geweest van zaakwaarneming. Safmarine heeft uitsluitend haar eigen belangen behartigd. De gevorderde honoraria van de advocaat van Safmarine zijn niet te beschouwen als kosten die voortvloeien uit de vervoerovereenkomst die bevoorrecht zijn op de opbrengst. Hooguit kan op basis van het liquidatietarief één punt worden toegekend. Jaguar betwist de kosten voor opslag van de containers bij APM Terminals Rotterdam B.V.. Safmarine heeft niet aangetoond dat zij deze kosten gemaakt heeft. De vordering ten aanzien van de containerhuur is onvoldoende onderbouwd. Ook is niet aangetoond dat de kosten van containerhuur verschuldigd zijn ter zake van vervoer. De vordering van EUR 4.029,00 is evenmin onderbouwd. De door Safmarine overgelegde stukken roepen meer vragen op dan dat zij zorgen voor onderbouwing. Jaguar stelt dat Safmarine niet heeft aangetoond dat containerdemurrage voor rekening van Safmarine is gekomen of dat deze voortvloeit uit de vervoerovereenkomst of andere in art. 8:491 BW genoemde gronden. Stukken ter onderbouwing zijn niet ingebracht. Jaguar handhaaft haar eerder tijdens de zitting van 17 juli 2007 ingenomen standpunt. De beoordeling Het salaris van de advocaat is al opgenomen onder de voorlopige rangregeling sub 4.1.2. voor een totaal van EUR 4.000,--. Met de toekenning van deze forfaitaire bedragen worden de kosten geacht te zijn vergoed. De vordering van Safmarine wordt op dit punt afgewezen. De vordering ter zake van opslagkosten bij APM Terminals is niet verder onderbouwd dan met de productie 4 bij de conclusie van eis. Uit het daarbij overgelegde bericht valt op te maken dat [VZ] van Maersk Benelux BV een e-mail heeft gezonden aan [E.R.] waarin naar aanleiding van een telefonisch onderhoud wordt meegedeeld dat de kosten voor opslag van containers door Maersk Line aan APMT in rekening gebracht, in 2006 EUR 12,93 per dag per container bedroegen. De vordering strandt op onvoldoende onderbouwing. Voor zover deze e-mail al tot bewijs zou kunnen bijdragen blijkt er niet uit dat Safmarine de kosten gemaakt heeft. Ander bewijs is niet overgelegd of aangeboden. De vordering wordt op dit punt afgewezen. Safmarine heeft niet aangetoond dat zij de kosten voor containerhuur heeft gemaakt en dat die kosten EUR 18.592,00 bedroegen. Nader bewijs is niet aangeboden en de rechtbank zal bij gebrek aan concrete stellingen ook niet ambtshalve bewijs opdragen. De vordering zal daarom worden afgewezen. Safmarine onderbouwt haar vordering voor vergoeding van THC, port security costs en import fee niet anders dan met een verwijzing naar productie 5 overgelegd bij conclusie van eis. Die verwijzing is zonder nadere toelichting – die ontbreekt – onbegrijpelijk. Wat is overgelegd, is een document van Safmarine genaamd “Service Contract No: [nummer], Proposal No: [PN-nummer]”. De contracthouder is Benipack in Casablanca, Marokko. Een verband met het gevorderde bedrag is niet uit het document op te maken. De vordering komt wegens onvoldoende onderbouwing niet voor toewijzing in aanmerking. Safmarine heeft ter onderbouwing van haar vordering ter zake van “demurrage” verwezen naar clausule 2 van het cognossement van 7 april 2006. Deze clausule maakt deel uit van de vervoerovereenkomst zodat deze vordering aanspraak kan maken op voorrang. De clausule luidt: “The terms and conditions of the Carrier’s applicable Tariff are incorporated herein. enz”. Safmarine heeft dit “Tariff” overgelegd (productie vier van productie drie overgelegd bij conclusie van eis). Verder heeft zij in haar brief aan de rechtbank van 17 januari 2007 (productie 3 bij conclusie van eis) de hoogte van de vordering toegelicht. De rechtbank is van oordeel dat deze vordering terecht op basis van art. BW 8: 222 lid 2 batig is gerangschikt voor EUR 194.646,00. De vordering van Safmarine is op dit punt toewijsbaar. Het bovenstaande komt erop neer dat de verklaring voor recht omvat de al in de voorlopige rangregeling ten behoeve van Safmarine opgenomen bedragen en voorrang te weten: EUR 2.800,00, EUR 4.645,00, EUR 194.646,00. De eerste twee bedragen zijn kosten verband houdend met de verkoop en moeten met voorrang uit de opbrengst worden voldaan. Het laatste bedrag is preferent op grond van art. 8:222 BW. Jaguar zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De beslissing De rechtbank verklaart voor recht dat de vordering van Safmarine EUR 202.091,00 bedraagt; verklaart voor recht dat de vordering van Safmarine ter zake van “demurrage” preferent is krachtens art. 8: 222 BW en dat de vordering tot vergoeding van kosten eveneens preferent is. veroordeelt Jaguar in de proceskosten aan de zijde van Safmarine gevallen zijnde voor griffierecht EUR 251,00 en voor procureurssalaris EUR 2.000,00. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2008.