Jurisprudentie
BD7836
Datum uitspraak2008-07-11
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700216-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700216-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank Haarlem veroordeelt verdachte wegens grootschalige oplichting tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en reclasseringstoezicht. Verdachte heeft namelijk een groot aantal mensen geld afhandig gemaakt en is diverse overeenkomsten aangegaan, terwijl zij wist dat zij dat geld niet zou kunnen terugbetalen en die overeenkomsten niet zou kunnen nakomen. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van valse hoedanigheden en heeft allerhande onwaarheden verteld om dit onvermogen te maskeren en de benadeelden over te halen een overeenkomst aan te gaan of haar geld te lenen, opdat haar financiele nood gelenigd kon worden.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700216-08
Uitspraakdatum: 11 juli 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de P.I.V., HvB Nieuwersluis, te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 27 april 2007 tot 30 augustus 2007 te Zandvoort en/of elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a. [slachtoffer 1] (incident 1);
b. [slachtoffer 2] (incident 2);
c. [slachtoffer 3] (incident 3);
heeft bewogen tot
a. de afgifte van sleutels en/of beddengoed (ten gebruike in/van het appartement van die [slachtoffer 1]) en/of geld,
b. de afgifte van sleutels,
c. de afgifte van sleutels,
in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich (telkens) uitgegeven/voorgedaan als een huurster te goeder trouw en/of
- (meermalen) aangegeven dat zij (op korte termijn) de huur en/of het geleende geld (terug) zou gaan betalen, en/of
- aangegeven dat zij niet bij haar (opgeslagen) meubels kon komen, en/of
- aangegeven dat haar geld op een Duitse bankrekening vrij zou komen;
waardoor die [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtofer 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2007 t/m 28 november 2007 te Amstelveen en/of elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (incident 5) heeft bewogen tot de afgifte van sleutels, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich (telkens) uitgegeven/voorgedaan als een huurster te goeder trouw en/of
- (meermalen) aangegeven dat zij (op korte termijn) de huur zou gaan betalen, en/of
- aangegeven dat zij niet bij haar geld bij een vriendin in de kluis kon komen,
waardoor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 31 december 2006 te Amsterdam en/of elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] (incident 7) heeft bewogen tot de afgifte van sleutels en/of een Fiat personenauto, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich (telkens) uitgegeven/voorgedaan als een koopster te goeder trouw van een Alfa Romeo en/of
- aangegeven dat zij werkzaam was voor een bedrijf ISC en dat de auto eigendom zou worden van dit bedrijf,
waardoor die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
zij in of omstreeks de periode van juni 2006 t/m februari 2008 te Amsterdam en/of elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (meermalen)
a. [slachtoffer 8] (incident 8);
b. [slachtoffer 9] (incident 9)
c. [slachtoffer 10] (incident 11)
d. [slachtoffer 11] (incident 12);
heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- aangegeven dat haar moeder uit haar huis gezet zou worden,
- aangegeven dat zij niet bij haar (eigen) geld kon komen,
- aangegeven dat zij was beroofd van haar handtas en al haar papieren,
- aangegeven dat ze bij een tankstation was beroofd en dat ze een slotenvervanger moest betalen, en/of
- aangegeven dat haar pinpas was gekopieerd en haar rekening was geblokkeerd,
waardoor genoemde personen werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
zij in de periode van 27 april 2007 tot 30 augustus 2007 te Zandvoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
a. [slachtoffer 1] (incident 1);
b. [slachtoffer 2] (incident 2);
c. [slachtoffer 3] (incident 3),
heeft bewogen tot
a. de afgifte van sleutels en beddengoed ten gebruike van het appartement van die [slachtoffer 1] en de afgifte van geld,
b. de afgifte van sleutels,
c. de afgifte van sleutels,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- zich telkens voorgedaan als een huurster te goeder trouw en
- meermalen aangegeven dat zij op korte termijn de huur en het geleende geld (terug) zou gaan betalen, en
- aangegeven dat zij niet bij haar opgeslagen meubels kon komen, en
- aangegeven dat haar geld op een Duitse bankrekening vrij zou komen,
waardoor die [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtofer 3] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij in de periode van 25 augustus 2007 t/m 28 november 2007 te Amstelveen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (incident 5), heeft bewogen tot de afgifte van sleutels, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als een huurster te goeder trouw en
- meermalen aangegeven dat zij de huur zou gaan betalen, en
- aangegeven dat zij niet bij haar geld bij een vriendin in de kluis kon komen,
waardoor die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij in de periode van 2 tot en met 31 december 2006 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 7] (incident 7), heeft bewogen tot de afgifte van een Fiat personenauto, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als een koopster te goeder trouw van een Alfa Romeo en
- aangegeven dat zij werkzaam was voor een bedrijf ISC en dat de auto eigendom zou worden van dit bedrijf,
waardoor die [slachtoffer 7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
zij in de periode van juni 2006 t/m februari 2008 te Amsterdam en elders in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen
a. [slachtoffer 8] (incident 8);
b. [slachtoffer 9] (incident 10)
c. [slachtoffer 10] (incident 11)
d. [slachtoffer 11] (incident 12),
heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- aangegeven dat haar moeder uit haar huis gezet zou worden en/of,
- aangegeven dat zij niet bij haar geld kon komen en/of,
- aangegeven dat zij was beroofd van haar handtas en al haar papieren en/of,
- aangegeven dat ze bij een tankstation was beroofd en dat ze een slotenvervanger moest betalen, en/of
- aangegeven dat haar pinpas was gekopieerd en haar rekening was geblokkeerd,
waardoor genoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verdachte heeft in de periode van 27 april 2007 tot en met 28 november 2007 een vijftal verhuurders in Zandvoort en Amstelveen opgelicht door zich voor te doen als huurster te goeder trouw en door, zodra zij werd aangemaand te betalen, steeds aan te geven dat zij (op korte termijn) de huur zou gaan betalen, dat zij geld had op een Duitse bankrekening welk geld binnenkort zou vrij komen, dat zij niet bij haar (opgeslagen) meubels kon of dat zij niet bij haar geld kon omdat dat bij een vriendin in de kluis zat (aangifte [slachtoffer 1] p. 34; aangifte [slachtoffer 2] p. 68; aangifte [slachtoffer 3] p. 76; aangifte [slachtoffer 4] p. 102, waarin [slachtoffer 4] aangifte doet namens zichzelf en benadeelde [slachtoffer 5]). Op deze wijze heeft zij de betreffende verhuurders bewogen tot afgifte van de sleutels en/of beddengoed van de desbetreffende appartementen. Voor verhuurster [slachtoffer 1] geldt dat zij daarenboven een geldbedrag heeft afgegeven omdat verdachte – in strijd met de waarheid – had gezegd dit geld zo spoedig mogelijk te zullen terugbetalen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in genoemde periode met de betreffende verhuurders huurovereenkomsten is aangegaan en dat zij de verschuldigde borg en huur niet heeft voldaan. Voorts heeft zij verklaard dat zij nog geld tegoed had vanuit Duitsland en dat zij erop hoopte om snel weer werk te krijgen. Omtrent haar inkomen heeft zij verklaard dat zij sinds 2003 af en toe op freelance basis heeft gewerkt waarmee zij niet zoveel verdiende dat zij daar geld aan over hield. Vanaf 2006 heeft zij geen inkomen meer gehad en spaargeld had zij niet, aldus verdachte.
Bij de politie (p. 45) heeft verdachte verklaard dat zij bewust bezig is geweest met het huren van woningen en dat zij van tevoren wist dat zij niet zou gaan betalen. Op p. 48 verklaart zij als haar wordt gevraagd waarom zij steeds niets betaalt aan mensen terwijl ze wel overeenkomsten aanging dat zij bezig was het ene gat met het andere te dichten.
Ten aanzien van feit 3
In december 2006 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van autobedrijf [slachtoffer 7] te Amsterdam (aangifte [slachtoffer 6] p. 122). Verdachte heeft, blijkens de aangifte, op 2 december 2006 een Alfa Romeo besteld ten bedrage van € 27.073,06. Tot het moment van levering een week later is zij voorzien van een zogenaamde voorloopauto, een Fiat (met de bijbehorende autosleutels). Bij aankoop van de Alfa Romeo heeft zij – in strijd met de waarheid - aangegeven dat zij werkzaam was voor een bedrijf ISC en dat de auto eigendom zou worden van dit bedrijf (orderbevestiging + kopie visitekaartje verdachte ISC p. 125 e.v.). Navraag door aangever bij ISC heeft opgeleverd dat zij slechts drie maanden voor hen zou hebben gewerkt.
Verdachte bevestigt (p. 58) dat zij de koopovereenkomst heeft getekend en een Fiat Punto als voorloopauto kreeg. De bestelde auto heeft zij niet afgehaald omdat zij niet kon betalen. Verdachte ontkent dat de auto op naam van ISC zou komen te staan, maar verklaart wel dat zij gedurende anderhalf jaar freelance voor dit bedrijf heeft gewerkt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij geen geld had voor de Alfa Romeo op het moment van ondertekening van de koopovereenkomst, maar dat zij had gehoopt dat zij het zou kunnen betalen als zij geluk zou hebben met het vinden van een opdracht.
Ten aanzien van feit 4
In juni 2006, augustus 2006 en februari 2008 heeft verdachte diverse mensen bewogen tot afgifte van geldbedragen door (veelal huilend) te vragen om geld om uiteenlopende redenen, zoals dat haar moeder uit huis zou worden gezet en zij zelf niet bij haar geld kon komen; dat zij was beroofd van haar handtas en al haar papieren; dat zij was beroofd bij een tankstation en dat zij een slotenvervanger moest betalen; dat haar pinpas was gekopieerd en dat haar rekening was geblokkeerd (aangifte [slachtoffer 8] (p. 133), aangifte [slachtoffer 9] (p. 149), aangifte [slachtoffer 10] (p. 159), aangifte [slachtoffer 11] (p. 167)).
Verdachte heeft hierover een deels bekennende verklaring afgelegd (p. 61). In deze verklaring bekent zij dat zij aangevers [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] door middel van een smoes heeft overgehaald om haar geld te lenen. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat het klopt dat zij geld heeft gekregen van [slachtoffer 11], dat zij wel wilde terugbetalen, maar niet op korte termijn. Voorts heeft zij herhaald dat zij sinds 2006 niet meer over inkomen beschikte, dat zij een geldbedrag uit Duitsland verwachtte en dat zij hoopte op een nieuwe freelance opdracht.
Over het geleende geldbedrag van aangeefster [slachtoffer 8] heeft zij verklaard dat zij geld heeft geleend en voornemens was om dit terug te betalen, maar niet over dit geld kon beschikken.
3.3. Bewijsoverweging
Verdachte heeft een groot aantal mensen geld afhandig gemaakt en is diverse overeenkomsten aangegaan, terwijl zij wist dat zij dat geld niet zou kunnen terugbetalen en die overeenkomsten niet zou kunnen nakomen. Verdachte beschikte immers sinds 2003 niet meer over een reëel inkomen en had ook geen eigen vermogen. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van valse hoedanigheden en heeft allerhande onwaarheden verteld om dit onvermogen te maskeren en de benadeelden over te halen een overeenkomst aan te gaan of haar geld te lenen, opdat haar financiële nood gelenigd kon worden. In onderlinge samenhang bezien vormen de diverse aangiften, tezamen met de verklaringen van verdachte voldoende bewijs voor oplichting.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 4: oplichting, meermalen gepleegd
Ten aanzien van de feiten 2 en 3: oplichting
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact bij de reclassering Leger des Heils.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze wordt toegewezen tot een bedrag van € 6.900,-- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4], [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtofer 3] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze wordt afgewezen.
Tevens heeft de officier van justitie de gevangenneming gevorderd voor alle feiten zoals vermeld op de tenlastelegging.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering van het Leger des Heils uitgebrachte rapport van 25 juni 2008 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een aantal appartementen gehuurd bij verschillende verhuurders. Verdachte heeft zich daarbij voorgedaan als een huurster te goeder trouw. Zij is daarbij overeenkomsten aangegaan, terwijl zij wist dat zij die overeenkomsten niet zou kunnen nakomen. Tevens heeft zij diverse mensen geld afhandig gemaakt, terwijl zij wist dat zij het geld niet kon terugbetalen. Zij heeft allerlei onwaarheden verteld om de benadeelden over te halen een overeenkomst aan te gaan of haar geld te lenen.
Verdachte heeft bij een bedrijf een personenauto meegekregen en vervolgens dit voertuig niet meer teruggebracht. Verdachte kreeg deze auto mee als voorloopauto totdat een door haar bestelde auto zou worden geleverd. Bij de aankoop van de auto heeft zij wederom onwaarheden verteld en wist zij dat zij de bestelde auto niet kon betalen.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij het vertrouwen van mensen heeft geschonden door onder een valse hoedanigheid en valse voorwendsels diensten, geld en goederen te verkrijgen. Verdachtes handelen heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer en de maatschappij.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de nieuwe Wet voorwaardelijke invrijheidstelling, welke per 1 juli 2008 in werking is getreden.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen noodzaak tot gevangenneming voor alle feiten op de tenlastelegging.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering van het Leger des Heils gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 12.380,-- ingediend tegen verdachte wegens materië¬le schade die zij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 6.900,-- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 6.900,--.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.771,91 ingediend tegen verdachte wegens materië¬le schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 6.771,91.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,-- ingediend tegen verdachte wegens materië¬le schade die hij als gevolg van het onder 4 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 100,--.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.200,-- ingediend tegen verdachte wegens materië¬le schade die zij als gevolg van het onder 4 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2.200,--.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.710,-- ingediend tegen verdachte wegens materië¬le schade die zij als gevolg van het onder 3 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de benadeelde partij in de vordering niet zal kunnen worden ontvangen.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.194,81 ingediend tegen verdachte wegens materië¬le schade die hij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting medegedeeld dat de vordering reeds door de civiele rechter is behandeld.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de vordering behoort te worden afgewezen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 326.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN (15) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot VIJF (5) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat zij gedurende de proeftijd verplicht contact zal onderhouden met de Reclassering van het Leger des Heils.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 6.900,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer 402720555, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 6.900,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 138 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 4] geleden schade tot een bedrag van € 6.771,91 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 4], voornoemd, rekeningnummer 392381826, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 6.771,91, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 135 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 9] geleden schade tot een bedrag van € 100,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 9], voornoemd, rekeningnummer 2842326, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 100,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 8] geleden schade tot een bedrag van € 2.200,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 8], voornoemd, rekeningnummer 4752713, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.200,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Kingma, voorzitter,
mr. M. Mateman en J.H. Crijns, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2008.
Mr. J.H. Crijns is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.