Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7652

Datum uitspraak2008-06-10
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers100531 / FA RK 08-571
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beeindiging gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253n BW en het vervallen verklaren van de omgangsregeling tussen het minderjarige kind en de man.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 100531 / FA RK 08-571 beschikking d.d. 10 juni 2008 in de zaak van: [de vrouw], wonende te [adres], verzoekster, hierna te noemen de vrouw, procureur mr. J.H. Zuidema, en [de man], wonende te [adres], hierna te noemen de man, in rechte niet verschenen. PROCESVERLOOP De vrouw heeft op 29 februari 2008 ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift ingediend waarin zij verzoekt de beschikking van de rechtbank Almelo van 24 december 2003 te wijzigen in die zin dat de vrouw alleen belast wordt met het gezag over het minderjarige kind van partijen en dat de vastgestelde omgangsregeling wordt opgeheven. De rechtbank heeft de zaak behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 mei 2008. Daarbij zijn de vrouw, bijgestaan door mr. J.H.A. de Jong, mevrouw B.M. van der Schoor, namens bureau jeugdzorg Groningen (hierna: bjz), alsmede mevrouw A.I. van Dijk namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna: de Raad), verschenen en gehoord. RECHTSOVERWEGINGEN Vaststaande feiten - partijen zijn gehuwd [in 2002], uit welk huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen: * [de minderjarige 1], geboren [in 1998] in de gemeente [***], * [de minderjarige 2], geboren [in 2001] in de gemeente [***]; - bij beschikking van de rechtbank Almelo van 24 december 2003 is de echtscheiding uitgesproken; - bij voornoemde beschikking zijn partijen gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige kinderen van partijen en is het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen bij de vrouw bepaald; - tevens is een omgangsregeling vastgesteld inhoudende dat de man en de minderjarigen eens per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur omgang met elkaar hebben. Hierbij zal de man steeds de minderjarige ophalen en brengen en zullen de man en de minderjarigen gedurende de helft van de officiële schoolvakanties en de helft van de feestdagen omgang met elkaar hebben. Dit zal plaatsvinden na onderling overleg tussen partijen; - bij beschikking van 14 januari 2004 is [de minderjarige 2] ondertoezicht gesteld. Standpunt van de vrouw De vrouw heeft moeten constateren dat sinds de echtscheiding de man met [de minderjarige 2] niets te maken wil hebben. Tevens heeft er sindsdien geen enkel contact meer tussen hen plaatsgevonden. Sinds 22 juli 2006 maakt [de minderjarige 2] deel uit van het gezin van de vrouw en haar huidige echtgenoot [naam echtgenoot]. Gelet hierop acht de vrouw het in het belang van [de minderjarige 2] dat zij alleen wordt belast met het gezag en dat de omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige 2] wordt opgeheven. Ter zitting wordt door en namens de vrouw naar voren gebracht dat de man al zes jaar niet naar [de minderjarige 2] heeft omgekeken. De man heeft aangegeven dat hij geen contact met haar wil en dat hij twijfelt of [de minderjarige 2] wel zijn dochter is. Er heeft nooit een omgangsregeling plaatsgevonden. De man heeft de minderjarige voor het laatst gezien toen zij zes maanden oud was. Ten aanzien van [de minderjarige 1] wordt naar voren gebracht dat hij geestelijk gehandicapt is. [de minderjarige 1] is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Hij verblijft in een pleeggezin in Twente. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige 1], maar mogen geen contact met hem hebben. Standpunt van bjz Bjz staat achter het verzoek van de vrouw en is van mening dat het belang van [de minderjarige 2] hier niet door wordt geschaad. De man heeft al zes jaar lang niets van zich laten horen. [de minderjarige 2] is op de hoogte van het feit dat [de nieuwe echtgenoot] niet haar vader is. De gezinsvoogd bespreekt met de vrouw en [de nieuwe echtgenoot] hoe zij hierin [de minderjarige 2] het beste kunnen begeleiden. Beoordeling Ten aanzien van het gezag. Ingevolge artikel 253n van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezamenlijk gezag worden beëindigd op verzoek van één van de ouders, indien sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of indien bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat het ouderlijk gezag bij beide ouders ligt, tenzij er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren dreigt te raken tussen beide ouders, waarbij het niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering komt, of tenzij aannemelijk is dat het belang van de minderjarige hiermee wordt geschaad De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die er voorts toe leiden dat het belang van [de minderjarige 2] wordt geschaad indien het gezag bij de man en de vrouw tezamen blijft. Gebleken is dat de man al geruime tijd geen contact meer heeft met [de minderjarige 2] en zich op geen enkele wijze met haar bemoeit. De man heeft zich na de echtscheiding onttrokken aan de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het gezamenlijk gezag en heeft geen enkele invulling gegeven aan zijn rol als ouder. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de man geen verweer heeft gevoerd en hoewel deugdelijk opgeroepen, hij niet ter zitting is verschenen. Hieruit kan worden afgeleid dat de man niet wezenlijk geïnteresseerd is in [de minderjarige 2]. Nu het verzoek van de vrouw aansluit bij de feitelijke situatie zal de rechtbank het verzoek toewijzen. Met betrekking tot de omgangsregeling. De rechtbank hanteert als algemeen uitgangspunt dat contact tussen de niet verzorgende ouder en het kind, in het belang van het kind moet worden geacht. De rechtbank stelt echter vast dat de man geen enkele invulling heeft gegeven aan de sedert december 2003 bestaande omgangsregeling. Uit dit gegeven en uit de houding van de man in de onderhavige procedure leidt de rechtbank af dat de man ook niet van zins is daaraan op korte termijn wel invulling te gaan geven. Onder deze omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige 2] kan worden geacht indien de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie door de omgangsregeling conform het verzoek van de vrouw op te heffen. [de minderjarige 2] weet dan in ieder geval waar zij aan toe is. Indien de man in een later stadium toch prijs zou stellen op contact met [de minderjarige 2] kan hij dat aan de vrouw voorstellen of zich, indien dat noodzakelijk zou zijn, ter zake wenden tot de rechtbank. BESLISSING wijzigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 24 december 2003 in die zin dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd ten aanzien van het minderjarige kind: * [de minderjarige 2], geboren [in 2001] in de gemeente [***]; bepaalt dat de vrouw met uitsluiting van de man met het gezag over voornoemde minderjarige wordt belast; wijzigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 24 december 2003 in die zin dat de daarin opgenomen omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige 2] vervalt; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Klijn in tegenwoordigheid van mr. L.J. van der Heide als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2008. De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld. Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden. Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.