Jurisprudentie
BD7603
Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers309821KG ZA 08-586
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers309821KG ZA 08-586
Statusgepubliceerd
Indicatie
Concurrentiebeding. Vordering tot schorsing van het concurrentiebeding. Functiewijziging. Overname. Belangenafweging. Toen eiser bij gedaagde de functie bekleedde van 'senior support engineer' heeft hij een arbeidsovereenkomst gesloten met een concurrentiebeding. Gedurende zijn dienstverband bij gedaagde is hij bevorderd tot 'support service manager' van zijn team. Tevens is gedaagde tijdens eisers dienstverband in handen gekomen van een Amerikaans bedrijf. De voorzieningenrechter is van oordeel dat door deze functiewijziging en deze overname het concurrentiebeding niet zodanig zwaarder op eiser is gaan drukken dat het zijn geldigheid heeft verloren. Eiser neemt ontslag bij gedaagde en treedt in dienst van een concurrent in een beleidsmatige en leidinggevende functie ('manager technical support'). Ook de belangenafweging ex art. 7:653 lid 2 BW valt niet in het voordeel van eiser uit. Ondanks de substantiële positieverbetering en het gebleken grote nadeel voor eiser bij het vinden van een passende werkkring als gevolg van de zeer ruime bewoordingen waarin het beding is gesteld, valt de belangenafweging in het voordeel van gedaagde uit, nu bepaald niet onaannemelijk is dat anderen binnen het nieuwe bedrijf waar eiser gaat/wil gaan werken zullen kunnen profiteren van de bijzondere technische- en marketingkennis van eiser, ook al is niet aannemelijk dat eiser, anders dan in zijn vorige functie bij gedaagde, vaker dan op incidentele basis contacten zal onderhouden met klanten van gedaagde.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 309821/KG ZA 08-586
Uitspraak: 16 juli 2008 (bij vervroeging)
VONNIS in kort geding in de zaak van:
[eiser],
wonende te Ridderkerk,
eiser,
procureur mr. E.P.J. Mazaira,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AC ANALYTICAL CON-TROLS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. E.A. Aantjes.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “AC”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 24 juni 2008;
- pleitnotities en producties van mr. Mazaira;
- pleitnotities van mr. Aantjes.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 7 juli 2008.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1
AC is een bedrijf dat zich bezighoudt met het modificeren, fabriceren, verkopen en ‘suppor-ten’ van analyseapparatuur en toebehoren voor de internationale petrochemische markt. Het bedrijf koopt een bepaald soort analyseapparatuur in, gaschromatografen, en modificeert die tot analysers die gebruikt worden in laboratoria.
2.2
[eiser] is op 1 juni 1994 in dienst getreden bij AC. Ter gelegenheid van zijn aanstelling als ‘senior support engineer’ op 8 juli 2002 is met [eiser] een nieuwe arbeidsovereenkomst ge-sloten. Van deze arbeidsovereenkomst maakt een concurrentiebeding alsmede een geheim-houdingsverklaring deel uit, in de vorm van een bijlage bij deze overeenkomst. Deze bedin-gen luiden als volgt - aangehaald voor zover relevant:
“CONCURRENTIEBEDING EN GEHEIMHOUDINGSVERKLARING
1. Het is de werknemer niet toegestaan, anders dan na uitdrukkelijk gegeven schriftelijke toestem-ming van de werkgever, (…) tot een jaar na beëindiging [van het dienstverband], binnen of buiten Nederland voor zichzelf of anderen, op enigerlei wijze betrokken te zijn bij activiteiten die liggen op het terrein van de werkgever en/of met deze [dat wil zeggen: met de werkgever; voorzieningenrech-ter] gelieerde ondernemingen en die de belangen van de werkgever, naar haar eigen oordeel, al dan niet in ernstige mate kunnen schenden. Bij overtreding hiervan behoudt de werkgever zich het recht voor alsdan volledige schadeloosstelling te vorderen. Deze regel is niet van toepassing bij beëindi-ging van het dienstverband door de werkgever.
(…)
4. Zowel tijdens als na beëindiging van de dienstbetrekking, dus voor onbepaalde tijd, is de werkne-mer verplicht tot geheimhouding jegens iedereen, omtrent alle, op welke wijze dan ook te zijner ken-nis gekomen, bijzonderheden omtrent bedrijfsaangelegenheden in de ruimste zin van het woord van de werkgever, dan wel met andere met deze gelieerde ondernemingen, zoals bijvoorbeeld calculaties, specificaties, contracten, opdrachten, opdrachtgevers, ontwikkelingsprojecten etc.
(…)
8. Bij iedere overtreding van dit concurrentiebeding en geheimhoudingsbepaling door de werknemer is de werkgever gemachtigd om iedere keer een boete van EUR 10.000,- op te leggen aan de werk-nemer.
(…)”.
2.3
In genoemde functie van ‘senior support engineer’ verrichtte [eiser] vooral installatie- en servicewerkzaamheden bij klanten van AC. Daarbij was hij werkzaam in de buitendienst.
2.4
Op of omstreeks mei 2005 is de functie van [eiser] bij AC gewijzigd in die van ‘support service manager’. Tot de werkzaamheden van [eiser] behoorden vanaf dat moment niet slechts technische installaties maar ook het ‘coachen’ van een team en andere management-taken.
2.5
In augustus 2006 is AC overgenomen door het Amerikaanse bedrijf Petroleum Analyser Corporation, hierna te noemen: PAC. Deze overname heeft geleid tot een vergroting van de afzetmarkt en het klantenbestand.
2.6
Noch genoemde functiewijziging van [eiser] bij AC noch genoemde overname van AC door PAC heeft geleid tot een aanpassing van de met [eiser] gesloten arbeidsovereenkomst of het met hem overeengekomen concurrentiebeding.
2.7
Op 7 mei 2008 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst met AC schriftelijk opgezegd tegen 30 juni 2008.
2.8
[eiser] is op 1 juli 2008 in dienst getreden als ‘manager technical support’ bij Varian B.V., dat gevestigd is te Middelburg. Dit bedrijf produceert (onder meer) gaschromatografen.
2.9
Bij brief van de raadsman van AC d.d. 23 mei 2008 is aan [eiser] te verstaan gegeven dat hij zich van indiensttreding bij Varian dient te onthouden, bij gebreke waarvan [eiser] een boete verschuldigd is en hij door AC in rechte zal worden betrokken.
3 Het geschil
3.1
De vordering strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het concurrentiebeding zoals tussen [eiser] en AC op 8 juli 2002 overeengekomen schorst tot-dat in een eventuele bodemprocedure over de werking van dit beding is beslist, met veroor-deling van AC in de kosten van het geding.
3.2
Tegen de achtergrond van genoemde vaststaande feiten heeft [eiser] hieraan het volgende ten grondslag gelegd:
- het concurrentiebeding heeft zijn geldigheid verloren, omdat het aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken;
- zou het beding niettemin zijn geldigheid hebben behouden, dan dient het belang van AC bij handhaving van het beding het af te leggen tegen de het zwaarderwegende belang van [eiser] bij het buiten toepassing laten van het beding.
3.3
AC heeft de vordering gemotiveerd betwist.
4 De beoordeling
4.1
In artikel 7:653 lid 1 BW is bepaald dat een beding waarbij een werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn slechts geldig is, indien de werkgever dit schriftelijk is overeengekomen met een meer-derjarige werknemer.
4.2
Niet (langer) is in geschil dat aan deze formele eisen is voldaan, zodat in zoverre geen spra-ke is van een ongeldig concurrentiebeding.
4.3
[eiser] heeft gesteld dat het concurrentiebeding zoals dat is opgenomen in de door hem met AC gesloten arbeidsovereenkomst d.d. 8 juli 2002 zijn gelding heeft verloren omdat het aan-zienlijk zwaarder op hem is komen te drukken. Hiertoe beroept hij zich op de wijziging van zijn functie bij AC van ‘senior support engineer’ in die van - uiteindelijk in 2007 - ‘support service manager EMEIA & Asia Pacific’ en op genoemde overname van AC door PAC, welke overname tot een vergroting van de afzetmarkt en het cliëntenbestand heeft geleid, hetgeen directe gevolgen heeft gehad voor de werkzaamheden van [eiser]. Niettemin heb-ben, aldus [eiser], de functiewijzigingen en de overname niet geleid tot een aanpassing van de arbeidsovereenkomst of het concurrentiebeding. Deze zijn niet opnieuw schriftelijk over-eengekomen.
4.4
Uitgangspunt is dat een concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 BW opnieuw schrif-telijk moet worden overeengekomen indien er sprake is van een zodanig ingrijpende wijzi-ging in de arbeidsverhouding dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat druk-ken. Met dit uitgangspunt wordt beoogd dat de werknemer opnieuw de gelegenheid krijgt de consequenties van het voor hem bezwarende beding goed te overwegen. Gesteld voor de vraag of op grond van deze regel een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zijn geldig-heid heeft verloren en opnieuw schriftelijk dient te worden overeengekomen, zal de rechter niet alleen dienen te onderzoeken of er sprake is van een wijziging van de arbeidsverhou-ding van ingrijpende aard, maar ook of, en zo ja op grond waarvan, die wijziging meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Daarbij zal de rechter on-der meer betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhou-ding redelijkerwijs was te voorzien door de werknemer toen deze het beding aanvaardde.
4.5
Weliswaar is evident dat [eiser] in de loop der jaren bij AC een substantiële functieverbete-ring heeft verkregen - hij is (laatstelijk) bevorderd van buitendienstmedewerker op het ge-bied van technische werkzaamheden tot hoofd van zijn eigen team -, maar dit rechtvaardigt nog niet de conclusie dat het concurrentiebeding op het moment van die functiewijziging zijn kracht heeft verloren nu partijen dit niet opnieuw schriftelijk zijn overeengekomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was geen sprake van een functiewijziging die meebracht dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder ging drukken. Ter zitting is gebleken dat [eiser] weliswaar na zijn bevordering tot ‘support service manager’ de leiding heeft gekregen van zijn eigen team en verantwoordelijk is geworden voor de resultaten van dat team maar ook dat zijn werkzaamheden als ‘service support manager’ slechts uitvoerend en aansturend van aard waren. Een beleidsmatige en werkelijk leidinggevende, dat wil zeg-gen ‘proactieve’, rol werd in deze functie door [eiser] niet bekleed. Zie onder 18 van de pleitnota van [eiser]. Bovendien, zo is gebleken, heeft zich in de productenmarkt waarop [eiser]s team werkzaam was geen wijziging voorgedaan sinds [eiser]s bevordering tot ‘support service manager’. Het ging nog steeds om chromatografieproducten. Het concur-rentiebeding is derhalve naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter als gevolg van de functiewijziging geen relevante belemmering voor [eiser] gaan vormen om een nieuwe gelijkwaardige werkkring te vinden.
4.6
De voorzieningenrechter acht niet uitgesloten dat door de overname van AC door PAC het concurrentiebeding een grotere belemmering is gaan vormen voor het vinden van een andere baan op de arbeidsmarkt op het terrein waarop [eiser] werkzaam is. De overname heeft im-mers geleid tot een vergroting van de geografische afzetmarkt en het klantenbestand van AC, hetgeen, naar vooralsnog mag worden aangenomen, heeft geresulteerd in een geografi-sche verruiming van de verantwoordelijkheid van [eiser]. (Zijn aandachtsgebied is groter geworden.) Niet elke verzwaring heeft evenwel tot gevolg dat een concurrentiebeding op straffe van verval opnieuw schriftelijk moet worden aangegaan. De voorzieningenrechter acht het in dit geval vooralsnog niet aannemelijk dat het beding ten gevolge van de hiervoor genoemde overname aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken en dat het beding om die reden opnieuw had moeten worden aangegaan. Zo is niet gebleken dat AC als gevolg van de over-name (wezenlijk) andere producten is gaan leveren of dat [eiser] er als gevolg van de over-name andere taken bij heeft gekregen.
4.7
Voorts is aan de orde de vraag of de bodemrechter, indien hem naar zijn oordeel daarover zou worden gevraagd - naar verwachting - het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van AC, [eiser] door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld (art. 7:653 lid 2 BW).
4.8
Bij de vraag of AC een gegronde en rechtens te respecteren vrees heeft voor benadeling vanwege [eiser]s indiensttreding bij Varian spelen, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, (enkele van) de volgende punten een rol: of AC en Varian concurren-ten zijn, of [eiser] specifieke kennis die hij bij AC heeft vergaard op het gebied van de con-currentiekracht van AC ten goede zal laten komen van Varian en of [eiser] bij Varian con-tacten zal onderhouden met klanten van AC.
Ter zitting is gebleken dat Varian en AC in dezelfde branche opereren. Reeds daarom is niet meer serieus in geschil dat deze bedrijven concurrenten zijn.
[eiser] zal bij Varian een interne beleidsmatige en leidinggevende rol gaan vervullen en niet meer een (voornamelijk) uitvoerende rol in de buitendienst, zoals bij AC. Vooralsnog is niet gebleken dat [eiser] in deze nieuwe functie bij Varian - anders dan op zeer incidentele
basis - contacten zal onderhouden met klanten van AC.
Gebleken is dat AC, waar het gaat om mogelijke concurrentieachterstand die Varian door het aantrekken van [eiser] op AC zou kunnen inlopen, voornamelijk beducht is voor het gebruikmaken door Varian van de diepgaande technische- en marketingkennis van [eiser] op het gebied van de zgn. ‘Reformulyzer’. Dit apparaat wordt concurrentie aangedaan door de zgn. ‘PIONA plus’ van Varian.
Ter zitting heeft [eiser] enerzijds te kennen gegeven dat hij zich in zijn nieuwe functie bij Varian niet zal bezighouden met de verbetering van de ‘PIONA plus’, doch anderzijds is, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, bepaald niet onaannemelijk dat [eiser] zijn vorenbedoelde kennis en vaardigheden, al dan niet eerst op verzoek van ande-ren, zal inzetten ten behoeve van eigen werkzaamheden dan wel werkzaamheden van ande-ren binnen AC op het gebied van de ‘PIONA plus’, en zodoende ten opzichte van AC con-currerende activiteiten verricht, althans ondersteunt. De voorzieningenrechter weegt in dit verband mee dat [eiser] desgevraagd ter zitting heeft aangegeven dat derden binnen Varian, indien zij hem benaderen, informatie van hem kunnen krijgen. In de functieomschrijving van [eiser]s nieuwe functie bij Varian, waarop [eiser] zich beroept, is, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, geen waarborg gelegen dat [eiser] zich van vorenbe-doelde werkzaamheden zal onthouden.
4.9
Op grond van het bovenstaande bestaat er, naar het voorlopige oordeel van de voorzienin-genrechter, wel degelijk een gegronde vrees bij AC voor benadeling, waartegen niet opwe-gen [eiser]s niet geringe positieverbetering bij Varian en het grote gebleken nadeel dat hij zal ondervinden bij het vinden van een passende werkkring vanwege de zeer ruime bewoor-dingen van het concurrentiebeding. Van onbillijke benadeling van [eiser] als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW is dan ook geen sprake. Thans is derhalve niet zodanig aannemelijk dat de bodemrechter het concurrentiebeding zal vernietigen, dat op een dergelijke beslissing vooruit kan worden gelopen.
4.10
Daarmee ligt de gevorderde schorsing van het concurrentiebeding voor afwijzing gereed.
4.11
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst de vordering af
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de zijde van AC zijn bepaald op € 254,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.F. de Heer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
901/676