Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7545

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/502850-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank in Arnhem heeft op 18 juli 2008 een 30-jarige man veroordeeld voor het onder invloed van alcohol en drugs veroorzaken van een verkeersongeval waarbij twee personen werden gedood en een persoon zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging dat de strafverzwarende omstandigheden van het alcohol- en drugsgebruik niet bewezen kunnen worden. Verdachte had al twee maal eerder gereden onder invloed van alcohol. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van tien jaren.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector strafrecht Meervoudige kamer Promis II Parketnummer : 05/502850-08 Datum zitting : 4 juli 2008 Datum uitspraak : 18 juli 2008 Tegenspraak In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats]. Raadsman : mr. R.S. Teekens, advocaat te Nijmegen. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 25 januari 2008, te Afferden in de gemeente Druten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai), komende uit de richting Druten, daarmede op de weg, de Maas en Waalweg, heeft gereden en/of zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of roekeloos, onder invloed van alcoholhoudende drank en/of drugs, te weten (een mengsel van) hasjiesj en/of hennep, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of hasjiesj en/of hennep, in of nabij een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar rechts verlopende bocht, gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar links heeft gestuurd en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een tussen twee rijstroken van die weg zich bevindende dubbele doorgetrokken witte streep, heeft overschreden en/of niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, als gesteld in artikel 3 lid 1 van voormeld reglement en/of geheel of gedeeltelijk het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is gaan berijden en/of rijdende over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte één of meer voor hem, verdachte uit over die weg langzamer rijdend/e ander/e motorrijtuig/en is gaan inhalen en/of heeft ingehaald en/of terwijl het verkeer daartoe de mogelijkheid bood, niet naar de voor hem, verdachte bestemde rechter rijstrook is teruggegaan en/of over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is blijven rijden en/of toen één of meer ander/e over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte hem, verdachte tegemoet rijdend/e ander/e motorrijtuig/en (personenauto/s, te weten (en/of rijdende in de volgorde) een Opel Corsa en/of een Opel Zafira) hem, verdachte dicht genaderd was/waren, niet heeft geremd en/of niet is uitgeweken en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met die/dat andere motorrijtuig/en (Opel Corsa en/of Opel Zafira), ten gevolge waarvan een van die/dat andere motorrijtuig/en (personenauto, Opel Corsa) over de kop is geslagen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en, te weten de inzittende/n van voormeld ander motorrijtuig (personenauto, merk Opel Corsa) ([slachtoffer1] en/of [slachtoffer2]) werd/en gedood en/of een ander ([slachtoffer3]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander/en werd gedood en/of een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 1 en/of artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij, verdachte verkeerde onder zodanige invloed van een stof/fen, te weten (een mengsel van) hasjiesj en/of hennep, waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijze moest weten, dat het gebruik daarvan -al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof, te weten alcoholhoudende drank- de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht of na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,43 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: a) hij op of omstreeks 25 januari 2008 te Afferden in de gemeente Druten, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,43 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn; b) hij op of omstreeks 25 januari 2008, te Afferden in de gemeente Druten, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai), komende uit de richting Druten, daarmede op de weg, de Maas en Waalweg, heeft gereden en/of in of nabij een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar rechts verlopende bocht, gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar links heeft gestuurd en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een tussen twee rijstroken van die weg zich bevindende dubbele doorgetrokken witte streep, heeft overschreden en/of niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, als gesteld in artikel 3 lid 1 van voormeld reglement en/of geheel of gedeeltelijk het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is gaan berijden en/of rijdende over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte één of meer voor hem, verdachte uit over die weg langzamer rijdend/e ander/e motorrijtuig/en is gaan inhalen en/of heeft ingehaald en/of terwijl het verkeer daartoe de mogelijkheid bood, niet naar de voor hem, verdachte bestemde rechter rijstrook is teruggegaan en/of over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is blijven rijden en/of toen één of meer ander/e over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte hem, verdachte tegemoet rijdend/e ander/e motorrijtuig/en (personenauto/s, te weten (en/of rijdende in de volgorde) een Opel Corsa en/of een Opel Zafira) hem, verdachte dicht genaderd was/waren, niet heeft geremd en/of niet is uitgeweken en/of is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met die/dat andere motorrijtuig/en (Opel Corsa en/of Opel Zafira), ten gevolge waarvan een van die/dat andere motorrijtuig/en (personenauto, Opel Corsa) over de kop is geslagen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 4 juli 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.S. Teekens, advocaat te Nijmegen. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en voorts een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 jaren. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 25 januari 2008 heeft verdachte als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een personenauto, merk Hyundai , gereden op de Maas en Waalweg te Afferden, gemeente Druten, komende uit de richting Druten. Op de Maas en Waalweg rijdend heeft verdachte in een voor hem naar rechts lopende bocht naar links gestuurd en in strijd met artikel 76 onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een zich tussen de twee rijstroken bevindende dubbele doorgetrokken witte streep, overschreden. Daarnaast heeft verdachte verzuimd zoveel mogelijk rechts te houden, zoals gesteld in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Verdachte is op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte gaan rijden. Rijdend over dat weggedeelte is verdachte, vóór hem op die weg, rijdende motorrijtuigen gaan inhalen. Hij is op dit weggedeelte blijven rijden en niet teruggekeerd naar zijn eigen weghelft terwijl het verkeer hem daartoe op dat moment wel de mogelijkheid bood. Ook toen op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte twee andere motorrijtuigen, te weten achtereenvolgens een Opel Corsa en een Opel Zafira, verdachte dicht genaderd waren, is hij op die weghelft blijven rijden en heeft hij niet geremd en is hij niet uitgeweken. Hij is daardoor in botsing gekomen met die andere twee personenauto’s, de Opel Corsa en de Opel Zafira, waardoor de Opel Corsa over de kop is geslagen. Als gevolg van dit aan verdachte te wijten verkeersongeval zijn twee inzittenden van de Opel Corsa, te weten [slachtoffer1] en [slachtoffer2], gedood en een derde inzittende, te weten [slachtoffer3], heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft roekeloos gereden. Bij verdachte is ongeveer 5 uur na het ongeval bloed afgenomen. Het resultaat van de analyse van het bloed bedroeg 1.43 milligram alcohol per milliliter bloed. Tevens is zijn bloed toxicologisch onderzocht door het NFI, waarbij in het bloed de werkzame cannabinoïden THC en 11-OH-THC zijn aangetoond. Cannabinoïden zijn bestanddelen van hennep. Verweren van de verdediging De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de strafverzwarende omstandigheden van alcohol-en cannabisgebruik niet bewezen kunnen worden. Cannabis Ten aanzien van het cannabisgebruik is door de raadsman betoogd dat geen sprake is van recent cannabisgebruik. De THC die in het bloed van verdachte is aangetroffen, betreft THC die na eerder cannabisgebruik door verdachte - gebruik vóór de dag van het ongeval dus -, is opgeslagen in zijn vetweefsel en is vrijgekomen door de heftige krachten die op het lichaam van verdachte zijn uitgeoefend als gevolg van het ongeval. Alcohol De raadsman heeft betoogd dat het bloedonderzoek niet is uitgevoerd conform de daarvoor geldende bepalingen. De raadsman heeft hiertoe de volgende aspecten aan de orde gesteld. - In de aanvraag van de bepaling van het alcoholgehalte (pagina 181) is bij het tijdstip van staandehouding van verdachte ± 19.15 uur vermeld. Dit is onjuist omdat de politie pas om 19.41 uur kennis neemt van het ongeval; - Noch door de arts, noch door verbalisanten is een antwoord gegeven op gestelde vragen naar medicijngebruik, terwijl blijkt dat wel degelijk medicijnen zijn toegediend aan verdachte; - In de aanvraag van de bepaling van het alcoholgehalte vermeldt de arts dat het bloed om 04.45 uur is afgenomen, terwijl de politie verklaart dat dit om 00.45 uur zou zijn geweest; - In het proces-verbaal is door de politie verwezen naar de betreffende Regeling van 1997, terwijl die regeling op het moment van het ongeval niet meer van toepassing was; - De strikte waarborgen van het onderzoek dat conform het Besluit en de Regeling dient te worden uitgevoerd zijn geschonden. Het besluit bepaalt dat ten hoogte 10 ml bloed moet worden afgenomen, terwijl in dit geval niet valt op te maken welke hoeveelheid is afgenomen. Daarnaast dient de bloedafname door middel van een injectiespuit plaats te vinden, terwijl in het geval van verdachte de bloedafname door middel van een infuus is geschied. In het proces-verbaal is niet te controleren of de afgenomen hoeveelheid tenminste 2 ml en bij voorkeur 8 ml bedroeg. Daarnaast is in het proces-verbaal niet vermeld dat het bloed over 2 buisjes is verdeeld, zoals voorgeschreven. Ten aanzien van het alcoholgehalte in het bloed van verdachte heeft de raadsman betoogd dat verdachte zich geen alcoholgebruik op de dag van het ongeval kan herinneren en het resultaat van het uitgevoerde bloedonderzoek niet overeenkomt met de verklaringen van getuigen, die hebben gezegd dat verdachte in de middag voorafgaand aan het ongeval 2 á 3 flesjes bier heeft gedronken. Het tijdsverloop van 2 uren tussen het vertrek vanaf verdachtes werk en het ongeval - terwijl de reistijd naar huis normaal 45 minuten is - wijdt de raadsman aan een mogelijk drukke avondspits. Het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot de verweren Cannabis De officier van justitie heeft, verwijzend naar de antwoorden op de aanvullende vragen in het rapport van het NFI van 2 juli 2008, betoogd dat wel degelijk sprake is van recent cannabisgebruik door verdachte. De raadsman heeft zijn betoog omtrent de in het vetweefsel opgeslagen THC niet wetenschappelijk onderbouwd. Daarnaast luidt het antwoord van het NFI dat bij de aangetroffen THC concentratie een cannabisgebruik kan passen dat heeft plaatsgevonden vlak voor de melding van het ongeval, dus ongeveer 5 uur voor de bloedafname. Daarbij is de termijn van 5 uur indicatief. Alcohol Het bloedonderzoek is conform de regelgeving uitgevoerd. Door een verwijzing van de verbalisant naar een oude wettelijke regeling en de afname van het bloed via het infuus is verdachte niet in zijn belangen geschaad. Uit het proces-verbaal blijkt dat het bloed op de voorgeschreven wijze is verpakt en verzonden, en ook verzegeld bij het NFI is gearriveerd. Het NFI heeft wel over het medicijngebruik gerapporteerd. Gelet op de uitkomst van het verrichte bloedonderzoek is het aannemelijk dat verdachte tussen het verlaten van zijn werkplek en het ongeval alcoholhoudende drank heeft gedronken. Dat verdachte dat volgens de raadsman ‘normaal gesproken’ nooit doet, doet daar niets aan af. Beoordeling van de verweren De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevoerde verweren als volgt. Cannabis De rechtbank acht de stelling van de raadsman, dat hij het aannemelijk acht dat het THC-gehalte in het bloed van verdachte kan worden verklaard aan de hand van de theorie dat als gevolg van de heftige krachten die op het lichaam van verdachte zijn uitgeoefend door de klap van het ongeval, THC is vrijgekomen dat na eerder cannabisgebruik van verdachte in zijn vetweefsel was opgeslagen, onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk. Het NFI concludeert dat bij de in het bloed van verdachte aangetroffen THC-concentratie, een recent drugsgebruik kan passen, van ongeveer 5 uur voor de bloedafname. De termijn van 5 uur is indicatief. Dit laatste is van belang omdat hierdoor de mogelijkheid open blijft dat verdachte kort voor het ongeval hennep gebruikt heeft. De rechtbank neemt deze voornoemde conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is geweest van recent drugsgebruik door verdachte en acht het niet aannemelijk dat de THC die is aangetroffen in het bloed van verdachte valt te verklaren als zijnde eerder in het vetweefsel opgeslagen THC die door de kracht van het ongeval is vrijkomen in het lichaam van verdachte. Alcohol De rechtbank is van oordeel dat aan de bloedafname en de daarop volgende handelingen van de verbalisant niet zodanige gebreken kleven dat dit moet leiden tot bewijsuitsluiting. Zij overweegt daartoe het volgende. Het Besluit alcoholonderzoeken en de Regeling bloed- en urineonderzoek strekken er toe om te waarborgen dat de bloedafname wordt verricht op zodanige wijze dat een minimale inbreuk op de lichamelijke integriteit van een verdachte wordt gemaakt en op een wijze die waarborgt dat het afgenomen bloed op juiste wijze wordt behandeld ter voorkoming van verkeerde meetresultaten. Uit de processen-verbaal en het aanvraagformulier maakt de rechtbank op dat deze waarborgen zijn nageleefd. De rechtbank overweegt omtrent de door de raadsman aangevoerde aspecten achtereenvolgens als volgt: - De vermelding van het tijdstip van aanhouding ± 19:15 uur op het aanvraagformulier ziet de rechtbank, gelet op het tijdstip van het ongeval, als een kennelijke verschrijving. - De rechtbank heeft geconstateerd dat het NFI zowel in haar eerste rapport van 29 mei 2008 als ook in het rapport van 2 juli 2008 is ingegaan op het medicijngebruik en afdoende heeft verklaard waarom geen medicijnen anders dan lidocaïne zijn aangetroffen in het bloed van verdachte. - Het tijdstip van bloedafname is naar het oordeel van de rechtbank op juiste wijze op het aanvraagformulier vermeld. De rechtbank leest dat genoteerd staat 0u 45. De schrijfwijze ‘0 u 45’ is een niet alledaags gebruikte manier op tijdstippen weer te geven en kan voor verwarring zorgen, nu de geschreven ‘u’ lijkt op een ‘4’. Nu echter ook in het proces-verbaal het tijdstip van 00.45 uur is vermeld gaat de rechtbank er van uit dat dit het juiste tijdstip van de bloedafname is en niet 04.45 uur zoals door de verdediging is gesteld. - De verwijzing naar de Regeling van 1997 in het proces-verbaal doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de geldigheid van de bloedproef op nu het afgenomen bloed op correcte wijze is verzonden en gearriveerd bij het NFI. - Ten aanzien van het niet vermelden in het proces-verbaal van de exacte hoeveelheid afgenomen bloed en de verdeling hiervan in 2 buisjes mag, nu er geen aanwijzingen bestaan dat een andere dan de voorgeschreven hoeveelheid bloed is afgenomen, op grond van de geldende jurisprudentie, ervan worden uitgegaan dat te dien aanzien de voorschriften zijn nageleefd. Het bloed is afgenomen door een arts. Gelet op de toestand waarin verdachte zich bevond, de verdachte lag geïmmobiliseerd op een brancard met 2 infusen, heeft de bloedafname via het infuus plaatsgevonden. De rechtbank acht gelet op deze omstandigheden afname via het infuus geoorloofd. Bij verdachte waren toen immers al 2 infusen aangelegd en op die manier kon bloed worden afgenomen zonder dat nogmaals bij verdachte een geneeskundige handeling behoefde te worden verricht voor de afname van bloed ten behoeve van het onderzoek. Bovendien is aan de eis dat de bloedafname door middel van een venapunctie dient te geschieden in acht genomen aangezien een feit van algemene bekendheid is dat een infuus wordt ingebracht in een vena (ader) en niet in een slagader. De verbalisant heeft voorts verklaard dat het bloedblok op de voorgeschreven wijze is behandeld. Uit hetgeen hiervoor is overwogen concludeert de rechtbank dat verdachte heeft gereden terwijl het alcoholpromillage in zijn bloed 1.43 mg bedroeg. Daaraan doet niet af dat getuigen verdachte 2 á 3 flesjes bier hebben zien drinken in de bedrijfskantine nu deze waarnemingen niet uitsluiten dat verdachte - elders - ook nog alcoholhoudende drank heeft gedronken. Dit geldt te meer nu het tijdsverloop tussen het vertrek van zijn werk en het ongeval 2 uren bedroeg, want gedurende die tijd heeft verdachte immers gelegenheid gehad om alcoholhoudende drank te nuttigen. Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van gebreken in het bloedonderzoek. Om die reden verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging. Conclusie Nu de rechtbank het verweer van de verdediging dat de strafverzwarende omstandigheden van het alcohol- en drugsgebruik niet bewezen kunnen worden heeft verworpen, acht zij bewezen dat verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 1 en 2 van de Wegenverkeerswet 1994. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. hij op 25 januari 2008, te Afferden in de gemeente Druten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai), komende uit de richting Druten, daarmede op de weg, de Maas en Waalweg, heeft gereden en roekeloos, onder invloed van alcoholhoudende drank en drugs, te weten (een mengsel van) en/of hennep, in of nabij een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar rechts verlopende bocht, gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar links heeft gestuurd en in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een tussen twee rijstroken van die weg zich bevindende dubbele doorgetrokken witte streep, heeft overschreden en niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, als gesteld in artikel 3 lid 1 van voormeld reglement en geheel of gedeeltelijk het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is gaan berijden en rijdende over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte voor hem, verdachte uit over die weg langzamer rijdende andere motorrijtuigen is gaan inhalen en heeft ingehaald en terwijl het verkeer daartoe de mogelijkheid bood, niet naar de voor hem, verdachte bestemde rechter rijstrook is teruggegaan en over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is blijven rijden en toen andere over dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte hem, verdachte tegemoet rijdende andere motorrijtuigen (personenauto’s, te weten (en rijdende in de volgorde) een Opel Corsa en/of een Opel Zafira) hem, verdachte dicht genaderd waren, niet heeft geremd en niet is uitgeweken en is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met die andere motorrijtuigen (Opel Corsa en Opel Zafira), ten gevolge waarvan een van die andere motorrijtuigen (personenauto, Opel Corsa) over de kop is geslagen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen, te weten de inzittenden van voormeld ander motorrijtuig (personenauto, merk Opel Corsa) ([slachtoffer1] en [slachtoffer2]) werden gedood en een ander ([slachtoffer3]) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht, terwijl het een ongeval betrof waardoor ander/en werden gedood en een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 1 en artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij, verdachte verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten hennep, waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijze moest weten, dat het gebruik daarvan -al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof, te weten alcoholhoudende drank- de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht en na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,43 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn en welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald; Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd en Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. 4b. De strafbaarheid van het feit Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: • de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 juni 2008; • een voorlichtingsrapport van IrisZorg Justitiële Verslavingszorg, gedateerd 16 juni 2008, betreffende verdachte; • een pro justitia rapport van H.E.M. van Beek, psychiater, gedateerd 20 mei 2008, betreffende verdachte; • een pro justitia rapport van drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/psychotherapeut, gedateerd 23 mei 2008, betreffende verdachte. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende: Op 25 januari 2008 heeft verdachte aan het einde van de middag tussen 16.00 uur en 17.30 uur enkele flesjes bier gedronken samen met zijn collega’s in de bedrijfskantine van zijn werkgever te Vianen. Omstreeks 17.30 uur is verdachte van zijn werk vertrokken in zijn auto. Op enig moment, rond 19.20 uur, wordt verdachte opgemerkt door een getuige als gevolg van verdachtes gevaarlijke, opvallende rijgedrag. Dit beeld wordt bevestigd door een andere getuige die verdachte vanaf ongeveer 19.30 uur in het oog krijgt en ook gevaarlijk rijgedrag waarneemt. Rond 19.36 uur heeft verdachte telefonisch contact gehad met zijn vader. Enkele minuten later vindt een aanrijding plaats tussen verdachte en een hem tegemoetkomende Opel Corsa met daarin 3 inzittenden. Verdachte is op de verkeerde weghelft gaan rijden en frontaal, zonder te remmen of uit te wijken, tegen de Opel Corsa gereden die vervolgens over de kop is geslagen. Door dit ongeval worden de levens van de toen 51-jarige [slachtoffer1] en haar 22-jarige dochter [slachtoffer2] abrupt beëindigd. Daarnaast raakt de andere dochter, de toen 20-jarige [slachtoffer3], zwaar gewond. Door verdachtes handelen is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van de slachtoffers. Dit onherstelbare leed is niet in welke duur van een gevangenisstraf dan ook uit te drukken. De nabestaanden zullen voor de rest van hun leven dit leed met zich mee moeten dragen, terwijl voor verdachte op enig moment een tijdstip aanbreekt waarop hij verder kan/moet met zijn leven buiten de gevangenis. De raadsman heeft gelet op het feit dat hij de strafverzwarende omstandigheden niet bewezen acht, en de persoonlijke omstandigheden van verdachte - hij is ook zwaar gewond geraakt bij het ongeval - gepleit voor een aanmerkelijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De officier van justitie heeft in zijn requisitoir aangegeven dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren op zijn plaats is alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het uitermate roekeloos rijgedrag van verdachte, het feit dat het een ongeval betreft waarbij twee doden en een zwaar gewonde te betreuren zijn, de persoonlijke omstandigheden van verdachte - waaronder recidive -, het gebruik van alcohol en drugs en het niet afleggen van verantwoording door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat dit op zichzelf een zware eis is, maar ter onderbouwing daarvoor zijn wel diverse strafverzwarende omstandigheden op te noemen, die een straf zoals geëist rechtvaardigen. Zo heeft verdachte een hoeveelheid alcohol gedronken alvorens hij van zijn werk is vertrokken. Verdachte kan zich weliswaar niet meer herinneren wat hij die middag en avond heeft gedaan, maar de hoeveelheden alcohol en drugs die in zijn bloed zijn aangetroffen wijzen erop dat verdachte die middag een aanzienlijke hoeveelheid alcohol moet hebben gedronken en dat hij hennep gebruikt heeft. Daarnaast is verdachte reeds twee maal eerder met justitie in aanraking gekomen wegens rijden onder invloed, recentelijk nog in 2007. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat deze eerdere contacten hem er niet van hebben weerhouden opnieuw onder invloed van alcohol deel te nemen aan het verkeer. Verdachte kan zich niet herinneren op welke wijze hij heeft deelgenomen aan het verkeer, maar uit de hiervoor al aangehaalde getuigenverklaringen komt een beeld naar voren waaruit blijkt dat verdachte al geruimte tijd voor het veroorzaken van de dodelijke aanrijding roekeloos en gevaarlijk rijgedrag vertoonde. Verdachte slingerde, ging naar links, verrichtte inhaalmanoeuvres waarbij andere verkeersdeelnemers ternauwernood konden uitwijken, reed met wisselende snelheid, remde zonder noodzaak, kleefde en deed de verlichting van zijn auto aan en uit. Vlak voor het ongeval heeft hij bij een inhaalmanoeuvre een andere hem tegemoetkomende auto geschampt en schade toegebracht. Ook ten tijde van het ongeval was verdachte bezig met een inhaalmanoeuvre in een bocht, terwijl dat ter plaatse verboden was. In het midden blijft in hoeverre verdachte zich verantwoordelijk acht voor het ongeval en de gevolgen daarvan. Verdachte zegt zich niets te kunnen herinneren vanaf enkele uren voor het ongeval tot enkele uren na het ongeval. De rechtbank houdt hierbij rekening met hetgeen door psychiater Van Beek en psycholoog Van der Leeuw naar voren is gebracht in hun rapporten. De kans op simulatie van het geheugenverlies door verdachte bedraagt volgens de psycholoog 90%. Een organische amnesie dan wel dissociatieve amnesie wordt niet aannemelijk geacht. Een combinatie van factoren, te weten een hersenschudding, alcoholgebruik, verdringing en simulatie, is volgens de psychiater mogelijk Het geheugenverlies dat verdachte claimt, kan evenwel met de onderzoeksmiddelen gehanteerd in het onderzoek van de psycholoog - en de psychiater - niet geobjectiveerd worden. Verdachte wordt door de beide deskundigen als volledig toerekeningsvatbaar aangemerkt. Het risico op herhaling wordt als gemiddeld tot hoog geïndiceerd. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Ondanks het voorgaande komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank moet enerzijds een straf opleggen die recht doet aan de ernst van de feiten en voorts voor andere weggebruikers een signaal is, opdat een ieder weet wat men kan verwachten als men zich schuldig maakt aan een dergelijke buitengewoon ernstig feit. Anderzijds dwingt het strafrecht de rechtbank tevens rekening te houden met de omstandigheden van de verdachte. Verdachte, thans een 31-jarige man, wordt ook door het door hem gepleegde feit zwaar getroffen. Dat ook zijn leven drastisch is gewijzigd door het ongeluk op 25 januari 2008 neemt de rechtbank aan omdat ook hij zwaar gewond is geraakt bij het ongeval. Ook het maatschappelijk en sociale belang dat bij deze verdachte een reëel uitzicht moet blijven bestaan op het opbouwen van een nieuwe toekomst na het uitzitten van de straf moet worden meegewogen. Wel staat vast dat ook verdachte nog geruime tijd geconfronteerd zal worden met zijn daad, nu de rechtbank hem de maximale ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen, welke straf niet loopt gedurende de tijd dat verdachte rechtens van zijn vrijheid zal zijn beroofd. Alles overziende, en mede in acht nemende de afdoening in vergelijkbare gevallen, komt de rechtbank tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals hierna te melden. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren en voorts een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 10 (tien) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994. Aldus gewezen door: mr. A.M. van Gorp, rechter als voorzitter, mr. T.H.P. de Roos, vicepresident, mr. C.N. Dijkstra, vicepresident, in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. Verstegen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2008.