Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7540

Datum uitspraak2008-06-26
Datum gepubliceerd2008-07-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460474-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De raadkamer wijst het verzoek tot het voor geëindigd verklaren van de op verzoeker betrekking hebbende strafzaak af. Het verzoek is afgewezen omdat de aan het voorwaardelijk sepot gekoppelde proeftijd nog niet verstreken is. Daarom valt niet uit te sluiten dat het vervolgingsrecht van de officier van justitie weer zal herleven.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Parketnummer: 06/460474-07 BVS-nummer: 08/302 De rechtbank heeft te beslissen omtrent het op 23 mei 2008 ingekomen verzoekschrift van: [verzoeker], geboren te [plaats, 1989], wonende [adres], te dezer zake domicilie gekozen hebbende ten kantore van zijn advocaat/gevolmachtigde Jhr. Mr. E.A.C. Sandberg van Sandberg Vaillant Advocaten te Vorden (postbus 68, 7250 AB Vorden), Het verzoekschrift is op 26 juni 2008 door de raadkamer niet in het openbaar behandeld. Van het in raadkamer verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt. Motivering 1. Het verzoek strekt tot het voor geëindigd verklaren, ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering, van de op verzoeker betrekking hebbende strafzaak met bovenvermeld parketnummer. 2. Op grond van de stukken en het in raadkamer verhandelde kan het volgende worden vastgesteld: De onderhavige strafzaak betreft de verdenking, dat verzoeker, zijn vader heeft mishandeld en het slot van een celdeur heeft vernield. Verzoeker heeft hiervoor een aantal maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht. Op 7 februari 2008 heeft de officier van justitie een kennisgeving voorwaardelijke niet vervolging uit doen gaan naar verdachte, in verband met diens gezondheidstoestand. Deze kennisgeving is op 22 februari 2008 aan verzoeker in persoon betekend. Uit deze mededeling blijkt dat verdachte door de officier van justitie ter zake van bovengenoemde feiten niet zal worden vervolgd, onder voorwaarde dat verdachte zich gedurende een proeftijd van 1 jaar, ingaande op de dag van uitreiking van de kennisgeving, niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel op andere wijze zal misdragen. 3. Bij de beoordeling van het verzoek moet als uitgangspunt gelden, dat artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering blijkens zijn aanhef slechts toepassing kan vinden, indien een vervolging “niet wordt voortgezet”. 4. Nu, gelet op het feit dat de, aan het voorwaardelijk sepot gekoppelde proeftijd nog niet verstreken is, valt niet uit te sluiten dat het vervolgingsrecht van de officier van justitie weer zal herleven. Het is derhalve nog niet zeker dat de zaak niet wordt voortgezet. Om die reden zal het verzoek worden afgewezen. Beslissing Wijst het verzoek af. Deze beslissing is gegeven door mr. Gilhuis, in tegenwoordigheid van Heebink, griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2008.