Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7510

Datum uitspraak2008-07-16
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers478503 cv 08-1488
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Kabelschade blijft voor rekening van Essent. Kantonrechter acht Waterschap niet gehouden tot KLIC-melding bij uitvoering van maaiwerkzaamheden in sloot.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector kanton Locatie Breda zaak/rolnr.: 478503/CV/08-1488 vonnis d.d. 16 juli 2008 inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESSENT NETWERK B.V., gevestigd te ’s-Hertogenbosch, kantoorhoudende te 5262 GJ Vught, Industrieweg 9C, eiseres, gemachtigde: mr. P.J. Wetzels, advocaat te Waalre, tegen: de rechtspersoon naar publiekrecht WATERSCHAP BRABANTSE DELTA, gevestigd te Breda, gedaagden, gemachtigde: W.C.J. Rosmalen, gerechtsdeurwaarder te Breda. 1. Het verdere verloop van het geding 1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken: a) het tussenvonnis van 16 april 2008 en de daarin genoemde stukken; b) de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de comparitie van partijen van 30 mei 2008; c) de akte overlegging producties van de zijde van eiseres; d) de akte overlegging producties van de zijde van gedaagde. De inhoud van deze stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd. 2. Het geschil Eiseres, hierna te noemen Essent N, vordert veroordeling van gedaagde, hierna te noemen WBD, tot betaling van een bedrag van € 1.134,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 7 juni 2006 tot de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de proceskosten. WBD voert verweer. 3. De beoordeling 3.1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist het volgende vast: - Essent N, dan wel haar rechtsvoorganger PNEM, heeft in of omstreeks 1990 een zo geheten aansluitkabel gelegd tussen de openbare weg Noordhoek en het terzijde van die openbare weg in het buitengebied gelegen ("eenzame") woon/bedrijfspand Noordhoek 29 te Klundert; - Tussen die openbare weg en het genoemde pand lag en ligt een watergang (bermsloot) van ongeveer 2,5 à 3 meter breed, die in beheer is bij WBD; - Genoemde - ondergrondse - aansluitkabel kruist op enigerlei wijze deze watergang; - WBD heeft op 7 juni 2006 maaiwerkzaamheden langs en in genoemde watergang langs de Noordhoek uitgevoerd, onder meer ter hoogte van pand 29; - Deze werkzaamheden, die gemiddeld 2 keer per jaar plaats vinden om de goede doorstroming van watergangen te bevorderen, zijn uitgevoerd door werknemer T. [X] van WBD met gebruik van een gemotoriseerd voertuig, voorzien van een korfbak met machinale scharen, waarmee kort gezegd de begroeiing onder water op stoppellengte wordt afgeknipt; - Op 7 juni 2006 is de elektriciteitsvoorziening in meerdere panden aan de Noordhoek, waaronder het pand nr. 29, uitgevallen; na vervanging van 2 zekeringen in een centrale is de elektriciteitsvoorziening weer op gang gekomen, behalve in het pand nr. 29, waar hetzij de stroomvoorziening in het geheel niet meer op gang is gekomen hetzij na herstel later op de dag opnieuw is uitgevallen; - Essent N heeft in de middag of avond van 7 juni 2006 de genoemde aansluitkabel "uit de sloot getrokken" en na uitvoering van die operatie geconstateerd, dat de isolatie van het midden in de sloot gelegen gedeelte van die aansluitkabel was weg geschraapt en dat de aldus niet meer geïsoleerde aders kortsluiting met elkaar hadden gemaakt; - Essent N heeft eerst het probleem provisorisch opgelost en vervolgens een definitieve voorziening getroffen, bestaande in het leggen van een nieuwe kabel, in een mantelbuis in de sloot; - Essent N heeft WBD aansprakelijk gesteld voor de schade wegens onrechtmatige daad, welke schade bij factuur van 28 juli 2006 ad € 1.134,74 aan WBD in rekening is gebracht; - WBD heeft haar aansprakelijkheid bestreden en de factuur onbetaald gelaten. 3.2. Essent N legt aan haar vordering tot betaling van genoemd factuurbedrag de stelling ten grondslag, dat WBD onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door inbreuk te maken op haar eigendomsrecht van de kabel in de vorm van het beschadigen van die kabel. Die schade moet aan haar worden toegerekend, omdat WBD haar onderzoeksplicht heeft verzaakt. Het verweer van WBD luidt, samengevat, als volgt: 1) Bij gebrek aan wetenschap wordt betwist, dat WBD de veroorzaker van de schade is; 2) Op WBD rustte geen onderzoeksplicht, nu zij slechts maaiwerkzaamheden uitvoerde en er aldus geen sprake was van grondroering en een verder gaande onderzoeksplicht dan die bij grondroering maatschappelijk onaanvaardbaar is; 3) WBD behoefde op de aanwezigheid van deze kabel niet verdacht te zijn, nu er een verbod, behoudens ontheffing geldt voor het aanwezig hebben van kabels in watergangen en Essent of haar rechtsvoorganger geen ontheffing hebben verkregen en waarschijnlijk ook niet zouden hebben verkregen. 3.3. Tussen partijen staat vast, dat WBD op 7 juni 2006 ter plaatse maaiwerkzaamheden heeft verricht. Zulke werkzaamheden kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet worden beschouwd als graafwerkzaamheden. Een maaier is geen grondroerder. De kantonrechter wijst er op, dat de recent (1 juli 2008) van kracht geworden Wet Informatie-Uitwisseling Ondergrondse Netwerken (WION) - die de zo geheten KLIC-meldingen een publiekrechtelijke basis en een verplichtend karakter geeft - betrekking heeft op graafwerkzaamheden en dat in art. 1 van die wet graafwerkzaamheden worden gedefinieerd als "het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond." De door Essent N besproken jurisprudentie heeft betrekking op kort gezegd grensgevallen - egaliseren van grond, baggeren, verwijderen van slib - en die activiteiten werden door de desbetreffende rechters beschouwd als of gelijk gesteld met graafwerkzaamheden. Zeker als de term grondroerder letterlijk wordt genomen is daar veel voor te zeggen. Maar maaien is het afsnijden van gewassen: "van het veld", zegt Van Dale (Hedendaags Nederlands, 2006), maar dus kennelijk ook van de bodem van een water. Zoals een slechte gazonmaaier "happen" uit de ondergrond kan nemen (en een héél slechte kapper happen uit de hoofdhuid), zo kan een slechte korfmaaier happen uit de bodem van het water nemen. Een normaal functionerende gazonmaaier of korfmaaier zal mogelijk de grond wel beroeren, maar er niet in roeren. Niet is gesteld of gebleken, dat [T. X] niet als een goed korfmaaier zijn maaiwerkzaamheden heeft verricht. 3.4. Naar het oordeel van de kantonrechter rust in het algemeen op (de opdrachtgever of werkgever of de persoon van) een korfmaaier als [T. X] niet de verplichting om vóór aanvang van maaiwerkzaamheden die werkzaamheden bij KLIC te melden en aldus opgave te verkrijgen van leidingen en kabels, die zich in de bodem bevinden van de grond, die hij van gewassen moet ontdoen. Een maaier behoeft immers niet te verwachten, dat zich op de oppervlakte, dan wel direct (10 of 20 cm eronder) een kabel bevindt. Waar volgens Essent N kabels op ongeveer 100 cm onder de slootbodem worden gelegd, kan van WBD als beheerder van 4000 km watergang niet worden verlangd, dat zij om de mogelijkheid uit te sluiten, dat een dichter onder de oppervlakte liggende kabel bij maaiwerkzaamheden toch wordt geraakt, voor die 4000 km toch een KLIC of WION-melding doet en/of een kabelzoeker op de bak monteert, gesteld al dat dat "werkbaar" zou zijn. Denkbaar is dat zo'n algemene verplichting wel bestaat, als aannemelijk is, dat er bij het maaien in de grond zal worden geroerd, hetzij vanwege de gesteldheid van het terrein, hetzij vanwege de mindere geschiktheid van de gebruikte apparatuur, hetzij vanwege de onervarenheid van de maaier. De kantonrechter constateert, dat zulke omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken. Denkbaar is dat, onder bijzondere omstandigheden, ook bij maaiwerkzaamheden, een onderzoeksplicht bestaat. Gedacht kan dan worden aan het geval, dat bij de korfmaaier bekend is of redelijkerwijs zou moeten zijn, dat er op een bepaald traject een aanzienlijke kans is, dat een kabel op of direct onder de bodem van de sloot ligt. Niet is gesteld of gebleken, dat die wetenschap bij [T. X] of WBD bestond. 3.5. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen is gesteld, dat een keur van WBD het leggen van kabels in watergangen verbiedt, behoudens ontheffing. Bij akte heeft WBD de keur van het waterschap Vierlinghpolders - rechtsvoorganger van WBD - overgelegd, geldend in de periode, dat Essent of haar rechtsvoorganger, de bewuste kabel heeft gelegd. In art. 6 van die keur wordt ten aanzien van watergangen verboden "daarin, daarover of daaronder buizen, riolen, kabels, zinkers of andere dergelijke objecten aan te leggen, te hebben of te verwijderen". Art. 13 van de keur verklaart het bestuur van het waterschap bevoegd ontheffing te verlenen, die schriftelijk moet worden gevraagd; wordt binnen de termijn van 90 dagen niet op het ontheffingsverzoek beslist, dan moet de ontheffing geacht worden te zijn geweigerd. Ter comparitie komt vast te staan, dat geen ontheffing is gevraagd. Essent stelt, dat dat destijds voor kleinere kabels ook niet gebruikelijk was, maar de kantonrechter constateert, dat Essent N geen stukken heeft overgelegd, waaruit blijkt, dat de rechtsvoorganger van WBD een algemene vrijstelling van het ontheffingsvereiste heeft verstrekt, terwijl WBD ter comparitie met zoveel woorden bestrijdt, dat het verbod/ontheffingsstelsel voor kleinere kabels feitelijk niet werd toegepast en dat dergelijke kabels werden gedoogd.. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht WBD er, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, van uitgaan, dat ter plaatse van de sloot geen kabel aanwezig was. 3.6. De vraag is vervolgens of er aanwijzingen van het tegendeel zijn. Essent N stelt, dat WBD had kunnen en moeten begrijpen, dat er ter hoogte van het pand 29 een kabel zou (kunnen) liggen, om namelijk dat pand op het net aan te sluiten. Naar het oordeel van de kantonrechter moet echter uit de eigen stellingen van Essent N worden afgeleid, dat geen kabel op minder dan 1 meter afstand van de bodem van de sloot behoefde te worden verwacht in geval zonder ontheffing (toch) een kabel zou zijn gelegd. 3.7. De conclusie op grond van het bovenstaande moet luiden, dat op WBD geen onderzoeksplicht rustte. Nu is ter comparitie door Essent N gesteld, dat zij van de bewoner van het pand 29 heeft gehoord, dat in 2004 WBD de sloot ter plaatse heeft uitgediept,dan wel heeft (uit)gebaggerd. Waar Essent N stelt, dat de beschadiging van de kabel "vers" was, moet worden uitgesloten, dat de beschadiging bij dat gestelde uitdiepen of baggeren in 2004 is ontstaan. Maar wel zou het kunnen zijn, dat de kabel als gevolg van het uitdiepen of uitbaggeren op of zelfs boven de bodem van de sloot is komen te liggen respectievelijk hangen en dat de kabel bij het maaien is getoucheerd. Ter comparitie heeft de aan Essent N verbonden heer Broos verklaard, dat hij de bestuurder - [T. X], ktr - heeft gesproken en dat die heeft gezegd, niets gemerkt te hebben van het raken van een kabel. Maar zelfs als WBD de sloot ter plaatse in 2004 heeft uitgediept of uitgebaggerd en WBD er niet meer op mocht vertrouwen, dat eventuele kabels (toch) op 100 cm onder de bodem zouden liggen, stuit het beroep op de onderzoeksplicht af op de informatieplicht van Essent N, in dit geval belichaamd in de verplichting tot het verzoeken van ontheffing. 3.8. Ter comparitie is nog de mogelijkheid besproken, dat de bewoner van pand nr 29 mogelijk op enigerlei wijze de ligging van de kabel in de sloot heeft beïnvloed. Als dat zo zou zijn, zou dat naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening en risico van Essent N komen, tenzij zou komen vast te staan, dat die bewoner van een en ander melding zou hebben gemaakt bij WBD. Maar dat is gesteld noch gebleken. 3.9. De conclusie moet luiden, dat, zo het eerste verweer zou moeten worden verworpen, en zou moeten worden uitgegaan van de door Essent N gestelde toedracht, de vordering toch moet worden afgewezen, omdat op WBD niet die onderzoeksplicht rustte, op de schending waarvan Essent N haar vordering baseert. Dat betekent, dat de vordering moet worden afgewezen. 4. De kosten Als de in het ongelijk gestelde partij moet Essent N worden verwezen in de kosten, aan de zijde van WBD gevallen. 5. De beslissing De kantonrechter: wijst de vordering af; veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot deze uitspraak begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wallis en uitgesproken op de openbare terecht¬zitting van 16 juli 2008.