Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7485

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3640 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verplichting tot het volgen van NT2 onderwijs is met de beƫindiging van de bijstand vervallen. Geen procesbelang.


Uitspraak

07/3640 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 8 juni 2007, 06/1111 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo, (hierna: Dagelijks Bestuur) Datum uitspraak: 15 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld. Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2008. Appellante en haar echtgenoot [naam echtgenoot] zijn verschenen. Het Dagelijks Bestuur heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Appellante ontvangt met een onderbreking in de periode van 6 oktober tot 2006 tot 1 april 2007 een bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden. Bij besluit van 25 april 2006 heeft het Dagelijks Bestuur aan appellante - in het kader van een traject met het doel haar mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten - de verplichting opgelegd om deel te nemen aan NT2 onderwijs teneinde haar kennis van de Nederlandse taal te vergroten. Bij besluit van 4 augustus 2006 heeft het Dagelijks Bestuur na bezwaar het standpunt gehandhaafd dat appellante is verplicht tot het volgen van NT2 onderwijs. Hieraan is ten grondslag gelegd dat er geen medische en praktische belemmeringen zijn, met dien verstande dat - indien de echtgenoot van appellante eveneens afwezig is - in kinderopvang dient te worden voorzien. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 4 augustus 2006 ongegrond verklaard. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Appellante beoogt met het hoger beroep dat zij op medische gronden wordt ontheven van de verplichting om NT2 onderwijs te volgen. De Raad stelt vast dat deze verplichting met de beƫindiging van de bijstand van appellante met ingang van 6 oktober tot 2006 is komen vervallen. Appellante heeft ter zitting van de Raad desgevraagd naar voren gebracht dat bij de hernieuwde toekenning van de bijstand met ingang van 1 april 2007 niet - meer - van haar wordt verlangd dat zij NT2 onderwijs volgt. De ter zitting van de Raad door appellante gestelde oppasproblemen, die ontstaan in het geval haar echtgenoot overdag fulltime werkzaamheden zou gaan verrichten, zijn evenmin aan de orde. Op grond hiervan is de Raad van oordeel dat er voor appellante geen sprake is van procesbelang en dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet- ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij, als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2008. (get.) Th.C. van Sloten. (get.) C. de Blaeij. OA