Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6541

Datum uitspraak2008-07-01
Datum gepubliceerd2008-07-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/630105-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewijs, drugshandel, bewijsoverwegingen en strafmaatmotivering.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnrs.: 07/630105-08 07/410108-07 07/470062-08 07/410452-05 (vordering tenuitvoerlegging) 07/630282-06 (vordering tenuitvoerlegging) Uitspraak: 1 juli 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [naam] geboren op [geboortedatum] wonende te [adres] thans in voorarrest verblijvende [verblijfplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Morra, advocaat te Haarlem. De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte voor het in de zaak met parketnummer 07/630105-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde, voor het in de zaak met parketnummer 07/410108-07 en voor het in de zaak met parketnummer 07/470062-08 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd: - de tenuitvoerlegging te gelasten van de in de zaak met parketnummer 07/410452-05 bij vonnis d.d. 23 januari 2006 van de politierechter in deze rechtbank (onder meer) aan verdachte opgelegde 28 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf; - de tenuitvoerlegging te gelasten van de in de zaak met parketnummer 07/630282-06 bij vonnis d.d. 22 februari 2007 van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank (onder meer) aan verdachte opgelegde 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf; TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgen tenlasteleggingen) De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 07/410108-07 ten laste gelegde feit als feit 3. De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 07/470062-08 ten laste gelegde feit als feit 4. BEWIJS De rechtbank is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde van oordeel dat op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte zich gedurende een periode van ongeveer 6 maanden heeft schuldig gemaakt aan de handel in hard drugs. De rechtbank overweegt daartoe dat zich in het strafdossier diverse voor de verdachte belastende gebruikersverklaringen bevinden , dat uit de weergaven van de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat zeer regelmatig sprake is van versluierd taalgebruik, alsmede dat de observatieverslagen van politie betreffende de woning van verdachte wijzen op het dealen van drugs. De rechtbank heeft daarbij voorts in aanmerking genomen dat bij de fouillering van verdachte na diens aanhouding op 21 maart j.l. een geldbedrag van 195 euro en een bolletje cocaïne is aangetroffen, alsmede dat in de auto waarin verdachte op 21 maart j.l. werd aangehouden 60 gram cocaïne is aangetroffen in het dashboardkastje rechts voorin de auto, waar verdachte die dag heeft gezeten. Deze cocaïne is aangetroffen in twee porties van 10 en 50 gram. Uit een telefoongesprek van 21 maart 2008 te 15:25:53 uur kan worden afgeleid dat verdachte die dag 50 gram heeft ingekocht, dat nog moet worden versneden. Verdachte heeft zich daarentegen steeds beroepen op zijn zwijgrecht en heeft geen aannemelijke verklaring kunnen of willen geven voor de bij hem aangetroffen cocaïne, noch voor de aangetroffen cocaïne in de auto waarin hij bijrijder was. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat zowel het onder 1, alsmede het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde (parketnummer 07/410108-07) het navolgende. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende komen vast te staan dat door verdachte handelingen zijn verricht die duiden op een door hem gepleegd misdrijf. De getuige [naam] heeft weliswaar verklaard gezien te hebben dat er tussen verdachte en de andere persoon iets van hand tot hand ging, maar uit zijn verklaring blijkt niet dat hij heeft gezien dat het daarbij ging om verdovende middelen. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank hooguit de suggestie gewekt dat het bij voornoemde handeling om het plegen van een misdrijf ging, maar kan niet worden vastgesteld dat het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van 250 euro van misdrijf afkomstig is. De verdachte dient derhalve van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde (parketnummer 07/470062-08) het navolgende. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende komen vast te staan dat verdachte de hem verweten bedreiging tegen [naam] heeft geuit. De rechtbank stelt vast dat uitsluitend aangever Westendorp heeft verklaard over een tegen hem geuite bedreiging. Deze aangifte wordt naar het oordeel van de rechtbank niet ondersteund door de verklaring van de getuige [naam] nu deze tegenover de politie heeft verklaard dat verdachte weliswaar erg agressief was, doch dat hij niet heeft gehoord dat verdachte een bedreiging heeft geuit. De verdachte dient derhalve van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat hij: 1. op tijdstippen in de periode van 9 juli 2007 tot en met 20 maart 2008 in de gemeente Kampen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd aan [naam] [naam] [naam] [naam], [naam] [naam] en [naam] een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1; 2. op 21 maart 2008 in de gemeente Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 60,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1. Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank vindt in dit geval een langdurige, geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij gedurende een aantal maanden in omvangrijke mate heeft gehandeld in drugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank neemt bij het opleggen van de straf in aanmerking dat verdachte mogelijk korter dan de in te tenlastelegging vermelde periode heeft gehandeld, doch blijkens een drietal getuigenverklaringen in elk geval gedurende een periode van zes maanden. De rechtbank betrekt ook in haar oordeel dat verdachte in februari 2007 voor vergelijkbare feiten tot een gevangenisstraf is veroordeeld en binnen enkele maanden nadat hij op vrije voeten was opnieuw in de fout is gegaan. Met name gelet op die omstandigheid ziet de rechtbank aanleiding om, ondanks de vrijspraak ten aanzien van de feiten 3 en 4, aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die overeenkomt met de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in de zaak met parketnummer 07/630105-08 inbeslaggenomen GSM-telefoon met bijbehorende SIMcard dient te worden verbeurdverklaard, omdat het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid met behulp van dit voorwerp. De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in de zaak met parketnummer 07/630105-08 inbeslaggenomen geldbedrag van 195 euro dient te worden verbeurdverklaard, omdat dit aan verdachte toebehorende geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezen verklaarde feit is verkregen. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende geldbedrag van 250 euro, onder hem inbeslaggenomen en vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen in de zaak met parketnummer 07/410108-07, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde in deze zaak en dit geldbedrag aldus niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer, nu ook overigens niet vastgesteld kan worden dat in die zaak sprake is geweest van een strafbaar feit . Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 mei 2008. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op: - de artikelen 10, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. - artikel 13 van de Opiumwet. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 07/410452-05 Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. 23 januari 2006 (onder meer) opgelegde 28 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft voorts gelet op de artikelen 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 07/630282-06 Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 22 februari 2007 (onder meer) opgelegde 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft voorts gelet op de artikelen 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank verklaart verbeurd de onder de verdachte in de zaak met parketnummer 07/630105-08 (proces-verbaal nummer PL04NO/08-017724 van Politie IJsselland, district Noord, Bureau Kampen) inbeslaggenomen GSM-telefoon, merk Nokia, IMEI-code [xxx] met bijbehorende SIMcard [xxx] provider T-Mobile. De rechtbank verklaart verbeurd het onder de verdachte in de zaak met parketnummer 07/630105-08 inbeslaggenomen geldbedrag van 195 euro. De rechtbank gelast de teruggave aan de verdachte van het aan hem toebehorende geldbedrag van 250 euro, onder hem inbeslaggenomen in de zaak met parketnummer 07/410108-07. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 07/410452-05 De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met bovenvermeld parketnummer bij vonnis d.d. 23 januari 2006 van de politierechter in deze rechtbank voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten 28 dagen gevangenisstraf. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 07/630282-06 De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met bovenvermeld parketnummer bij vonnis d.d. 22 februari 2007 van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten 3 maanden gevangenisstraf. Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. F. Koster en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2008.