Jurisprudentie
BD5827
Datum uitspraak2008-07-01
Datum gepubliceerd2008-07-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/860896-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/860896-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Lerares veroordeelt voor het plegen van ontucht met een leerling gedurende een periode van meer
dan twee jaar (van 13- tot 15 jarige leeftijd) tot voorwaardelijke gevangenisstraf en ontzetting uit het beroep.
Vrijspraak met betrekking tot andere leerling (17 jaar oud) omdat er ten tijde van het plaatsvinden van de sexuele
contacten geen sprake meer was van een lerares/leerlingverhouding zoals bedoeld in art. 249 lid 1 Sr.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/860896-07
Uitspraak d.d. : 1 juli 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [plaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
zij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 28 mei 2007 te Bergen, gemeente Bergen (L), in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1] ([geboortedatum ]), die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft zij haar, verdachtes, tong gestoken althans gebracht in de mond van [slachtoffer 1]
artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
zij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 28 mei 2007 te Bergen, gemeente Bergen (L), in elk geval in Nederland, met de minderjarige [slachtoffer 1], [geboortedatum ], die als leerling van een school, waaraan zij, verdachte, als lerares was verbonden, aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) ontucht heeft gepleegd, immers heeft zij, verdachte, (telkens) die [slachtoffer 1] ontuchtig aan zijn penis getrokken en/of gestreeld en/of ontuchtig die [slachtoffer 1] over de rug en/of buik gestreeld en/of ontuchtig de penis van die [slachtoffer 1] in haar mond genomen en/of gestoken en/of ontuchtig die [slachtoffer 1] over haar, verdachtes, borsten en/of vagina doen of laten strelen en/of ontuchtig die [slachtoffer 1] aan/over haar, verdachtes, vagina doen of laten likken en/of ontuchtig die [slachtoffer 1] zijn penis in haar, verdachtes, vagina doen of laten steken en/of brengen;
artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
zij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 28 mei 2007 te Bergen, gemeente Bergen (L), in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1], [geboortedatum ], die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat zij, verdachte, (telkens) die [slachtoffer 1] ontuchtig aan zijn penis heeft getrokken en/of gestreeld en/of
ontuchtig die [slachtoffer 1] over de rug en/of buik heeft gestreeld en/of ontuchtig de penis van die [slachtoffer 1] in haar mond heeft genomen en/of ontuchtig die [slachtoffer 1] over haar, verdachtes, borsten en/of vagina
heeft doen of laten strelen en/of ontuchtig die [slachtoffer 1] aan/over haar, verdachtes, vagina heeft doen of laten likken en/of ontuchtig die [slachtoffer 1] zijn penis in haar, verdachtes, vagina heeft doen of laten steken en/of brengen;
artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
zij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 en 31 augustus 2005 te Bergen, gemeente Bergen (L) en/of te Arcen, gemeente Arcen en Velden, in elk geval in Nederland, met de minderjarige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], die als leerling van een school, waaraan zij, verdachte, als lerares was verbonden, aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid was toevertrouwd, (telkens) ontucht heeft gepleegd, immers heeft zij, verdachte, (telkens) die
[slachtoffer 2] ontuchtig aan zijn penis getrokken en/of gestreeld en/of ontuchtig die [slachtoffer 2] over de rug en/of buik gestreeld en/of ontuchtig de penis van die [slachtoffer 2] in haar mond genomen en/of gestoken en/of ontuchtig die
[slachtoffer 2] over haar, verdachtes, borsten en/of vagina doen of laten strelen en/of ontuchtig die [slachtoffer 2] zijn penis in haar, verdachtes, vagina doen of laten steken en/of brengen;
artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 17 juni 2008 gevorderd datde onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zullen worden verklaard.
De raadsman heeft - zakelijk weergegeven - gesteld:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit is het in ieder geval pas in januari 2005 tussen verdachte en het slachtoffer tot tongzoenen gekomen.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde heeft verdachte geen enkel moment gebruik gemaakt van haar gezag of vertrouwen, laat staan misbruik. Alleen aan de orde kan zijn het subsidiair ten laste gelegde, in die zin dat er sprake is geweest van ontucht gedurende de periode januari/februari 2005 tot en met mei 2007.
Voor feit 3 dient vrijspraak te volgen, nu de aan verdachte ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden, nadat het slachtoffer al als leerling was uitgeschreven.
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot hetgeen de verdachte sub 3 ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt.
De in dit feit als slachtoffer aangeduide jongen, die destijds 17 jaar was, geeft aan dat het eerste sexuele contact dat hij met verdachte heeft gehad zo’n twee weken na de barbecue en volgens hem zelfs nog na de diplomauitreiking heeft plaatsgevonden. Volgens de school was deze barbecue op 19 mei 2005 en de diplomauitreiking op 30 juni 2005. De desbetreffende leerlingen zijn op 15 juni 2005 uitgeschreven. Hieruit volgt dat naar alle waarschijnlijkheid het eerste sexuele contact pas heeft plaatsgevonden nadat de jongen reeds als leerling was uitgeschreven en er derhalve ook formeel geen sprake meer was van een bijzondere verhouding zoals leerling/leraar zoals bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Enige onzekerheid die hierover bestaat dient in het voordeel van verdachte uitgelegd te worden. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
7.3.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie , de verklaring[slachtoffer 1] en een uittreksel uit het geboorteregister betreffende [slachtoffer 1] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Nu zowel uit de verklaringen van [slachtoffer 1] als verdachte blijkt dat er voor december 2004 niets is voorgevallen dat als ontuchtig te kwalificeren zou kunnen zijn, zal de rechtbank verdachte van de periode januari 2004 tot en met november 2004 vrijspreken.
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de sub 1 en sub 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij meermalen in de periode van 1 december 2004 tot en met 28 mei 2007 te Bergen, gemeente Bergen (L), telkens met [slachtoffer 1] ([geboortedatum ]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft zij haar, verdachtes, tong gestoken in de mond van [slachtoffer 1]
2.
zij meermalen in de periode van 1 december 2004 tot en met 28 mei 2007 te Bergen, gemeente Bergen (L), met de minderjarige [slachtoffer 1], [geboortedatum ], die als leerling van een school, waaraan zij, verdachte, als lerares was verbonden, aan haar zorg en opleiding was toevertrouwd, telkens ontucht heeft gepleegd, immers heeft zij, verdachte, telkens die [slachtoffer 1] ontuchtig aan zijn penis getrokken en gestreeld en ontuchtig die [slachtoffer 1] over de rug en buik gestreeld en ontuchtig de penis van die [slachtoffer 1] in haar mond genomen en gestoken en ontuchtig die [slachtoffer 1] over haar, verdachtes, borsten en vagina doen of laten strelen en ontuchtig die [slachtoffer 1] aan/over haar, verdachtes, vagina laten likken en ontuchtig die [slachtoffer 1] zijn penis in haar, verdachtes, vagina laten steken.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
1. met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2. ontucht plegen met een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
De misdrijven sub 1 zijn strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven sub 2 zijn strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 17 juni 2008 met betrekking tot de op te leggen straf en bijkomende straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ook als dat inhoudt behandeling bij Kairos of andere aan te wijzen instelling en voorts ontzetting van het recht om haar beroep als lerares uit te oefenen gedurende een periode van 5 jaren.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de gevorderde straf verzocht het advies van de Reclassering te volgen en het in deze zaak te laten bij een geheel voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Reclassering en behandeling/begeleiding door Kairos te Nijmegen.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging enerzijds rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een aan haar zorg en opleiding toevertrouwde leerling van een school waar zij werkzaam was als lerares. Op het moment dat zij voor de eerste keer ontucht pleegde met deze leerling was deze jongen nog geen 14 jaar oud. Het slachtoffer verkeerde in een - vanwege zijn leeftijd en zijn relatie tot verdachte - kwetsbare positie. Verdachte was vanaf 2004 mentor van deze leerling en had zich van haar bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het slachtoffer bewust moeten zijn en op een andere manier moeten omgaan met de bij de jongen ontstane verliefdheid. In plaats daarvan heeft verdachte zich laten leiden door haar eigen hunkering naar liefdevolle aandacht. Zowel de jongen als zijn ouders verklaren dat verdachte in de loop der jaren veel voor hem betekend heeft en dat hij ten gevolge van de goede invloed van verdachte helemaal is opgebloeid en veel zelfstandiger en zelfverzekerder in het leven staat dan dat zij ooit hadden durven hopen Reden waarom zij geen aangifte wensen te doen. Desalniettemin overweegt de rechtbank dat verdachte als professionele leerkracht er zich niet alleen bewust van had moeten zijn, maar ook haar handelen aan dit bewustzijn had moeten aanpassen, door de verliefde gevoelens van de jongen voor haar zoveel mogelijk te ontmoedigen en bij te sturen en door zich in elk geval te onthouden van het bewezenverklaarde sexuele contact. Een contact, hoezeer gewenst ook, dat mede gelet op de leeftijd van de jongen absoluut niet thuishoort in een leerling/leraar verhouding.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte al danig gestraft is doordat zij haar werk als lerares op de school, waar zij sedert 1998 werkzaam was, is kwijtgeraakt toen bij de schoolleiding bekend werd wat tussen haar en het slachtoffer had plaatsgevonden. Voorts heeft de onderhavige strafzaak ook in de privésfeer al de nodige gevolgen voor verdachte met zich meegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, teneinde de ernst van de onderhavige feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst weer strafbare feiten te plegen, met daaraan gekoppeld toezicht van de reclassering.
Voorts acht de rechtbank eveneens de bijkomende straf ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep leraar/docent op zijn plaats. De rechtbank zal evenwel, gelet op de reeds hierboven aangehaalde omstandigheden en gelet op de omstandigheid dat het recidivegevaar volgens de reclassering niet groot wordt geacht, de duur van deze ontzetting beperken tot twee jaren.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 28, 57, 245, 249.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de sub 1 en sub 2 primair ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden;
beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die haar zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond,
-ook als dat inhoudt een behandeling bij/binnen Kairos dan wel enige andere door de reclassering aan te wijzen instelling gedurende maximaal de periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de
behandelaars-, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
ontzet de verdachte van haar recht tot het uitoefenen van het beroep lerares/docente gedurende 2 jaren.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, J.H.M. Delnooz-Engels en A.R.J. Vos, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van de rechtbank op 1 juli 2008.
mr. A.R.J. Vos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
typ:pb