Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5241

Datum uitspraak2005-11-07
Datum gepubliceerd2008-06-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 9232
Statusgepubliceerd


Indicatie

HB OvJ (ontvankelijk) verzoekschrift ex artikel 89 Sv: Verzoeker heeft het verzoek binnen de wettelijke termijn anoniem ingediend. Zijn persoongegevens zijn pas (ruimschoots) na afloop van die termijn tijdens de behandeling door de raadkamer van het hof bekend geworden. Naar het oordeel van het hof kan pas van een rechtsgeldig verzoek worden gesproken indien dit binnen de wettelijke termijn is voorzien van de persoonsgegevens van verzoeker. Dat betekent dat het verzoek pas rechtsgeldig is geworden nadat de termijn van indiening was verstreken. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een bijzondere reden die het later bekend maken rechtvaardigen. Nu het verzoek niet rechtsgeldig is ingediend, moet verzoeker daarin niet ontvankelijk worden verklaard.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM Avnr: 9232 Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 10 december 2004 waarbij [anonieme persoonsgegevens], thans: [daadwerkelijke persoonsgegevens] geboren op [datum] te [plaats], domicilie kiezende te [plaats] aan de [straat] ten kantore van de raadsman mr. [naam raadsman], hierna te noemen verzoeker, ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering en een schadevergoeding kreeg toegekend voor de tijd doorgebracht in verzekering. Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 30 mei 2005 en 14 september 2005 de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door mr [naam raadsman], advocaat te [plaats]. Het hof heeft kennis genomen van: - het inleidende verzoekschrift met bijlagen; - het proces-verbaal van de behandeling van het verzoekschrift door de rechtbank van 26 november 2004; - voormelde beschikking van de rechtbank van 10 december 2004; - de akte rechtsmiddel van 21 december 2004, waarbij de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen voormelde beschikking; - het appèlschriftuur van de officier van justitie, ingediend op 11 januari 2005 ter griffie van de rechtbank te Arnhem; - de overige zich in het dossier bevindende stukken. OVERWEGINGEN 1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld en in zoverre ontvankelijk. 2. De officier van justitie is in hoger beroep gekomen omdat verzoeker ten onrechte ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek, nu hij dat anoniem heeft ingediend terwijl het verzoekschrift ook niet door hem is ondertekend. Subsidiair is de officier van justitie van mening dat het verzoek had moeten worden afgewezen omdat er geen gronden van billijkheid voor toewijzing zijn. 3. Verzoeker is op 8 mei 2004 als verdachte tezamen met een aantal andere verdachten ter zake van openlijke geweldpleging aangehouden. Verzoeker is op 8 mei 2004 in verzekering gesteld en op 10 mei 2004 in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft de tijd in verzekering doorgebracht op het politiebureau. Tijdens het politieverhoor heeft verzoeker verklaard dat hij zijn personalia niet wil opgeven. Verzoeker is ter zake van voornoemde feiten niet verder vervolgd. Vervolgens heeft verzoeker op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering onder de naam [anonieme persoonsgegevens] schadevergoeding verzocht voor de tijd door hem in verzekering doorgebracht. Het verzoekschrift heeft hij ondertekend met [anonieme persoonsgegevens]. 4. Verzoeker heeft tijdens de behandeling in raadkamer van de rechtbank zijn anonimiteit gehandhaafd. Het hof heeft door vergelijking met een foto in het proces-verbaal van de politie kunnen vaststellen dat verzoeker degene is die op 8 mei 2004 als [anonieme persoonsgegevens] is aangehouden. Verzoeker heeft desgevraagd in raadkamer van het hof bevestigd dat zijn persoongegevens zijn dewelke in de aanhef van deze beschikking zijn vermeld. 5. Een verdachte die zijn identiteit niet bekend wenst te maken, kan desalniettemin door het openbaar ministerie worden vervolgd voor het feit waarvan hij wordt verdacht. Hij kan daartoe anoniem worden gedagvaard. Als de identiteit niet alsnog bekend wordt, heeft dat tot gevolg dat het vonnis wordt gewezen ten laste van de anonieme verdachte. De Hoge Raad heeft geoordeeld (vgl. HR 27 februari 2001, NJ 2001, 499, LJN AB0259, en HR 24 juni 2003, LJN AF8570) dat als ten laste van een verdachte een rechterlijk beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij naam is aangeduid, de verdachte geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan door bekendmaking van zijn persoonsgegevens. 6. Naar het oordeel van het hof geven de arresten van de Hoge Raad waarin dat oordeel is verwoord, niet alleen een regel voor het instellen van een rechtsmiddel door verdachte tegen een einduitspraak als bedoeld in artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering, maar hebben zij een bredere gelding. Het hof interpreteert deze arresten aldus dat als regel heeft te gelden dat een burger die in het kader van strafvordering gebruik maakt van een rechtsingang of een aan een einduitspraak gerelateerd rechtsmiddel, dat dient te doen onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens, op straffe van niet ontvankelijkheid. 7. Verzoeker heeft het verzoek binnen de wettelijke termijn anoniem ingediend. Zijn persoongegevens zijn pas (ruimschoots) na afloop van die termijn tijdens de behandeling door de raadkamer van het hof bekend geworden. Naar het oordeel van het hof kan pas van een rechtsgeldig verzoek worden gesproken indien dit binnen de wettelijke termijn is voorzien van de persoonsgegevens van verzoeker. Dat betekent dat het verzoek pas rechtsgeldig is geworden nadat de termijn van indiening was verstreken. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een bijzondere reden die het later bekend maken rechtvaardigen. Integendeel, nu verzoeker niet verder is vervolgd, vermag het hof niet in te zien welk rechtens relevant belang verzoeker nog had om zijn verzoek anoniem in te dienen. Nu het verzoek niet rechtsgeldig is ingediend, moet verzoeker daarin niet ontvankelijk worden verklaard. 8. Het hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de beschikking van de rechtbank en verklaart verzoeker alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoekschrift. BESCHIKKENDE Het hof: - verklaart het hoger beroep gegrond; - vernietigt de beslissing waarvan beroep; - verklaart verzoeker alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, H.Y. Buyne en A.G. Coumans, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. C.R. van Zwol, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2005.