Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3661

Datum uitspraak2008-06-09
Datum gepubliceerd2008-06-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers75771 HA RK 08-2034
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wraking


Uitspraak

beslissing RECHTBANK ROTTERDAM Wrakingskamer zaaknummer / rolnummer: 75771 HA RK 08-2034 Beslissing van 9 juni 2008 op het verzoek tot wraking ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans gedetineerd PI Zuid West, Dordtse Poorten verzoeker, hierna ook aangeduid als de verdachte, raadsman mr. I.N. Weski. Het verzoek strekt tot wraking van Mr. B.M.R.M. Edelhauser-Van Vlijmen rechter in de sector strafrecht van deze rechtbank. 1. Het procesverloop 1.1. Ter terechtzitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van deze rechtbank van 09 juni 2008 heeft de raadsman van verdachte mondeling verzoek gedaan tot wraking van mr. Edelhauser. Hierop heeft de meervoudige strafkamer het onderzoek ter terechtzitting geschorst en proces-verbaal opgemaakt. 1.2. Het verzoek om wraking is door een meervoudige kamer van de rechtbank (hierna: de wrakingskamer) behandeld ter openbare terechtzitting van 09 juni 2008, alwaar zijn verschenen en gehoord: - de verdachte en zijn raadsman, - de officier van justitie, mr. A. Ekiz. Als tolk was aanwezig M. El Amiri. 1.3. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de voorzitter van de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak diezelfde middag zou worden gedaan. 2. Het verzoek 2.1. De raadsman van verdachte grondt haar verzoek tot wraking op twee gronden: -mr. Edelhauser is als Officier van Justitie betrokken geweest bij de Schiedammer Parkmoord, waarin een onschuldige was veroordeeld. Mr. Edelhauser heeft in die zaak ontlastende stukken achtergehouden aan de verdediging en rechtbank. Gevreesd wordt dat mr. Edelhauser de mening is toegedaan dat alle verdachten veroordeeld moeten worden. Dat is in strijd met de presumptie van onschuld en rechtvaardigt de vrees van vooringenomenheid in deze zaak. -mr. Edelhauser heeft zich in het verleden negatief uitgelaten over (de kwaliteit van) strafrechtadvocaten in het algemeen, en ook over mr. Weski in het bijzonder. 3. Mr. Edelhauser heeft niet in de wraking berust. Zij is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord en heeft daarvan gebruik gemaakt. 4. Het standpunt van de officier van justitie 4.1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot wraking. 5. De beoordeling 5.1. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van het bepaalde in artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ingevolge het derde lid van dat artikel moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. 5.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn. 5.3. De omstandigheid dat mr. Edelhauser in het verleden, als officier van justitie, betrokken is geweest bij een strafrechtelijke procedure waarin het tot veroordeling is gekomen van iemand die later onschuldig is gebleken, rechtvaardigt op zich niet de conclusie dat mr. Edelhauser de mening is toegedaan dat elke verdachte veroordeeld moet worden. De kale -en overigens door mr. Edelhauser uitdrukkelijk betwiste- stelling dat mr. Edelhauser in die procedure ontlastende stukken heeft achtergehouden aan rechtbank en verdediging heeft mr. Weski niet onderbouwd. De stelling van mr. Edelhauser dat een strafrechtelijk onderzoek naar haar handelen tot een sepot heeft geleid met de conclusie dat zij ten onrechte als verdachte was aangemerkt is door mr. Weski niet weersproken. Ook de stelling van mr. Edelhauser dat daartegen geen procedure ex art. 12 Sv. is ingesteld, werd niet weersproken. 5.4 De stelling dat mr. Edelhauser zich in het verleden negatief uitgelaten over (de kwaliteit van) strafrechtadvocaten in het algemeen, en ook over mr. Weski in het bijzonder, is onvoldoende concreet gemaakt en is eveneens door mr. Edelhauser betwist. 5.5 Een en ander leidt tot de conclusie dat er onvoldoende van feiten en omstandigheden is gebleken op grond waarvan een vooringenomenheid van mr. Edelhauser kan worden aangenomen of de gerechtvaardigde vrees dat aan de verdachte een eerlijk proces wordt onthouden. 5.6 Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking ongegrond is en afgewezen dient te worden. 6. De beslissing De rechtbank: wijst het verzoek tot wraking van mr. B.M.R.M. Edelhauser-Van Vlijmen af. Deze beslissing is genomen door mr. R.R Roukema, mr. P.W. van Baal en mr. A.P. Hameete en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2008.