Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2883

Datum uitspraak2008-04-29
Datum gepubliceerd2008-05-30
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers101063/HA RK 08-108
Statusgepubliceerd
SectorPresident


Indicatie

Wrakingverzoek omdat de gewraakte rechter meerder zaken van verzoekster heeft behandeld. Tevens verzoek tot wraking van Bureau Jeugdzorg. Verzoek is afgewezen.


Uitspraak

BESLISSING RECHTBANK GRONINGEN, MEERVOUDIGE KAMER Registratienummer: 101063 HA RK 08-108 Datum beslissing: 29 april 2008 Beslissing op het schriftelijke verzoek van [verzoekster] (hierna: verzoekster), wonende te [woonplaats] aan de [adres], tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het procesverloop Op de zitting van 28 maart 2008, welke zag op de behandeling van het verzoekschrift van 5 maart 2008 strekkende tot het vervallen verklaren van de door bureau jeugdzorg gegeven schriftelijke aanwijzing betreffende de verzorging en opvoeding van haar kinderen, heeft verzoekster de behandelend rechter, mr. K.R. Bosker, gewraakt. Mr. K.R. Bosker heeft blijkens het proces-verbaal d.d. 28 maart 2008 ter zitting verklaard niet te berusten in het wrakingsverzoek. Bij brief van 2 april 2008 heeft mr. J.R. Eland, hoofdofficier van justitie, bericht dat het Openbaar Ministerie geen aanleiding ziet om te worden gehoord op het wrakingsverzoek. Op 17 april 2008 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer. Ter zitting heeft verzoekster het verzoek van 21 februari 2008 toegelicht. Mr. K.R. Bosker heeft haar standpunt mondeling nader toegelicht. Rechtsoverwegingen 1. Het standpunt van verzoekster Verzoekster stelt dat mr. Bosker blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Zij voert hiertoe –samengevat- het volgende aan: - Mr. Bosker heeft op 3 oktober 2007 de verzoekschriften van bureau jeugdzorg toegewezen. Deze verzoekschriften zijn echter ten onrechte, gelet op de verblijfplaats van de kinderen, door de rechtbank te Groningen in behandeling genomen. Dat de rechtbank nu wederom het verzoek van het bureau jeugdzorg in behandeling neemt duidt op vooringenomenheid. - Nu de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoekschrift dient de wrakingskamer zich eveneens onbevoegd te verklaren. - Mr. Bosker is niet ingegaan op de vraag van verzoekster om haar voorafgaand aan de zitting van 21 februari 2008 nadere informatie te doen toekomen. - Op 21 december 2007 heeft de kinderrechter de zitting geschorst. De medewerkster van bureau jeugdzorg kon toen in de zaal blijven zitten. Dit duidt op partijdigheid van de rechtbank. - Verzoekster wenst ook bureau jeugdzorg te wraken. 2. Het standpunt van mr. K.R. Bosker Mr. Bosker voert aan dat zij niet vooringenomen is ten opzichte van welke partij dan ook. Het enkele gegeven dat mr. Bosker eerdere procedures van verzoekster heeft behandeld kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van partijdigheid. De argumenten die door verzoekster worden aangevoerd zien op de inhoud van die procedures. De juiste weg voor de beoordeling daarvan is het instellen van hoger beroep. 3. Beoordeling Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. Verzoekster heeft verklaard dat zij zowel mr. Bosker als het bureau jeugdzorg wenst te wraken. De rechtbank is niet bevoegd kennis te nemen van het tegen het bureau jeugdzorg gerichte wrakingsverzoek. De wrakingskamer van de rechtbank is enkel bevoegd zich uit te spreken over feiten en omstandigheden die zien op mogelijke schade aan de onpartijdigheid van de gewraakte rechter. Dit betekent dat de wrakingskamer zich in onderhavige procedure evenmin kan uitspreken over verzoeksters verklaring dat de medewerkster van bureau jeugdzorg op 21 december 2007, tijdens de schorsing van een zitting die werd geleid door een andere rechter dan mr. Bosker, in de zaal mocht blijven zitten. Immers, mr. Bosker was in die zaak niet de behandelend rechter. De beoordeling van verzoeksters stelling dat de rechtbank te Groningen ten onrechte kennis heeft genomen van het verzoekschrift van bureau jeugdzorg behoort eveneens niet tot de bevoegdheid van de wrakingskamer. Het geëigende middel om tegen een dergelijke inhoudelijke beslissing op te komen is het instellen van hoger beroep. Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden geconcludeerd tot vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter. De enkele stelling van verzoekster dat zij de door haar gevraagde informatie niet heeft ontvangen voorafgaand aan de zitting van 21 februari 2008 acht de rechtbank ontoereikend. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Bosker jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, althans dat de bij de verzoekster bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Derhalve wordt het verzoek tot wraking afgewezen. 4. Beslissing De rechtbank: - wijst het verzoek af; - bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummer 100487/JE RK 08-201) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking; - beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster, mr. K.R. Bosker en het Openbaar Ministerie. Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, G.J.J. Smits en E.J. Oostdijk, in tegenwoordigheid van mr. D.W.J. Vinkes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2008.