Jurisprudentie
BD2880
Datum uitspraak2008-04-29
Datum gepubliceerd2008-05-30
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers101206/HA RK 08-122
Statusgepubliceerd
SectorPresident
Datum gepubliceerd2008-05-30
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers101206/HA RK 08-122
Statusgepubliceerd
SectorPresident
Indicatie
Wraking omdat rechter eerdere zaken van verzoekers heeft behandeld. Verzoek is afgewezen.
Uitspraak
BESLISSING
RECHTBANK GRONINGEN,
MEERVOUDIGE KAMER
Registratienummer: 101206 HA RK 08-122
Datum beslissing: 29 april 2008
Beslissing op het verzoek van [ namen verzoekers] (hierna: verzoekers), wonende te [woonplaats] aan de [adres] tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Het procesverloop
Op de zitting van 4 april 2008, welke zag op de behandeling van het verzoekschrift strekkende tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige], heeft mr. R.J. Skála namens verzoekers de behandelend rechter, mr. K.R. Bosker, gewraakt.
Bij brief van 8 april 2008 heeft mr. J.R. Eland, hoofdofficier van justitie, bericht dat het Openbaar Ministerie geen aanleiding ziet om te worden gehoord op het wrakingsverzoek.
Bij schrijven van 16 april 2008 heeft mr. K.R. Bosker verklaard niet te berusten in het wrakingsverzoek.
Op 17 april 2008 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer.
Ter zitting hebben verzoekers en hun raadsman, mr. Skála het verzoek van 4 april 2008 toegelicht. Mr. K.R. Bosker heeft haar standpunt mondeling nader toegelicht.
Rechtsoverwegingen
1. Het standpunt van verzoekers
Verzoekers stellen dat mr. Bosker blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Zij voeren hiertoe –kort samengevat- het volgende aan:
Mr. Bosker heeft twee keer eerder de verzoeken om uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de kinderen van verzoekers behandeld. Zij heeft telkens klakkeloos het standpunt van bureau jeugdzorg overgenomen. In de beschikkingen en de processen-verbaal worden de stellingen van verzoekers bovendien niet of onjuist weergegeven. Dat de belangen van het bureau jeugdzorg worden beschermd door
mr. Bosker blijkt ook uit de omstandigheid dat mr. Bosker tijdens de zitting van 4 april 2008, nadat zij reeds was gewraakt, heeft verklaard dat zij heeft geconstateerd dat op 12 april 2008 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zouden verlopen. Vervolgens heeft bureau jeugdzorg verzocht om een verlengingsbeschikking. Mr. Bosker heeft zich hiermee, als lijdelijke rechter, op ontoelaatbare wijze in het geding gemengd.
2. Het standpunt van mr. K.R. Bosker
Mr. Bosker verklaart dat zij niet vooringenomen is ten opzichte van welke partij dan ook. Zij vervult haar taak onpartijdig en onbevooroordeeld. Dit geldt ook voor de eerder door haar behandelde verzoeken om uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de kinderen van verzoekers. Tijdens de zitting van 12 april 2008 heeft zij inderdaad geconstateerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing dreigden te verlopen. Dit betrof echter geenszins een inhoudelijke beoordeling van de zaak, maar een toelaatbaar te achten ordemaatregel. Voorts wijst mr. Bosker er op dat de verdere argumenten die door verzoekers worden aangevoerd zien op de inhoud van de beslissingen. De juiste weg voor de beoordeling hiervan is het instellen van hoger beroep. Het wrakingsverzoek dient daarom te worden afgewezen.
3. Beoordeling
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend.
De rechtbank wijst er op dat onderhavige wrakingsprocedure niet ziet op de beoordeling van verzoekers’ stelling dat in de eerdere procedures de standpunten van verzoekers niet of onjuist zijn weergegeven in de processen-verbaal en de beschikkingen. De gestelde onjuistheid van de processen-verbaal hadden verzoekers in voornoemde procedures aanstonds na de comparitie bij akte of brief naar voren dienen te brengen. Ten aanzien van de inhoud van voornoemde beschikkingen wijst de rechtbank er op dat het geëigende middel om hier tegen op te komen het instellen van hoger beroep is.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekers geen feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht waaruit kan worden geconcludeerd tot vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter.
Dat mr. Bosker, nadat zij was gewraakt, heeft verklaard dat zij constateerde dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing dreigden te verlopen, wekt naar het oordeel van de rechtbank niet de schijn van partijdigheid. Met mr. Bosker is de rechtbank van oordeel dat deze constatering niet ziet, dan wel vooruitloopt, op enige inhoudelijke beoordeling van de zaak maar dat het slechts een ordemaatregel betreft, als direct gevolg van de ingeroepen wraking en het daarmee samenhangende tijdsverloop.
Aldus is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Bosker jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, althans dat de bij de verzoekers bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Derhalve wordt het verzoek tot wraking afgewezen.
4. Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummers 101058/JE RK 08-282 en 100196/JE RK 08-163) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster, mr. K.R. Bosker en het Openbaar Ministerie.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, G.J.J. Smits en
E.J. Oostdijk, in tegenwoordigheid van mr. D.W.J. Vinkes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2008.