Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2342

Datum uitspraak2008-05-23
Datum gepubliceerd2008-05-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/508599-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak artikel 6 Wegenverkeerswet nu op geen enkele wijze is komen vast te staan dat de verdachte al rijdend handelingen heeft verricht waarvan hij wist of kon weten dat deze zijn aandacht van het verkeer zouden kunnen afleiden, zoals bijvoorbeeld telefoneren of het bedienen van een muziek-installatie. In dat opzicht treft verdachte dan ook geen enkel verwijt. Maar evenmin is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een verdachte te maken verwijt dat valt in de termen van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het enkele feit dat de verdachte de file niet heeft opgemerkt is daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend. Voor het geval de aandacht van verdachte van het verkeer is afgeleid door concentratie op de door verdachte ervaren lichamelijke klachten, is er naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake van schuld in de zojuist bedoelde zin. In dat geval kan namelijk niet worden gesteld dat verdachte zich bewust is geweest of had moeten zijn dat zijn aandacht te zeer van het verkeer zou worden afgeleid door het bedwingen van die klachten op de wijze waarop hij dat heeft gedaan. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het hem onder primair, artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, tenlastegelegde. Wel zal verdachte worden veroordeeld voor artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, het veroorzaken van gevaar op de weg. Onmiskenbaar is dat zijn rijgedrag gevaarzettend is geweest waardoor voldaan is aan genoemd artikel.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector strafrecht Meervoudige kamer PROMIS II Parketnummer : 05/508599-07 Datum zitting : 9 mei 2008 Datum uitspraak : 23 mei 2008 Tegenspraak In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats]. Raadsman : mr. F.R.H. Kuiper, advocaat te Hattem. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 23 april 2007, te gemeente Overbetuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), gaande in de richting van de toerit van de Rijksweg A50, daarmede op de uit een rijstrook bestaande weg, de parallelweg van de A15 (links), zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of roekeloos, terwijl op de door hem, verdachte bereden weg zich een stilstaande file bevond, althans één of meer ander/e stilstaand/e motorrijtuig/en bevond/en en/of het zicht voor hem, verdachte op geen enkele wijze werd beperkt en/of hij, verdachte de verkeerssituatie ter plaatse kende, niet de snelheid van dat door hem, verachte bestuurde motorrijtuig (vrachtwagen) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (vrachtauto)tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet op het zich direct voor dat motorrijtuig (vrachtauto) bevindende gedeelte van voormelde weg en/of zonder te remmen, althans zonder nagenoeg te remmen en/of met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, tegen een voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdend of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) is gebotst, in elk geval is aangereden, tengevolge waarvan zijn verdachtes motorrijtuig (vrachtauto) en/of dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) in brand is/zijn geraakt en/of tengevolge waarvan dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) tegen en/of onder een voor dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai) is geduwd en/of gedrukt en/of is hij, verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (vrachtauto) tegen/met dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai) gebotst of in aanrijding gekomen, tengevolge waarvan dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai tegen een ander motorrijtuig (bedrijfsvoertuig, merk Dodge) en/of tegen een gezien, zijn verdachtes rijrichting rechts van die weg aanwezige geleiderail (vangrail) is gedrukt en/of geduwd en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval/len heeft/hebben plaatsgevonden, waardoor een ander (W.H. [slachtoffer1]) werd gedood en/of waardoor een ander/en (M.H.L. [slachtoffer2] en/of N.M. [slachtoffer3]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: hij op of omstreeks 23 april 2007, te gemeente Overbetuwe, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), gaande in de richting van de toerit van de Rijksweg A50, daarmede op de uit één rijstrook bestaande weg, de parallelweg van de A15 (links), terwijl op de door hem, verdachte bereden weg zich een stilstaande file bevond, althans één of meer ander/e stilstaand/e motorrijtuig/en bevond/en, zonder te remmen, althans zonder nagenoeg te remmen en/of met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, tegen een voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdend of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) is gebotst, in elk geval is aangereden en/of tengevolge waarvan dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) tegen en/of onder een voor dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai) is geduwd en/of gedrukt en/of is hij, verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (vrachtauto) tegen/met dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai) gebotst of in aanrijding gekomen, tengevolge waarvan dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai tegen een ander motorrijtuig (bedrijfsvoertuig, merk Dodge) en/of tegen een gezien, zijn verdachtes rijrichting rechts van die weg aanwezige geleiderail (vangrail) is gedrukt en/of geduwd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 9 mei 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.R.H. Kuiper, advocaat te Hattem. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis, alsmede ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs Vast staat dat verdachte op 23 april 2007 op een van de A15 deeluitmakende rijstrook - een afslag richting A50 - met door hem bestuurde vrachtauto met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur op een file is ingereden en dat als gevolg daarvan een persoon is gedood en twee andere personen (ernstig) gewond zijn geraakt. Verdachte heeft verklaard zich niets te herinneren van de toedracht van het ongeval. Het laatste wat hij zich herinnert is dat hij zich te eniger tijd in de nabijheid van de desbetreffende afrit bevond. Door de klap van de aanrijding is hij weer tot bewustzijn gekomen. Verdachte stelt dat er sprake moet zijn geweest van een blackout. De blackout brengt verdachte in verband met lichamelijke klachten die hij tijdens het rijden stelt te hebben ondervonden. Enkele kilometers voor de plaats van het ongeval voelde verdachte steken ter hoogte van zijn maag. Deze klachten kreeg verdachte naar zijn zeggen onder controle door kalm in- en uit te ademen. Vlak voor de afslag waarop het ongeval plaatsvond kwamen de steken terug, waarna verdachte opnieuw door beïnvloeding van zijn ademhaling probeerde die steken te laten verdwijnen. Daar houdt zijn herinnering op. De rechtbank ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of er sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna te noemen: WVW 1994). Zij overweegt in dit verband het volgende. Bij medisch onderzoek dat korte tijd na het ongeval is verricht, is geen verklaring gevonden voor de klachten waar verdachte gewag van heeft maakt. Dit in aanmerking nemende dient de rechtbank er vanuit te gaan dat er geen sprake is geweest van een blackout met een objectief medisch substraat. Voorts zijn er ook anderszins geen aanwijzingen voor een slechte lichamelijke of geestelijke conditie. Verdachte heeft verklaard de nacht voor het ongeval weliswaar wat kort maar goed te hebben geslapen. Hij heeft geen medicijnen gebruikt die de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden en evenmin was er sprake van het gebruik van andere middelen die een zodanige werking hebben, Het enige dat kan worden vastgesteld is dat verdachte dadelijk voorafgaande aan het ongeval zijn aandacht niet bij het verkeer heeft gehad. Het lijkt aannemelijk dat de aandacht van verdachte door iets anders in beslag genomen werd waardoor verdachte is afgeleid. Voor die aanname ook is steun te vinden in de verklaring van een andere vrachtwagenchauffeur . Deze heeft waargenomen en zich erover verbaasd dat verdachte in het zicht van de file zijn snelheid niet verminderde en heeft tevergeefs geprobeerd oogcontact met verdachte te krijgen. Op geen enkele wijze is echter komen vast te staan dat verdachte al rijdend handelingen heeft verricht waarvan hij wist of kon weten dat deze zijn aandacht van het verkeer zouden kunnen afleiden, zoals bijvoorbeeld telefoneren of het bedienen van een muziekinstallatie. In dat opzicht treft verdachte dan ook geen enkel verwijt. Maar evenmin is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een verdachte te maken verwijt dat valt in de termen van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het enkele feit dat verdachte de file niet heeft opgemerkt, is daartoe naar het oordeel van de rechtbank ontoereikend. Voor het geval de aandacht van verdachte van het verkeer is afgeleid door concentratie op de door verdachte ervaren lichamelijke klachten, is er naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake van schuld in de zojuist bedoelde zin. In dat geval kan namelijk niet worden gesteld dat verdachte zich bewust is geweest of had moeten zijn dat zijn aandacht te zeer van het verkeer zou worden afgeleid door het bedwingen van die klachten op de wijze waarop verdachte dat heeft gedaan. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte daarvan vrijspreken. Het subsidiair tenlastegelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Onmiskenbaar is het rijgedrag van verdachte gevaarzettend geweest en daarmee is voldaan aan de omschrijving van artikel 5 WVW 1994, waarbij de rechtbank aantekent dat “schuld” geen bestanddeel van deze delictsomschrijving vormt. Bewijsmiddelen Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: - de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 09 mei 2008; - een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van de getuige P. [getuige]; - een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van de getuige M.H.L. [slachtoffer2]; - een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, houdende de verklaring van de getuige H.J. [getuige]; - een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse. hij op 23 april 2007, te gemeente Overbetuwe, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), gaande in de richting van de toerit van de Rijksweg A50, daarmede op de uit één rijstrook bestaande weg, de parallelweg van de A15 (links), terwijl op de door hem, verdachte bereden weg zich een stilstaande file bevond, zonder te remmen, en met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, tegen een voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdend of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) is gebotst, en tengevolge waarvan dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) tegen en onder een voor dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai) is geduwd en/of gedrukt en is hij, verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (vrachtauto) tegen dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai) gebotst tengevolge waarvan dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai tegen een ander motorrijtuig (bedrijfsvoertuig, merk Dodge) en tegen een gezien, zijn verdachtes rijrichting rechts van die weg aanwezige geleiderail (vangrail) is gedrukt en/of geduwd, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het subsidiaire: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 4b. De strafbaarheid van het feit Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Met name is door verdachte ook niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van feiten of omstandigheden op grond waarvan hem ter zake van zijn gevaarzettend rijgedrag in het geheel geen verwijt treft. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: • de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 11 september 2007. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft doordat zijn aandacht niet bij het verkeer was een file die hij naderde niet opgemerkt en is daar met zijn vrachtwagen met onverminderde vaart tegen aan gebotst. De gevolgen zijn desastreus en zeer schokkend geweest. Als gevolg van het ongeval is een persoon om het leven gekomen en zijn twee andere personen ernstig gewond. Het is met name in verband met die gevolgen dat de rechtbank naast een geldboete een ontzegging van de rijbevoegdheid voor enige tijd onontkoombaar acht, ook al brengt dit mee dat verdachte zijn huidige werkzaamheden daardoor gedurende die tijd niet zal kunnen verrichten. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete en de duur van de ontzegging houdt de rechtbank echter ook rekening met het feit dat, naar zij ter terechtzitting heeft kunnen beluisteren en waarnemen, het ongeval verdachte zeer heeft aangegrepen en dat de gevolgen daarvan zwaar op verdachte drukken. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 23, 24, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 5, 176, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot: Een geldboete ten bedrage van 1000 (éénduizend) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (twintig) dagen. Alsmede: Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 3 (drie) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994. Aldus gewezen door: mr. T.H.P. de Roos, vicepresident als voorzitter, mr. J.H.M. Westenbroek, rechter, mr. A.M. van Gorp, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2008.