Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2051

Datum uitspraak2008-02-06
Datum gepubliceerd2008-05-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers262682 / HA ZA 06-1623
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep op verrekening. Ingevolge artikel 53 Fw komt de curator geen beroep op artikel 6:136 BW toe.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 262682 / HA ZA 06-1623 Uitspraak: 6 februari 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [curator], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiser], woonplaats kiezende te Rotterdam, eiser, procureur mr. P.J. de Waal, advocaat mr. C.E.E.S.M. Spierings, - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAAL TRANSPORTBEDRIJF DIJCO B.V., gevestigd te Bleiswijk, gedaagde, procureur mr. H.E. Schweers, advocaat mr. S.H. van Dijk. Partijen worden hierna aangeduid als "de curator" respectievelijk "Dijco"; de failliete vennootschap wordt hierna aangeduid als "[eiser]". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 29 mei 2006 en de door de curator overgelegde producties; - conclusie van antwoord, met producties; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 9 augustus 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 februari 2007; - de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door de curator bij brieven d.d. 18 en 23 oktober 2006 overgelegde spreekaantekeningen; - de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door Dijco bij brief d.d. 29 januari 2007 overgelegde producties; - de stukken van de op 24 mei 2006 ten verzoeke van de curator en ten laste van Dijco onder de naamloze vennootschap ABN AMRO N.V. en onder de coöperatie Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. gelegde conservatoire beslagen. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 28 december 2004 is [eiser] in staat van faillissement verklaard met aanstelling van [curator] als curator. 2.2 Bij brief d.d. 5 januari 2005 heeft de curator Dijco omtrent het faillissement van [eiser] bericht en aangegeven dat eventuele vorderingen binnen veertien dagen ingediend konden worden. 2.3 Bij brief d.d. 12 januari 2005 heeft Dijco de curator bericht dat blijkens haar administratie geen wederzijdse vorderingen meer openstonden. 2.4 Bij brief d.d. 12 januari 2005 heeft de curator Dijco verzocht een uitstaand bedrag van € 26.731,01 te voldoen. The Greenery Specials Groep B.V. (hierna: The Greenery), de moedermaatschappij van Dijco, heeft namens Dijco bij brief d.d. 17 januari 2005 aan de curator te kennen gegeven dat zij genoemde vordering heeft verrekend met haar vordering op [eiser] ad € 26.109,19. Het resterende saldo van € 139,83 heeft Dijco op 30 december 2004 naar [eiser] overgemaakt. 2.5 Bij genoemde brief d.d. 17 januari 2005 is een overzicht verrekende facturen overgelegd, hierin staat -voor zover thans van belang- het volgende. “(…) Crediteur (…) [eiser] Int. Tran (…) Saldo te betalen volgens administratie Dijco -26.249,02 Debiteur fact nr datum bedrag [eiser] Transport 417152 08-10-04 57,12 [eiser] Transport 417641 12-10-04 132,39 [eiser] Transport 418932 26-10-04 58,83 [eiser] Transport 419203 28-10-04 23,80 [eiser] Transport 419492 01-11-04 41,65 [eiser] Transport 424440 19-12-04 25.795,40 Saldo te ontvangen volgens administratie Dijco 26.109,19 Saldo generaal betaald op rek.nr. (…) Ovv verrekening wederzijds saldo 30-12-04 -139,83 (…)” 2.6 Bij brief d.d. 22 maart 2005 heeft de curator Dijco laten weten dat uit de administratie van [eiser] geen tegenvordering blijkt en dat het beroep op verrekening wordt betwist. Voorts heeft de curator Dijco gesommeerd het totaalbedrag van de vordering over te maken op de faillissementsrekening. Dijco heeft hieraan niet voldaan. 2.7 The Greenery heeft bij brief d.d. 21 juli 2005 een factuur gericht aan [eiser] aan de curator overgelegd (hierna: de fustfactuur), waarin - voor zover thans van belang - het volgende staat: “(…) 424440 faktuurdatum: 17-12-04 (…) Kenmerk: pallets Datum: (…) 29-12-04 (…) Doorbelasting Wij belasten u voor: (…) 3391 Europallets a Euro 4,87 = 16514,17 878 Dusseldorfers a Eu 5,88 = 5162,64 Subtotaal: 21676,81 (…) BTW 19% (…) 4118,59 Betaling binnen 28 dagen EUR totaal: 25795,40” 2.8 Bij faxbericht d.d. 22 juli 2005 is aan de curator een overzicht fustmutaties van The Greenery d.d. 21 juli 2005 overgelegd, waarin ten aanzien van [eiser] het volgende staat: “(…) Uitlev inlev Artikel oms (…) Datum (…) Mutatie oms Aantal Aantal (…) Pallet euro 30-04-2004 Beginsaldo 603 30-04-2004 Telling cum t/m 20040430 -532 (…) 31-12-2004 424440 Factuur -3391 --------- --------- 8243 -8846 (…)” 2.9 Bij genoemd faxbericht d.d. 22 juli 2005 is nog een overzicht fustmutaties van The Greenery d.d. 21 juli 2005 overgelegd, waarin ten aanzien van [eiser] het volgende staat: “(…) Uitlev inlev Artikel oms (…) Datum (…) Mutatie oms Aantal Aantal (…) Pallet Dusseldorfer 30-04-2004 Beginsaldo 181 30-04-2004 Telling cum t/m 20040430 -29 (…) 31-12-2004 424440 Factuur -878 --------- --------- 1704 -1885 (…)” 3 De vordering De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Dijco te veroordelen tot betaling aan de curator van een bedrag van € 26.530,49 en een bedrag van € 1.158,-, met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen, althans vanaf de datum van sommatie 22 maart 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding, met kosten, waaronder de kosten van beslag. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft de curator aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 [eiser] heeft (geconditioneerde) transporten uitgevoerd in opdracht van Dijco, uit hoofde waarvan de curator een bedrag van € 26.530,49 te vorderen heeft. Nu betaling van het bedrag van € 26.530,49 na sommatie is uitgebleven, heeft de curator genoemd bedrag opeisbaar van Dijco te vorderen. 3.2 Voor zover Dijco een beroep op verrekening doet, wordt dit door de curator betwist. De onder 2.7 genoemde fustfactuur is voorafgaand aan de brief d.d. 21 juli 2005 niet door Dijco overgelegd. De gestelde tegenvordering is op geen enkele wijze onderbouwd door orderbonnen, afgiftebonnen of afgetekende vervoersdocumenten. Bovendien zijn de door Dijco overgelegde overzichten van fustmutaties onjuist. De curator verwijst hiertoe naar een verklaring van [best[bestuurder], de feitelijke bestuurder van [eiser], d.d. 7 juni 2006, waarin onder meer wordt aangevoerd dat [eiser] een systeem hanteerde waarbij per saldo geen groot verschil in pallets bestond, dat Dijco niet eerder heeft verzocht (euro)pallets in te leveren danwel te betalen en dat de overzichten niet aansluiten bij de administratie van [eiser]. Voorts is gesteld dat het beginsaldo van het overzicht van de europallets onjuist is en dat de pallets, type Düsseldorf vanwege hun lastige formaat nauwelijks werden gebruikt. Op de overzichten komen ook aantallen pallets voor die wel zijn ingeleverd, maar blijkbaar niet in de administratie van Dijco zijn verwerkt. 3.3 De curator stelt voorts dat op grond van artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn vordering ook bij een beroep op verrekening kan worden toegewezen, omdat de vordering van Dijco niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. 3.4 De curator heeft ter incasso kosten gemaakt en maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.158,-. 3.6 De curator vordert de wettelijke rente over de gevorderde bedragen vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen, althans vanaf de datum van sommatie 22 maart 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding. 4 Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van de curator in de kosten van het geding met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na datum van het te dezen te wijzen vonnis. Dijco heeft daartoe het volgende aangevoerd: 4.1 Dijco betwist primair de vordering van de curator. 4.2 Dijco beroept zich subsidiair op verrekening. Er is voldaan aan de vereisten van artikel 53 van de Faillissementswet (hierna: FW). Dijco heeft de curator bij brief van 17 januari 2005 een verrekeningsverklaring gestuurd. Voorts zijn de gestelde vorderingen voor de faillissementsdatum ontstaan en is er sprake van wederkerigheid tussen schuldeiser en schuldenaar. Ingevolge artikel 53, derde lid FW komt de curator geen beroep op artikel 6:136 BW toe. 4.3 De tegenvordering heeft gedeeltelijk betrekking op door Dijco voor [eiser] verrichte werkzaamheden, uit hoofde waarvan Dijco een bedrag van in totaal € 313,79 heeft gefactureerd met factuurnummers 417152, 417641, 418932, 419203 en 419492. 4.4 Het overige gedeelte van de vordering ter hoogte van € 25.795,40,- ziet op pallets die Dijco per saldo aan [eiser] heeft uitgeleverd. Uit de overzichten fustmutaties blijkt hoeveel pallets [eiser] op welke datum heeft ingeleverd bij Dijco en hoeveel pallets Dijco op welke datum heeft uitgeleverd aan [eiser]. Het saldo daarvan is voor [eiser] negatief. Ter illustratie zijn de vrachtdocumenten en de fustbonen over de periode van 21 juli 2004 tot en met 28 juli 2004 overgelegd. 4.5 Dijco stuurde [eiser] wekelijks een overzicht van het in die week verschuldigde aan pallets. [eiser] heeft voorafgaand aan de periode april tot en met december 2004 meerdere malen op deze lijsten gereageerd, maar hierna niet meer. [eiser] heeft voorafgaand aan het faillissement niet aangegeven dat de overzichten niet juist waren. Bij gebreke van een tijdig protest tegen de mededeling van de posten bij het salderen van pallets en het eindsaldo van een bepaalde periode, staat de juistheid van het saldo vast. Deze systematiek is vergelijkbaar met het salderen van posten in rekening-courant ex artikel 6:140, derde lid BW. Voorts hield [eiser] zelf ook een overzicht van palletmutaties bij, indien deze niet kan worden overgelegd dient van de administratie van Dijco te worden uitgegaan. De stelling dat het palletsaldo niet juist is, is niet deugdelijk onderbouwd en dient te worden gepasseerd. De verklaring van [bestuurder], alsmede de overige stellingen van de curator worden betwist. 4.7 Dijco betwist de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten daar deze onvoldoende zijn gespecificeerd en geen betrekking mogen hebben op sommaties, het samenstellen van het dossier en het inwinnen van eenvoudige inlichtingen en de curator juist heeft aangevoerd dat zijn werkzaamheden hieruit bestaan. 4.8 Dijco stelt voorts dat er geen aanspraak op vergoeding van de kosten van beslaglegging bestaat, omdat de curator deze kosten onnodig heeft gemaakt. De curator heeft pas tien maanden na diens laatste brief beslag doen leggen, terwijl Dijco nog op deze brief heeft gereageerd. Dijco wijst op de nodige moeite en kosten van zijn kant tot ongedaanmaking van het beslag en op de wanverhouding tussen de vordering en het beslag en het saldo van de bankrekening, alsmede het moment van beslaglegging. 5 De beoordeling 5.1 Ter comparitie heeft Dijco de vordering van de curator van € 26.530,49 niet langer betwist, zodat deze komt vast te staan. Dijco heeft haar beroep op verrekening gehandhaafd. De curator heeft ter comparitie de tegenvordering voor een bedrag van in totaal € 313,79, factuurnummers 417152, 417641, 418932, 419203 en 419492, niet langer betwist en evenmin dat voor genoemd bedrag verrekening kan plaatsvinden. Nu vaststaat dat Dijco voor het bedrag van € 313,79 zowel schuldenaar als schuldeiser is van [eiser] en de schuld en de vordering zijn ontstaan voor de faillietverklaring, kan ingevolge artikel 53 FW tot verrekening worden overgegaan, waarmee van de vordering van de curator resteert een bedrag van € 26.216,70. 5.2 Ten aanzien van het overige deel van de tegenvordering wordt als volgt overwogen. Ingevolge het derde lid van artikel 53 FW komt de curator geen beroep op artikel 6:136 BW toe, waarin het vereiste van het eenvoudig vast te stellen zijn van de vordering is neergelegd. Artikel 53 FW stelt voor een beroep op verrekening niet als eis dat de schulden wederzijds voor daadwerkelijke vereffening en opeising vatbaar dienen te zijn. Dijco kan zich derhalve ook op verrekening beroepen indien de gegrondheid van zijn schuld aan de boedel, doch die van zijn tegenvordering nog niet is komen vast te staan. Dit brengt mee dat omtrent de gegrondheid van de tegenvordering van Dijco dient te worden beslist. 5.3 Dijco heeft gesteld dat de juistheid van het palletsaldo is komen vast te staan, omdat [eiser] voorafgaand aan het faillissement niet heeft aangegeven dat de wekelijks verstuurde lijsten niet juist waren. Dijco heeft verwezen naar de systematiek van het salderen van posten in rekening-courant en artikel 6:140, derde lid BW. Voorts heeft Dijco aangevoerd dat de door haar overgelegde producties ter illustratie zijn bedoeld en aangeboden de fustbonnen over de gehele periode te overleggen, alsmede -indien mogelijk- de wekelijkse overzichten. De curator heeft ter comparitie betwist de wekelijkse overzichten te hebben ontvangen, evenals de mogelijkheid van analoge toepassing van artikel 6:140 BW. Tevens heeft de curator zijn betwisting van de juistheid van de fustfactuur gehandhaafd. 5.4 Gezien de betwisting van de stellingen van Dijco komt de tegenvordering thans niet vast te staan. Nu de door Dijco overgelegde stukken geen volledig beeld geven van haar tegenvordering en zij heeft aangeboden alsnog de fustbonnen en de wekelijkse overzichten over de gehele periode te overleggen, zal de rechtbank alvorens verder te beslissen Dijco in de gelegenheid stellen ter toelichting van haar tegenvordering genoemde stukken te overleggen. De curator zal hierop vervolgens bij akte kunnen te reageren. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen. 5.5 In afwachting van de aktewisseling zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden. 6 De beslissing De rechtbank, alvorens verder te beslissen, verwijst de zaak naar de rol van woensdag 26 maart 2008 voor het nemen van een akte aan de zijde van Dijco als bedoeld onder 5.4; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken. Uitgesproken in het openbaar. 1905/1580