Jurisprudentie
BD1686
Datum uitspraak2008-04-16
Datum gepubliceerd2008-05-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers87425 / HA ZA 06-372
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-05-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers87425 / HA ZA 06-372
Statusgepubliceerd
Indicatie
Partijen hebben hun geschil over de beëindiging van een langdurige distributieovereenkomst beslecht door middel van een vaststellingsovereenkomst. Eiseres stelt dat gedaagde die vaststellingsovereenkomst heeft geschonden door niet te goeder trouw te onderhandelen over een nieuwe distributieovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat daarvan geen sprake is. De rechtbank overweegt dat, in het kader van onderhandelingen over een duurcontract op basis van exclusiviteit, het stellen van hoge targets niet zonder meer in strijd met de goede trouw is. Daarvan zou wel sprake zijn wanneer zou komen vast te staan dat de targets die gedaagde eiste, zo weinig realistisch waren dat van eiseres niet verlangd kon worden dat zij nog langer dooronderhandelde over de hoogte van die targets. Hiervan is niet gebleken.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
JFA
zaaknummer / rolnummer: 87425 / HA ZA 06-372
datum: 16 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
De vennootschap naar Iraans recht
FALAT IRAN CO,
gevestigd en kantoorhoudende te Teheran (Iran),
eiseres,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. J.A. Voerman te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNGENTA SEEDS B.V.,
gevestigd te Enkhuizen,
gedaagde,
procureur mr. A. de Groot,
advocaat mr. P.D. Olden te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Falat en Syngenta genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 februari 2006;
- de akte houdende overlegging producties van Falat;
- de conclusie van antwoord met producties van Syngenta;
- de conclusie van repliek met eiswijziging en producties van Falat;
- de conclusie van dupliek van Syngenta.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.Falat houdt zich als groothandel bezig met de verkoop van groente- en graszaden voor de professionele markt in Iran.
2.2. Syngenta houdt zich bezig met het in stand houden van rassen van tuinbouw-, bloem- en landbouwgewassen, het telen van en handel in tuin-, bloem- en landbouwzaden en jonge planten en het beheren van kwekersrechten octrooien en licenties.
2.3. Falat en de rechtsvoorgangster van Syngenta hebben op 17 januari 1978 een distributieovereenkomst (hierna: de distributieovereenkomst) gesloten, waarbij Falat de exclusieve distributierechten in Iran voor groentezaden van Syngenta verkreeg.
2.4. In de jaren 1997 tot en met 2001 hebben partijen onderhandeld over de voorwaarden van een nieuwe distributieovereenkomst.
2.5. Tijdens deze onderhandelingen is op 7 juli 1999 een fax verzonden door de heer [naam 1] van Falat aan [naam 2] van Novartis Seeds BV (een van de handelsnamen van Syngenta) met -voor zover van belang- de navolgende inhoud:
"Let me take this opportunity to thank you for a constructive meeting we had in Zurich on June 24. We reached the following agreement.
Novartis has granted Falat the exclusive right to distribute the following varieties in Iran during the lifetime of those varieties:
1.[...]
24. [...]
This means that if the present general exclusive relationship between S&G/Novartis and Falat come to an end, the right to distribute the above varieties in Iran (and any additional varieties that will be added to this list by mutual agreement) will continue to belong exclusively to Falat during the lifetime of those varieties.
Please indicate your confirmation of the above by signing en returning a copy of this fax to me. [...]."
2.6. Op 12 juli 1999 zond [naam 2] een fax aan [naam 1] met -voor zover van belang- de volgende inhoud:
"In principle I agree with the report of the meeting made by [naam 1], but I have a few remarks:
1. [...]
2. [...]
3. [...]
4. [...]
5. During the meeting with [naam 1], we agreed as well on minimum quantities sold per year to keep it exclusive for Falat Iran. The minimum quantity will be set by mutual agreement for each year, this is not necessary for 1999 but for the year 2000 we have to meet and settle the minimum quantities.
Conclusion: I agree with the report, taking the above mentioned items into account. [...]"
2.7. Een nieuwe distributieovereenkomst is evenwel nimmer tot stand gekomen.
2.8. Bij brief van 14 mei 2002 is de distributieovereenkomst door Syngenta opgezegd tegen 17 januari 2003. In die brief werd als reden vermeld dat Syngenta niet langer haar producten in Iran wilde verkopen.
2.9. Op 14 april 2003 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de vaststellingsovereenkomst), waarin - voor zover van belang - het volgende is vastgelegd: "[...]
1. Falat accepts the validity of the termination of the Distributor Agreement with effect on 17 January 2003, provided that Syngenta shall fulfil all of its obligations under this Settlement Agreement.
2. Neither Syngenta or any of the companies it controls shall knowingly sell vegetable seeds to any person or entity in Iran, nor shall Syngenta allow, in as far as the applicable laws allow, its distributor(s) in another territory to knowingly sell vegetable seeds to any third party if it knows or has reason to know that the seeds will ultimately be sold in Iran. Syngenta may sell vegetable seeds to Falat by mutual agreement of both parties. In the event this Article is breached by any of the herein mentioned parties, Syngenta shall indemnify Falat for the damages suffered therefrom.
3. In the event Syngenta decides to resume selling vegetable seeds in Iran on a regular basis or decides to appoint a distributor for Iran at any time in the future. Syngenta must, as a condition precedent to making such sales to or appointing any person or entity other than Falat, first attempt in good faith to negotiate an exclusive distribution agreement with Falat. The negotiations shall begin with Syngenta submitting a written proposal containing the main terms of the new Agreement. In the event the parties fail to reach an agreement within 6 months of Syngenta's first proposal, Syngenta will be entitled to make sales or to enter into a distributorship agreement with another person or entity in Iran.
[...]
5. Except in relation to the performance of the terms of this agreement, the parties waive any rights they may exercise against one another with respect to the dispute hereby resolved and grant one another full discharge and agree that, other than as specifically contained in this agreement, no compensation will be made by either party in relation to any past claims or disputes."
2.10.In 2005 wenste Syngenta opnieuw actief te worden op de Iraanse markt. Ter uitvoering van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst trad zij in onderhandeling met Falat over een nieuwe distributieovereenkomst.
2.11.Op 16 mei 2005 zond Syngenta een conceptovereenkomst aan Falat. Kort weergegeven behelsde de inhoud van dit concept de volgende elementen:
- duur van de overeenkomst drie jaar
- opzegtermijn zes maanden
- een jaarlijkse minimum afname (hierna: 'targets') van resp.:
eerste jaar: [euro] 324.324
tweede jaar: [euro] 600.000
derde jaar: [euro] 1.000.000
In het concept werd geen levenslange exclusiviteit verleend met betrekking tot de te distribueren zaden.
2.12.Bij brief van 30 juni 2005 heeft Falat gereageerd op het voorstel, waarbij werd aangedrongen op een levenslange exclusiviteit met betrekking tot de eerder door Falat gedistribueerde zaden, een lagere target voor het eerste jaar en het pas later vaststellen van de targets voor de volgende jaren en tenslotte een 5 jarig contract.
2.13.Op verzoek van Syngenta heeft Falat op 15 augustus 2005 haar volledige commentaar gegeven op de conceptovereenkomst.
2.14.Partijen zijn overeengekomen dat de termijn van zes maanden voor de onderhandeling werd verlengd met twee maanden.
2.15.Op 16 november 2005 heeft Falat drie opties genoemd waarmee zij zou kunnen instemmen. De tweede optie luidde als volgt: "a contract of three years , with reasonable sales-criteria for Falat's performance, which met, would lead to automatic renewals of the contract for periods of three years each, with reasonable sales-criteria to be established in good faith."
2.16.Bij emailbericht van 28 november 2005 laat Syngenta weten geïnteresseerd te zijn in de tweede optie, waarbij als targets zouden gelden bedragen in de orde van grootte van resp. [euro] 300.000,-, [euro] 600.000,- en [euro] 1.000.000,- voor de eerste drie jaren.
2.17.Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
3. Het geschil
3.1. Falat vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
1. primair
a) te verklaren voor recht dat de opzegging van de distributieovereenkomst door Syngenta (gedaan bij brief van 14 mei 2002) nietig is althans rechtsgevolg mist en dat de exclusieve distributieovereenkomst, bij gebreke van een rechtsgeldige opzegging, nog steeds tussen Falat en Syngenta bindend is;
b) Syngenta te bevelen de exclusieve distributieovereenkomst met Falat zoals die tot aan de opzegging van 14 mei 2002 gold en werd uitgevoerd onverkort voort te zetten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 100.000,- per overtreding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
c) Syngenta te verbieden anders dan via tussenkomst van Falat direct dan wel indirect groentezaden in Iran te verkopen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 100.000,- per overtreding , althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
d) te verklaren voor recht dat Syngenta na 17 januari 2003 (o.m. gelet op de indirecte import via Dubai en de rechtstreekse import na januari 2006) de exclusiviteit van de distributieovereenkomst heeft geschonden waardoor Syngenta tegenover Falat schadeplichtig is en Syngenta daarom te veroordelen aan Falat te betalen een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair (indien wordt aangenomen dat de opzegging tot beëindiging heeft geleid)
e) te verklaren voor recht dat Syngenta tegenover Falat wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld door de distributieovereenkomst met een te korte opzegtermijn op te zeggen, waardoor Syngenta tegenover Falat schadeplichtig is, en Syngenta te veroordelen daarvoor aan Falat een schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
f) te verklaren voor recht dat Syngenta tegenover Falat wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld door de distributieovereenkomst met Falat op te zeggen zonder daarbij Falat te compenseren voor de schade die Falat zou lijden ten gevolge van de beëindiging van de distributieovereenkomst, waardoor Syngenta tegenover Falat schadeplichtig is, en Syngenta te veroordelen daarvoor aan Falat een schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
g) te verklaren voor recht dat Syngenta op grond van Iraans recht hoe dan ook gehouden is aan Falat te vergoeden de schade die Falat als gevolg van de beëindiging van de distributieovereenkomst heeft geleden en zal lijden (waaronder maar niet uitsluitend inkomstenderving, reputatieschade en niet terugverdiende investeringen) en Syngenta te veroordelen daarvoor aan Falat een schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.
a) te verklaren voor recht dat Falat, na een rechtsgeldige beëindiging van de distributieovereenkomst, "lifetime exclusivity" geniet t.a.v. de groentezaden in de fax van 7 juli 1999 genoemd;
b) Syngenta te bevelen te allen tijde bestellingen van Falat wat betreft de groentezaden genoemd in de fax van 7 juli 1999 uit te voeren en de relevante bestellingen op normale handelscondities aan Falat uit te leveren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 50.000,- per overtreding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
c) Syngenta te verbieden anders dan via tussenkomst van Falat direct dan wel indirect de in de fax van 7 juli 1999 genoemde groentezaden in Iran te verkopen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 100.000,- per overtreding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
3
a) te verklaren voor recht dat Syngenta tegenover Falat wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld door artikel 3 van de Vaststellingsovereenkomst te schenden door niet te goeder trouw te onderhandelen over een nieuwe exclusieve distributieovereenkomst, waardoor Syngenta tegenover Falat schadeplichtig is wat betreft de schade (waaronder interne- en advocaatkosten) die Falat als gevolg van en/of in verband met (het aangaan en/of afdwingen van) de Vaststellingsovereenkomst heeft geleden vanaf 17 januari 2003, en Syngenta (al dan niet op grond van artikel 6:277 BW) te veroordelen daarvoor aan Falat een (aanvullende) schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
b) te verklaren voor recht dat Syngenta tegenover Falat wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld door artikel 2 van de Vaststellingsovereenkomst te schenden gezien o.m. de levering aan en de import uit Dubai, waardoor Syngenta tegenover Falat schadeplichtig is en Syngenta (al dan niet op grond van artikel 6:277 BW) te veroordelen daarvoor aan Falat een (aanvullende) schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
4. Voor het geval ondanks de tekortkomingen van Syngenta met haar wordt aangenomen dat ontbinding van de Vaststellingsovereenkomst niet gerechtvaardigd is:
a) te verklaren voor recht dat Syngenta tegenover Falat wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld door artikel 2 van de Vaststellingsovereenkomst te schenden gezien o.m. de levering aan en import uit Dubai, waardoor Syngenta tegenover Falat schadeplichtig is, en Syngenta te veroordelen daarvoor aan Falat een schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
b) te verklaren voor recht dat Syngenta tegenover Falat wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld door artikel 3 van de Vaststellingsovereenkomst te schenden door niet te goeder trouw te onderhandelen over een nieuwe exclusieve distributieovereenkomst, waardoor Syngenta tegenover Falat schadeplichtig is, en Syngenta te veroordelen daarvoor aan Falat een schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
5. Syngenta hoe dan ook te verbieden direct dan wel indirect groentezaden voor Iran te produceren en/of (in)direct in Iran in te (doen) voeren onder de eigen productnamen van Falat (zoals bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend genoemd, in de fax van 7 juli 1999 voornoemd), op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 50.000,- per overtreding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
6. Syngenta te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.Kort gezegd komen de stellingen van Falat hierop neer dat Syngenta is tekortgeschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst door niet te goeder trouw te onderhandelen over een nieuwe distributieovereenkomst, alsook door verboden invoer in Iran. In verband met deze tekortkomingen ontbindt Falat de vaststellingsovereenkomst. Hiermee zijn partijen weer in de positie gekomen die bestond voorafgaande aan het afsluiten van de vaststellingsovereenkomst, zodat de opzegging van de distributieovereenkomst opnieuw ter discussie staat. Deze opzegging is volgens Falat nietig, wegens gebrek aan belang, danwel wegens een te korte opzegtermijn. Op de overige stellingen van Falat wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.3.Syngenta voert verweer. Op de stellingen van Syngenta wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.De rechtbank stelt voorop dat, nu Falat een vennootschap naar Iraans recht is en gevestigd is in Iran, de zaak een internationaal karakter draagt. Allereerst dient daarom de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien de gedaagde partij in Nederland zijn woonplaats heeft.
4.2.Vervolgens dient de vraag zich aan welk recht van toepassing is op de rechtsbetrekking tussen partijen. Uit de stellingen van beide partijen kan worden afgeleid dat zij van mening zijn dat op de distributieovereenkomst het Iraans recht van toepassing is. Nu de vorderingen van Falat echter primair voortvloeien uit de door haar gestelde ontbinding van de vaststellingsovereenkomst, zal de rechtbank zich vooralsnog beperken tot het op die overeenkomst toepasselijk recht. Syngenta heeft gesteld dat Nederlands recht van toepassing is. Zij heeft bij conclusie van antwoord geciteerd uit de vaststellingsovereenkomst, waarin deze rechtskeuze ook is vermeld in artikel 6.
Falat heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het op deze overeenkomst toepasselijk recht. Nu echter ook Falat haar stellingen heeft toegesneden op het Nederlandse recht en daarbij heeft verwezen naar artikelen uit het Nederlands Burgerlijk Wetboek, begrijpt de rechtbank dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.
4.3.Aan al hetgeen onder 1 is gevorderd is de redenering ten grondslag gelegd dat de niet nakoming van de bepalingen in de vaststellingsovereenkomst door Syngenta ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt, en dat als gevolg van deze ontbinding het geschil omtrent de opzegging van de distributieovereenkomst herleeft. Hiervoor zal allereerst moeten komen vast te staan dat sprake is van de door Falat gestelde tekortkomingen in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank zal hierna onder rechtsoverwegingen 4.6 en verder de gestelde tekortkomingen bespreken.
4.4.Aan het gevorderde onder 2 heeft Falat ten grondslag gelegd dat tijdens de bespreking op 24 juni 1999 in Zurich een afspraak is gemaakt die inhoudt dat Falat, indien de distributieovereenkomst niet zou worden voortgezet, "lifetime exclusivity" zou behouden voor een 24-tal specifieke zaden. Dit is bevestigd in de faxbrief van 7 juli 1999.
Syngenta heeft daartegen aangevoerd dat deze "lifetime exclusivity" gekoppeld is aan afspraken over te halen targets en wijst daartoe naar de antwoordfax van 12 juli 1999. Bij repliek heeft Falat erkend dat deze voorwaarde deel uitmaakte van de afspraak over "lifetime exclusivity". Zij stelt echter dat het feit dat partijen nimmer minimumomzetten zijn overeengekomen ter uitvoering van de overeengekomen voorwaarden, niet betekent dat er geen sprake zou zijn van overeenstemming over de levenslange exclusiviteit. Syngenta kan Falat in elk geval niet verwijten dat Falat niet uit eigen initiatief onderhandelingen is aangegaan over minimumomzetten.
4.5.De rechtbank volgt Falat niet in haar betoog. De afspraken zoals neergelegd in de fax van 7 juli 1999 zijn gemaakt in het kader van onderhandelingen over een nieuwe distributieovereenkomst. Voor Syngenta was daarbij blijkbaar van belang dat afspraken werden gemaakt over minimumomzetten. Het is met name dit onderwerp geweest dat tot op heden in de weg heeft gestaan aan de totstandkoming van een nieuwe overeenkomst. Nu Falat erkent dat bij de te verlenen "lifetime exclusivity" als voorwaarde is overeengekomen dat partijen minimumomzetten zouden overeenkomen, en tevens vaststaat dat aan deze voorwaarde niet is voldaan, kan de conclusie geen andere zijn dan dat de "lifetime exclusivity" zoals verwoord in de fax van 7 juli 1999 tussen partijen niet is overeengekomen. Daarmee vervalt de grondslag voor al hetgeen onder 2 is gevorderd en ligt deze vordering voor afwijzing gereed.
4.6.De vorderingen onder 3 en 4 vinden hun grondslag in de gestelde tekortkoming door Syngenta in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, met name van artikel 2 en artikel 3.
De rechtbank zal allereerst de stellingen bespreken die betrekking hebben op artikel 2 en daarna die betrekking hebben op artikel 3.
4.7.Falat stelt dat zij al begin 2005 ontdekte dat er regelmatig groentezaden vanuit Dubai in Iran werden ingevoerd. Uit de stellingen van beide partijen kan worden afgeleid dat Syngenta begin 2005 25 kg zaden van het type "Cauliflower Spacestar" heeft geleverd aan de distributeur voor de Verenigde Arabische Emiraten. Partijen gaan er kennelijk beiden vanuit dat dit de groentezaden zijn waarop Falat doelt en die op de Iraanse markt zijn terechtgekomen, zodat ook de rechtbank hiervan uit zal gaan.
4.8.Syngenta stelt over deze bestelling dat in januari 2005 de distributeur voor de Verenigde Arabische Emiraten een bestelling heeft geplaatst die naar zijn zeggen bestemd was om mee te dingen in een aanbesteding voor een opdracht van de lokale overheid in Dubai. Het ging om een geringe hoeveelheid van 25 kg van een groentesoort die al sinds jaar en dag volop in de Verenigde Arabische Emiraten wordt toegepast. Noch de aard, noch de hoeveelheid gaf Syngenta reden tot achterdocht.
4.9.Falat daarentegen stelt dat Syngenta bij de bestelling wist of moest weten dat deze zaden voor de Iraanse markt bestemd waren. Daartoe heeft zij gesteld dat de Cauliflower Spacestar bijzonder geschikt is voor het Iraanse klimaat en dat dit type voor de opzegging van de distributieovereenkomst nog zeer gewild was in Iran. Verder is de hoeveelheid, die neerkomt op 6,25 miljoen zaadjes, zodanig groot dat deze nimmer bedoeld kan zijn voor een aanbesteding voor een opdracht van een lokale overheid in Dubai. Gelet bovendien op het feit dat in de Verenigde Arabische Emiraten alleen op kleine schaal in kassen wordt verbouwd, zodat zelfs voor productiedoeleinden 25 kg buitenproportioneel is, had Syngenta aanleiding om de bestelling te wantrouwen en moeten vermoeden dat deze voor een ander land bestemd moest zijn.
Verder stelt Falat dat er ook daarna regelmatig zaden op de Iraanse markt zijn terechtgekomen, en legt daartoe een verpakking over met productiedatum december 2005. Volgens Falat zijn een paar Iraanse handelaren in 2005 naar Dubai gereisd om de Cauliflower Spacestar op te halen bij de distributeur. Falat biedt bewijs aan van haar stellingen.
4.10.Naar aanleiding van de overgelegde verpakking, betwist Syngenta dat deze zaden op de Iraanse markt zijn terechtgekomen, althans dat dat "knowingly"is gebeurd.
Verder betwist Syngenta dat een hoeveelheid van 25 kg een onredelijke hoeveelheid is voor een aanbestedingsprocedure.
4.11.Met Syngenta oordeelt de rechtbank dat de stellingen van Falat met betrekking tot de zaden die 'regelmatig' op de Iraanse markt zouden zijn gekomen, onvoldoende zijn onderbouwd om de conclusie te rechtvaardigen dat dit met medeweten van Syngenta zou zijn gebeurd, danwel dat Syngenta zulks had moeten vermoeden. De rechtbank zal zich derhalve beperken tot bespreking van de stellingen betreffende de 25 kg Cauliflower Spacestar.
4.12.Naar het oordeel van de rechtbank heeft Falat voldoende feiten gesteld ter onderbouwing van haar stelling dat Syngenta de bestelling van de distributeur in Dubai had moeten wantrouwen. Haar stelling dat in de Verenigde Arabische Emiraten slechts in beperkte mate in kassen akker- en tuinbouw wordt gepleegd, is door Syngenta niet weersproken. Net zo min als de stelling dat Falat zelf in het verleden tot maximaal 50 kg per jaar van dit type zaad kocht voor de Iraanse markt. Weliswaar heeft Syngenta in haar conclusie van dupliek onder punt 63 met verwijzing naar productie 30 bij dagvaarding betoogd dat volgens de eigen deskundige van Falat, Darvish, een target van 15.000 kilogram per jaar redelijk zou zijn, maar dit kan niet volgen uit bedoelde productie, nu hierin wordt gesproken van 15.000 ks (= 15 miljoen zaden). In dit licht bezien heeft Falat voldoende aangetoond dat Syngenta had moeten begrijpen dat de bestelling voor een ander land bestemd moest zijn.
Falat heeft evenwel onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat Syngenta had moeten begrijpen dat de zaden juist voor de Iraanse markt bestemd waren. De enkele omstandigheid dat de zaden geschikt waren voor het Iraanse klimaat - in tegenstelling tot dat in de Verenigde Arabische Emiraten en de omringende landen - en dat dit type in Iran gewild was, is daarvoor onvoldoende. Om die reden zal de rechtbank Falat niet toelaten tot het bewijs van haar stellingen en zal de vordering op dit punt worden afgewezen.
4.13.Ten aanzien van de gestelde overtreding van artikel 3 van de Vaststellingsovereenkomst hebben partijen het volgende gesteld.
4.14.Volgens Falat heeft Syngenta niet te goeder trouw onderhandeld over een nieuwe distributieovereenkomst. Zij wilde van meet af aan met een andere kandidaat, te weten [naam 4] contracteren. De op 16 mei 2005 toegestuurde conceptovereenkomst was reeds vanwege het samenstel, waaronder de onhaalbare targets, niet te goeder trouw.
4.15.Daartoe heeft Falat aangevoerd dat zij, gelet op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, mocht vertrouwen op een exclusieve distributieovereenkomst als resultaat van de onderhandelingen. Daaraan had Syngenta zich immers reeds verbonden. Verder mocht zij rekenen op een redelijke garantie dat nieuwe investeringen terugverdiend konden worden en dat winst kon worden gemaakt. Van belang daarbij is dat investeringen moesten worden gedaan om het merk weer onder de aandacht van de klanten te brengen, en dat bovendien voor de nieuwe soorten een toelatingsprocedure moest worden doorlopen, die wel drie jaar zou kunnen duren. De conceptovereenkomst voldeed volgens Falat niet aan deze redelijke verwachtingen.
4.16.Falat stelt voorts dat zij op haar beurt zich wel redelijk heeft opgesteld in de onderhandelingen door drie redelijke opties te hebben voorgesteld. Weliswaar heeft Syngenta een van deze opties gekozen, maar vervolgens heeft zij vastgehouden aan de eerder genoemde onhaalbare targets zoals blijkt uit het emailbericht van 28 november 2005, aldus Falat.
4.17.Falat stelt dat Syngenta hiermee een onredelijke eis heeft gesteld. Zij hanteert daarvoor twee argumenten. Ten eerste meent zij dat het onmogelijk is om op voorhand voor een aantal jaren targets vast te stellen. Slechts voor het eerste jaar zou een target kunnen worden vastgesteld en de targets voor volgende jaren zouden pas in een later stadium kunnen worden bepaald.
Ten tweede zijn de genoemde bedragen onhaalbaar hoog. Daartoe voert Falat aan dat zij in het laatste jaar onder de oude distributieovereenkomst, te weten 2002, een omzet maakte van [euro] 90.000,-. Dat zou het uitgangspunt voor de nieuw vast te stellen targets moeten zijn. Het is voorts onredelijk om van Falat te eisen dat dit bedrag in drie jaar tijd vertienvoudigd zou worden tot [euro] 1.000.000,-.
Verder is het grootste deel van de te distribueren zaden nieuw voor de Iraanse markt zodat daarvoor de markttoelatingsprocedure moet worden doorlopen. Voordat die procedure is voltooid kunnen deze zaden niet worden verkocht. Syngenta heeft zelf ten aanzien van de vier soorten zaden die wel eerder op de Iraanse markt zijn verkocht, de verwachte verkoop op [euro] 180.000,- geschat. Tot slot verwijst Falat naar een rapport van [naam 3] die een inschatting heeft gemaakt van haalbare omzetcijfers in de eerste drie jaar, die nog beduidend lager zijn (van [euro] 60.000 in het eerste jaar tot [euro] 100.000,- in het derde jaar).
Dit leidt tot de conclusie dat de gevraagde targets onrealistisch zijn en dat uitgaande van dit voorstel de investeringen nimmer zouden kunnen worden terugverdiend.
4.18.Syngenta stelt dat zij te goeder trouw is geweest tijdens de onderhandelingen over een nieuwe distributieovereenkomst. Zij was tijdens de onderhandelingen met Falat nog niet in gesprek met [naam 4]. Deze laatste meldde zich spontaan bij een zustervennootschap van Syngenta op een moment dat de patstelling tussen Falat en Syngenta zich reeds aftekende.
De vaststellingsovereenkomst verplicht Syngenta bovendien niet tot het aanvaarden van iedere eis die Falat stelt. Het feit dat partijen niet tot overeenstemming zijn geraakt, betekent dan ook niet dat Syngenta de vaststellingsovereenkomst niet zou zijn nagekomen.
Syngenta wijst op de incongruentie die erin bestaat dat Falat vrij wenst te zijn om producten voor de Iraanse markt van concurrenten van Syngenta te betrekken, terwijl Syngenta zich niet van concurrerende distributeurs mag bedienen. Voor Syngenta is dit slechts aanvaardbaar indien Falat zich ertoe zou verbinden bepaalde minimumomzetten te behalen. De enkele bereidheid van Falat om zich voor het eerste jaar aan een minimale omzet te committeren is daarvoor onvoldoende.
Van de drie door Falat voorgestelde opties waren er twee onaanvaardbaar. De tweede optie was voor Syngenta wel bespreekbaar, maar de door haar genoemde targets zijn door Falat ten onrechte als onhaalbaar afgewezen.
4.19.Syngenta is van mening dat de door haar gestelde omzeteisen wel degelijk redelijk waren. Hierbij is rekening gehouden met de verwachting dat een veelvoud van de verkoopcijfers van 2002 zou kunnen worden behaald. Dat de gevraagde targets redelijk waren, blijkt bovendien uit het volgende.
4.20.Hoewel Falat stelt dat de laatst behaalde omzet uit 2002, te weten [euro] 90.000,-, het hoogst haalbare was voor het eerste jaar, heeft zij in de onderhandelingen een target voor het eerste jaar voorgesteld van [euro] 250.000,-. Daarmee heeft zij impliciet erkend dat een hogere target wel degelijk haalbaar was. Bovendien is voor de vraag welke minimumomzetten realistisch zijn niet bepalend wat Falat in 2002 van Syngenta kocht, maar wat zij had kunnen kopen.
4.21.Verder heeft een nieuw aangestelde distributeur van een concurrent van Syngenta in diens eerste jaar, 2005, een omzet behaald die vele malen groter was dan de door Syngenta gevraagde target.
4.22.Tot slot is Syngenta benaderd door een potentiële distributeur, te weten [naam 4], die het op basis van eigen marktonderzoek mogelijk achtte om in de eerste 12 tot 16 maanden een omzet te maken van $ 1 miljoen.
4.23.De argumenten van Falat omtrent de toelatingsprocedure verdienen voorts nuancering. Immers, deze beperking geldt voor iedere potentiële distributeur, dus ook voor [naam 4]. Bovendien zijn er mogelijkheden om de procedure aanmerkelijk te versnellen voor producten met een betere kwaliteit dan reeds op de markt bestaande producten, en in geval Falat zelf reeds beschikt over testresultaten. Wat de investeringen in naamsbekendheid betreft, merkt Syngenta op dat het merk S&G een goede naamsbekendheid heeft in Iran, en dat bovendien Falat had aangegeven onder eigen naam te willen distribueren.
4.24.De rechtbank overweegt als volgt.
Op zichzelf moet als juist worden aangenomen dat de vaststellingsovereenkomst partijen verplicht om te onderhandelen teneinde tot een exclusieve distributieovereenkomst te geraken. Voor zover Falat echter bedoelt te stellen dat dit meebrengt dat aan die exclusiviteit geen tegenprestatie verbonden mag worden, volgt de rechtbank haar daarin niet. Met name in het licht van de door Syngenta genoemde omstandigheid dat Falat wel afneemt van concurrerende producenten, is het stellen van omzeteisen niet onredelijk te noemen. Reeds voorafgaande aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, hebben partijen bovendien langdurig over dergelijke omzeteisen onderhandeld.
4.25.Ook Falat geeft er blijk van dat zij zou kunnen instemmen met omzeteisen, zoals reeds blijkt uit de door haar in het kader van de onderhandelingen voorgestelde drie opties. Twee daarvan kenmerkten zich door omzeteisen. Syngenta heeft ingestemd met één van deze opties, maar Falat kon zich niet vinden in de hoogte van de door Syngenta voorgestelde omzeteisen.
4.26.De door Falat gestelde onredelijkheid in de opstelling van Syngenta is slechts gelegen in de hoogte van de gestelde omzeteisen. Weliswaar voert Falat aan dat ook het feit dat reeds vooraf voor drie jaren targets werden vastgesteld onredelijk zou zijn, maar daaraan gaat de rechtbank voorbij. Immers, uit de tekst van optie 2 blijkt niet dat in die optie besloten lag dat slechts voor het eerste jaar een target zou worden vastgesteld. Bovendien heeft Falat onvoldoende onderbouwd waarom het onmogelijk zou zijn vooraf targets vast te stellen voor een toch relatief korte periode als drie jaar.
4.27.De rechtbank stelt voorop dat in het kader van onderhandelingen over een duurcontract op basis van exclusiviteit het stellen van hoge targets niet zonder meer als in strijd met de goede trouw moet worden beoordeeld. Daarvan zou echter wel sprake zijn, wanneer zou komen vast te staan dat de targets die Syngenta eiste, zo weinig realistisch waren dat van Falat niet verlangd kon worden dat zij nog langer dooronderhandelde over de hoogte van die targets. De stellingen van Falat op dit punt zijn door Syngenta gemotiveerd betwist.
4.28.De rechtbank merkt op dat in dit verband aan de inschatting van [naam 3] geen doorslaggevende betekenis kan worden gegeven, reeds nu deze bedragen noemt die lager zijn dan de bedragen die door Falat zelf als haalbaar zijn aangemerkt, te weten [euro] 90.000,- voor het eerste jaar, telkens te verhogen met 20%. Hierbij neemt de rechtbank mede in overweging dat het enkele feit dat Falat in 2002 onder de oude distributieovereenkomst voor [euro] 90.000,- aan zaden afnam, op zichzelf geen onderbouwing biedt voor de stelling dat dit bedrag als uitgangspunt zou moeten gelden voor de bepaling van de hoogst haalbare omzet. Immers, zoals door Syngenta terecht opgemerkt, was onder die oude overeenkomst geen sprake van targets, terwijl Falat tevens zaden afnam van concurrenten van Syngenta.
4.29.In het licht van het feit dat Falat op enig moment in de onderhandelingen bereid was een target te accepteren van [euro] 250.000,- voor het eerste jaar, en het laatste voorstel van Syngenta daterend van 28 november 2005 (productie 19 bij dagvaarding) uitgaat van een target voor het eerste jaar in de orde van grootte van [euro] 300.000,- kan niet worden gezegd dat deze bedragen zodanig ver uit elkaar lagen dat verdere onderhandeling zinloos zou zijn. Het gebruik van de woorden "in the order of" suggereert juist dat, wat Syngenta betreft, deze bedragen nog wel voor onderhandeling vatbaar waren. In deze fase van de onderhandelingen was het juist niet erg realistisch van Falat om vast te houden aan targets die in de buurt lagen van [euro] 90.000,-. Daarbij komt dat Falat, zoals Syngenta onweersproken heeft gesteld, in haar reactie van 15 augustus 2005 op de conceptovereenkomst van Syngenta een reeks vergaande wijzigingen had verlangd op niet ondergeschikte punten. Deze geschilpunten waren, nog afgezien van het geschil over de hoogte van de targets, nog evenmin beslecht.
4.30.Daarom kan niet gezegd worden dat het niet slagen van de onderhandelingen te wijten is aan kwade trouw aan de zijde van Syngenta. De vorderingen onder 3 en 4, zowel onder a als onder b, zullen dan ook worden afgewezen. Zoals reeds volgt uit rechtsoverweging 4.3, ligt de vordering onder 1 hiermee eveneens voor afwijzing gereed.
4.31.Tot slot heeft Falat onder 5. gevorderd dat de rechtbank Syngenta hoe dan ook verbiedt direct dan wel indirect groentezaden voor Iran te produceren en/of (in)direct in Iran in te (doen) voeren onder de eigen productnamen van Falat (zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend genoemd in de fax van 7 juli 1999) op straffe van een dwangsom van [euro] 50.000,- per overtreding.
4.32.Ter toelichting op deze vordering heeft Falat slechts aangevoerd dat deze ziet op de inbreuk die Syngenta kan maken op de intellectuele eigendomsrechten van Falat t.a.v. de namen die Falat aan sommige producten gaf. Syngenta handelt onrechtmatig tegenover Falat indien zij producten onder de productnamen van Falat voor Iran produceert en aldaar invoert. Nu evenwel niet is gesteld of gebleken dat Syngenta zulks heeft gedaan, of voornemens is te gaan doen, ziet de rechtbank geen aanleiding de vordering toe te wijzen.
4.33.Falat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Syngenta begroot op [euro] 248,- aan verschotten en [euro] 904,- aan salaris van de procureur. De rechtbank zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals door Syngenta verzocht.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen van Falat af;
5.2.veroordeelt Falat in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van Syngenta begroot op [euro] 1.152,-;
5.3.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, mr. J.F. Aalders en mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2008.