Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1281

Datum uitspraak2008-03-05
Datum gepubliceerd2008-05-09
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 103.009.611
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wijziging Faillissementswet. Bepalingen van Titel III Fw (nieuw) directe werking per 1 januari 2008. Aanhouding om appellant in de gelegenheid te stellen zijn verzoek nader te adstrueren, teneinde aannemelijk te maken dat hij tot de schuldsaneringsregeling dient te worden toegelaten. Artikel 288 Fw (nieuw).


Uitspraak

IWMD 5 maart 2008 Sector civiel recht HV 103.009.611/01 Zaaknummer eerste aanleg 82241/FT-RK 07.578 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Arrest in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant, hierna: [X.], procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Roermond van 23 november 2007, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 29 november 2007, heeft [X.] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog de schuldsaneringsregeling ten aanzien van hem van toepassing te verklaren. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2008. Bij die gelegenheid is [X.] gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. B. Keybeck. Mevrouw [Y.], de echtgenote van [X.], was als toehoorder aanwezig. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 21 november 2007; - de brief met bijlagen van de procureur van [X.] d.d. 14 februari 2008; - de brief met bijlagen van de procureur van [X.] d.d. 19 februari 2008. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Nadat door de Ontvanger van de Belastingdienst / Limburg in september 2007 bij de rechtbank te Roermond een verzoekschrift was ingediend tot faillietverklaring van [X.], heeft [X.] ex artikel 3 van de Faillissementswet (Fw) de rechtbank verzocht de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De totale schuldenlast bedraagt blijkens de verklaring ex artikel 285 Fw d.d. 15 februari 2008 € 199.750,66, waaronder schulden aan de Belastingdienst van € 73.750,-, € 1.660,- en € 9.471,-, een schuld aan het UWV van € 4.469,66 en een schuld aan de ING Bank van € 100.000,-. Uit genoemde verklaring blijkt dat het minnelijke traject niet is gestart, c.q. nog niet kon worden voortgezet, omdat er een ondernemingskredietaanvraag lopende is en intussen door de Belastingdienst en het UWV het faillissement van [X.] is aangevraagd. Bij vonnis waarvan beroep is het verzoek van [X.] afgewezen. 4.2. De rechtbank heeft daartoe - kort gezegd - overwogen dat zij er niet van overtuigd is dat [X.] gemotiveerd zal zijn zijn verplichtingen in de schuldsaneringsregeling na te komen, nu hij heeft verklaard dat hij noch failliet wenst te gaan noch in de schuldsaneringsregeling wenst te komen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat, gelet op de aanvraag voor een Bbz-krediet en het positieve adviesrapport van het IMK, het minnelijke traject kennelijk nog niet afdoende is benut en er nog mogelijkheden liggen om uit de financiële problemen te komen. 4.3. [X.] kan zich met dit vonnis niet verenigen en komt hiervan in beroep. Hij heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de door de rechtbank aangevoerde feiten en omstandigheden niet mogen leiden tot afwijzing van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, nu deze geen van de in artikel 288 Fw (oud) limitatief opgesomde afwijzingsgronden opleveren en de rechtbank haar beslissing voorts niet heeft gemotiveerd. [X.] stelt dat niemand graag failliet gaat of in de schuldsaneringsregeling geraakt en dat in het verleden reeds is getracht een regeling met de crediteuren te bereiken, hetgeen echter zonder resultaat is gebleven. [X.] voert aan dat de minnelijke onderhandelingen naar aanleiding van het IMK-rapport met positief advies aan de gemeente Roermond betreffende het Bbz-krediet van € 35.000,-, nog niet hebben geleid tot een akkoord met alle schuldeisers. Hij is dan ook van mening dat zijn verzoek dient te worden toegewezen, nu hij (nog) niet geacht kan worden te kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden. 4.1. Het hof komt tot de volgende beoordeling. 4.4.1. Ingevolge de wijziging van de Faillissementswet hebben de bepalingen van Titel III van die wet per 1 januari 2008 directe werking. Bij de beoordeling van het voorliggende verzoek is dan ook het bepaalde in artikel 288 Fw (nieuw) van toepassing. Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub a, b en c Fw (nieuw) wordt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest en de schuldenaar de uit de schuldsanerings- regeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. 4.4.2. Het hof is van oordeel dat, gelet op het feit dat ten tijde van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, het wijzen van het bestreden vonnis alsmede de indiening van het beroepschrift nog de oude Faillissementswet van toepassing was, [X.] thans in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn verzoek, voor zover mogelijk aan de hand van schriftelijke bescheiden, nader te adstrueren, teneinde aannemelijk te maken dat hij tot de schuldsaneringsregeling dient te worden toegelaten. [X.] dient onder meer de ontstaansdatum, de omvang en de achter- grond van ieder van zijn schulden te specificeren - zulks mede omdat zich bij de stukken documentatie bevindt waarin sprake is van een toen (per november 2005) door [X.] opgegeven schuldenlast van ca. € 60.000,- - alsmede zijn inspanningen ten behoeve van zijn crediteuren. 4.4.3. Gelet op het vorenstaande zal het hof de behandeling van de zaak vier weken aanhouden. In beginsel zal er geen nadere mondelinge behandeling plaatsvinden. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan. 5. De uitspraak Het hof: houdt, met het oog op het hiervoor in rechtsoverweging 4.4.2. geformuleerde doel, de behandeling van deze zaak aan tot 2 april 2008 PRO FORMA; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, Van Etten en De Klerk-Leenen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 5 maart 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.