Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1120

Datum uitspraak2008-05-07
Datum gepubliceerd2008-05-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers169042
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bevoegdheid van het Openbaar Ministerie (officier van justitie) om op grond van enerzijds 124 RO en anderzijds 138 of 429sexies Sr over te gaan tot ontruiming van gekraakte panden. Voor een belangenafweging is geen plaats. Voor het antwoord op de vraag of de voorgenomen ontruiming rechtmatig is, behoeft uitsluitend te worden beoordeeld of aannemelijk is geworden dat het Openbaar Ministerie op het moment dat de ontruiming werd aangezegd, een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr. Vordering om de Staat, en via haar de officier van justitie, te verbieden over te gaan tot ontruiming wordt afgewezen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 169042 / KG ZA 08-260 Vonnis in kort geding van 7 mei 2008 in de zaak van [eiseres], wonende te Nijmegen, eiseres, procureur en advocaat mr. F.G.W.M. Huijbers te Nijmegen, tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN, gevestigd te 's-Gravenhage, gedaagde, advocaat mr. A. van Blankenstein te Den Haag. Partijen zullen hierna [eiseres] en de Staat genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van de Staat. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De gemeente Nijmegen is eigenaar van het gebouw aan het Stationsplein 9 te Nijmegen. Zij heeft op 10 december 2003 het gebouw gekocht van TPG. TPG hield op grond van de koopovereenkomst het feitelijk gebruik van het gebouw tot 1 januari 2007. De huurovereenkomst is in januari 2007 verlengd en per 1 september 2007 beëindigd. 2.2. De gemeente heeft per 1 april 2007 aan de brandweer een gebruiksrecht verleend voor het houden van oefeningen. Per 1 oktober 2007 heeft zij een gebruiksrecht verleend aan de Stichting SLAK en één garage is vanaf 1 januari 2008 in gebruik gegeven bij TPG. Vanaf 1 april 2008 is aan De Gelderlander een gebruiksrecht verleend ten behoeve van een aan de buitenkant van het gebouw bevestigd scherm. 2.3. [eiseres] is een van de krakers die op 11 april 2008 hun intrek hebben genomen in het gebouw, met uitzondering van het gedeelte (begane grond) dat aan de Stichting Slak in gebruik is gegeven. 2.4. De officier van justitie heeft mondeling aangekondigd het pand te doen ontruimen. 3. Het geschil 3.1. Na vermindering van eis vordert [eiseres] samengevat - de Staat, en via haar de officier van justitie te Nijmegen te verbieden strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder aanhouding van [eiseres], jegens haar toe te passen, voor zover deze voortvloeien uit verdenking van haar van overtreding van artikel 18, 139 of 429sexies van het Wetboek van strafrecht (Sr.) en/of de Staat te verbieden anderszins tot feitelijke ontruiming over te (doen) gaan, voordat omtrent de strafbaarheid van [eiseres] ex artikel 138, 139 of 429sexies Sr. door de strafrechter een (onherroepelijke) uitspraak zal zijn gedaan. 3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat, gezien de strekking van de artikelen 138, 139 en 429sexies Sr., eventueel optreden van de politie en het Openbaar Ministerie op grond van die artikelen onrechtmatig is. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat er geen wettelijke basis is voor de officier van justitie en politie om tot strafrechtelijke ontruiming over te (doen) gaan. [eiseres] en de overige krakers zijn naar hun zeggen te beschouwen als de feitelijke bewoners van het pand en ontruiming zou een inbreuk zijn op hun grondwettelijk en verdragsrechtelijk beschermd huisrecht. Een ontruiming moet daarom gelegitimeerd zijn in een wet in formele zin. De bevoegdheid tot ontruiming is niet opgenomen in het Wetboek van Strafvordering (Sv), noch in andere wetten. Op grond van artikel 124 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) kan geen inbreuk worden gemaakt op een grondrecht en dit geldt evenmin voor artikel 2 juncto artikel 8 Politiewet (Pw), aldus [eiseres]. Voor zover er wél bevoegdheid van het Openbaar Ministerie en de politie zou bestaan, voert [eiseres] aan dat het pand, voorafgaand aan de kraakactie, langer dan een jaar leeg stond, zodat van overtreding van artikel 138 of 139 Sr. geen sprake is. Het geringe aantal oefeningen door de brandweer kan volgens [eiseres] niet worden aangemerkt als gebruik in de zin van artikel 429sexies Sr. omdat dit incidenteel gebruik betreft. 3.3. De Staat voert verweer en voert daartoe het navolgende aan. Voor de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om tot strafrechtelijke ontruiming over te gaan bestaat een tweeledige wettelijke grondslag. Enerzijds volgt die uit artikel 124 RO, anderzijds uit artikel 138 of 429sexies Sr. Voor een belangenafweging is geen plaats. Voor het antwoord op de vraag of de voorgenomen ontruiming rechtmatig is, behoeft uitsluitend te worden beoordeeld of aannemelijk is geworden dat het Openbaar Ministerie op het moment dat de ontruiming werd aangezegd, een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr. De Staat stelt voorts dat het pand ten tijde van de kraak bij de eigenaar in gebruik was in de zin van artikel 138 Sr. 3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De vragen die in dit kort geding voorliggen zijn of het kraken van de panden en de weigering om de panden te verlaten en te ontruimen een strafbaar feit opleveren en of de officier van justitie bevoegd is om daartegen op te treden en de panden door de politie te laten ontruimen. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter als volgt. 4.2. De eerste vraag, of hier sprake is van een of meer strafbare feiten, zal uiteindelijk door de strafrechter moeten worden beantwoord. In dit kort geding voor de civiele rechter staat slechts ter beoordeling of, voorshands geoordeeld, de officier van justitie een redelijk vermoeden kon hebben van, in het bijzonder, overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr. In de eerste plaats kan in dit geval worden vastgesteld dat [eiseres] en de andere krakers het gebouw, dat kan worden aangemerkt als een besloten lokaal, zonder toestemming van de eigenaar hebben betrokken en dat zij niet bereid zijn om zich goedschiks daaruit te verwijderen. Daarmee is de wederrechtelijkheid van hun verblijf gegeven. Voorts is voor de vervulling van de delictsbestanddelen van voormelde strafrechtelijke bepaling van belang of het pand nog steeds dan wel korter dan één jaar voor de kraakdatum feitelijk in gebruik was. In het eerste geval is sprake van een vermoedelijk handelen in strijd met artikel 138 Sr, in het tweede geval van een vermoedelijke overtreding van artikel 429sexies Sr. Onder feitelijk gebruik dient in dit verband mede te worden verstaan het effectief en voortvarend ondernemen van activiteiten die de functie van de desbetreffende panden weer mogelijk maken dan wel het treffen van concrete voorbereidingen daartoe. Als onweersproken staat vast dat vanaf 1 april 2007 aan de brandweer een gebruiksrecht is verleend voor het houden van oefeningen en uit het overgelegde proces-verbaal van onderzoek door de Politie Gelderland-Zuid d.d. 17 april 2008 blijkt vooralsnog dat de brandweer dat gebruiksrecht sindsdien ook regelmatig heeft uitgeoefend en minimaal dertien dagen, voor het laatst op 15 maart 2008, daadwerkelijk in alle beschikbare ruimten en ook op de etages heeft geoefend. Anders dan [eiseres] heeft gesteld, dient dit gebruik te worden aangemerkt als gebruik in de zin van artikel 138 Sr. en artikel 429sexies Sr. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat de gemeente Nijmegen doende is het terrein waarop de gebouwen staan, te herontwikkelen en dat zij daartoe, overeenkomstig geldende regelgeving, een aanbestedingsprocedure volgt. Deze activiteiten zijn aan te merken als voorbereidingen voor de verkoop van het terrein en daarmee als activiteiten die de functie van de gebouwen weer mogelijk maken althans het treffen van concrete voorbereidingen daartoe. De Staat heeft, op grond van het voorgaande, voldoende aannemelijk gemaakt dat het pand en in het bijzonder ook het gekraakte deel ervan, direct voorafgaand aan de kraakactie werd gebruikt in de zin van artikel 138 dan wel 429sexies Sr. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de officier van justitie een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr. 4.3. De volgende vraag is of de officier van justitie bevoegd is om op basis van dit redelijk vermoeden op te treden en in het bijzonder om daarbij de politie opdracht te geven om het gekraakte pand te doen ontruimen. De bevoegdheid van de officier van justitie om op te treden tegen strafbare feiten, zoals in het geval van verdenking van overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr, volgt uit artikel 124 RO. Op grond daarvan wordt het Openbaar Ministerie onder meer belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. In tegenstelling tot hetgeen [eiseres] heeft betoogd, is naast het belang van strafrechtelijke handhaving niet vereist dat de Staat (het Openbaar Ministerie) nog een afzonderlijk belang heeft bij dat optreden of dat een afweging dient plaats te vinden van de belangen van de eigenaar tegenover de gebruiker ([eiseres]). De officier van justitie en de opsporingsambtenaren ontlenen aan artikel 55 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) de bevoegdheid om de panden binnen te treden ter aanhouding van [eiseres] en haar medekrakers als verdachten van de genoemde strafbare feiten. Voorts ontleent de politie en het over haar gestelde bevoegd gezag aan artikel 2 Politiewet de bevoegdheid maatregelen te treffen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Daaronder is volgens de parlementaire geschiedenis uitdrukkelijk begrepen het nemen van maatregelen ter daadwerkelijk beëindiging van strafbare feiten. Tenslotte biedt ook artikel 429sexies Sr. zelf de grondslag voor de ontruimingsbevoegdheid van de officier van justitie. Uit de parlementaire geschiedenis van deze strafbepaling blijkt dat deze in de wet is opgenomen om, mede gelet op de aan het kraken verbonden aspecten van enerzijds eigenrichting en anderzijds handhaving van de openbare orde, voor genoemde bevoegdheid een basis te bieden. In dit geval is dat het verwijderen van de verdachten van de plaats van het delict. 4.4. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat der Nederlanden worden begroot op: - vast recht EUR 254,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.070,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vordering af, 5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat der Nederlanden tot op heden begroot op EUR 1.070,00. Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 7 mei 2008.