Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1116

Datum uitspraak2008-05-07
Datum gepubliceerd2008-05-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers168453
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bevoegdheid van het Openbaar Ministerie (officier van justitie) om op grond van enerzijds 124 RO en anderzijds 138 of 429sexies Sr over te gaan tot ontruiming van gekraakte panden. Voor een belangenafweging is geen plaats. Voor het antwoord op de vraag of de voorgenomen ontruiming rechtmatig is, behoeft uitsluitend te worden beoordeeld of aannemelijk is geworden dat het Openbaar Ministerie op het moment dat de ontruiming werd aangezegd, een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr. Vordering om de Staat, en via haar de officier van justitie, te verbieden over te gaan tot ontruiming wordt afgewezen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 168453 / KG ZA 08-226 Vonnis in kort geding van 7 mei 2008 in de zaak van [eiser], wonende te Nijmegen, eiser, procureur en advocaat mr. R.D.J. Visschers te Elst, tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE), gevestigd te Den Haag, gedaagde, advocaat mr. A. van Blankenstein te Den Haag. Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van [eiser] - de pleitnota van de Staat. 1.1. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De panden aan de Scherpenkampweg nrs. 81 tot en met 89, 91 en 111 tot en met 119 te Nijmegen bestaan uit drie gebouwen en zijn eigendom van Neerbosch CV. De gebouwen maken deel uit van een gebied dat bekend staat als Kinderdorp Neerbosch. Neerbosch CV wil het gebied herontwikkelen en verkopen aan organisaties die actief zijn binnen de jeugdzorg. Het eerste gebouw bestaande uit een werkplaats, kantoor, opslagruimte en garageboxen, werd vanaf 2001 gebruikt door Dunamis, een organisatie voor jeugdhulpverlening. Het derde gebouw, bestaande uit een werkplaats en een opslagruimte, werd eveneens gebruikt door Dunamis. Het tweede gebouw was van 1 juli 2006 tot 31 mei 2007 in gebruik gegeven [X], die het gebouw gebruikte als woning. 2.2. Neerbosch CV heeft het gebruiksrecht van Dunamis van de twee gebouwen in april 2007 opgezegd met ingang van 1 augustus 2007. 2.3. Neerbosch CV heeft op 30 augustus 2007 sloopvergunningen verkregen. 2.4. [eiser] is een van de krakers die op 3 december 2007 hun intrek hebben genomen in de panden aan de nummers 81, 83, 91 en 113 tot en met 119. 2.5. Bij brief van 3 december 2007 heeft de advocaat van Neerbosch CV de politie Gelderland Zuid verzocht de gekraakte panden te ontruimen. 2.6. Bij (fax)brieven van 8 februari 2008 en 20 maart 2008 heeft de advocaat van Neerbosch CV de officier van justitie nogmaals verzocht de panden te ontruimen. 2.7. Bij brief van 27 maart 2008 heeft de officier van justitie de advocaat van de krakers onder meer meegedeeld de panden te doen ontruimen wegens overtreding van artikel 429sexies van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.). 2.8. Bij brief van 4 april 2008 heeft de officier van justitie de advocaat van de krakers onder meer meegedeeld de ontruiming op te schorten in afwachting van de uitkomst van dit kort geding. 2.9. [eiser] en de andere krakers verblijven thans nog in de panden. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert samengevat – de Staat, en via haar de officier van justitie, op straffe van een dwangsom, te verbieden over te gaan tot ontruiming van de panden. 3.2. Als grondslag voor zijn vordering voert [eiser] primair aan dat er op 26 februari 2008 een akkoord is gesloten met de (advocaat van) de eigenaar op grond waarvan de krakers toestemming hebben in de panden te blijven wonen gedurende een niet nader genoemde termijn. Volgens [eiser] is daardoor na 26 februari 2008 de onrechtmatigheid dan wel de wederrechtelijkheid van het gebruik beëindigd. Subsidiair stelt [eiser] dat er geen sprake is van overtreding van artikel 429sexies juncto artikel 138 Sr, omdat de panden langer dan één jaar voor de kraakactie leeg hebben gestaan. Daarnaast is artikel 429sexies Sr. volgens [eiser] niet van toepassing op panden die gesloopt gaan worden, zoals de onderhavige. Ten slotte stelt [eiser] dat de Staat geen belang heeft bij de ontruiming, omdat het niet gaat om handhaving van de openbare orde maar het enige doel van de aangezegde ontruiming de aanhouding van verdachten is. [eiser] kwam, toen hij in december 2007 in een van de onderhavige panden zijn intrek nam, uit een elders gelegen kraakpand waar hij niet langer kon blijven. Hij is van mening dat, in het kader van een belangenafweging, zijn belang bij woonruimte dient te prevaleren. 3.3. De Staat voert verweer en stelt daartoe, onder verwijzing naar uitspraken van onder meer het Hof Den Haag, de voorzieningenrechter te Amsterdam, Groningen en Arnhem, het navolgende. De bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om tot strafrechtelijke ontruiming van de panden over te gaan volgt enerzijds uit artikel 124 van de wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) en anderzijds uit artikel 138 of 429sexies Sr. Voor het antwoord op de vraag of de aangezegde ontruiming rechtmatig is behoeft uitsluitend beoordeeld te worden of voldoende aannemelijk is dat de officier van justitie een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr. Voor een belangenafweging is geen plaats. De Staat betwist de door [eiser] gestelde afspraak inzake de toestemming om in de panden te wonen alsmede dat de gebouwen langer dan één jaar voor de kraakactie feitelijk niet in gebruik zijn geweest. Ten slotte betwist de Staat, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis van artikel 429sexies Sr, de stelling van [eiser] dat het artikel niet van toepassing is op panden die gesloopt gaan worden. Onderdeel van het vinden van een nieuwe bestemming van een leegstaand pand is volgens de Staat mede de voorgenomen sloop ervan en de vervanging door een nieuw pand. 3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Vast staat dat [eiser] en de andere krakers de panden hebben gekraakt, dat wil zeggen zonder toestemming van de eigenaar en zonder (ander) recht of titel hebben betrokken. Dat is in beginsel onrechtmatig en, in strafrechtelijke terminologie, wederrechtelijk. Voorts staat vast dat (de advocaat van) de eigenaar meteen vanaf het begin van de kraakactie heeft aangedrongen op ontruiming. [eiser] heeft het bestaan van een nadere overeenkomst met de eigenaar op grond waarvan hij en de overige krakers alsnog in de panden zouden mogen blijven wonen, vooralsnog niet aannemelijk gemaakt. De Staat heeft betwist dat er door of namens de eigenaar op 26 februari 2008 een dergelijke afspraak zou zijn gemaakt en [eiser] kan geen bewijsstukken overleggen. De advocaat van de eigenaar heeft de advocaat van [eiser], naar zijn zeggen, geen toestemming gegeven de op de gemaakte afspraak betrekking hebbende correspondentie over te leggen. De gestelde overeenkomst en de duurzaamheid daarvan zijn, voorshands geoordeeld, bovendien niet aannemelijk omdat dezelfde advocaat van de eigenaar de officier van justitie bij brief d.d. 20 maart 2008, derhalve ná de datum van de door [eiser] gestelde afspraak, wederom heeft verzocht tot ontruiming van de panden over te gaan. Anders dan [eiser] heeft gesteld, kan vooralsnog derhalve niet worden aangenomen dat de onrechtmatigheid en de wederrechtelijkheid van het gebruik van de panden is opgeheven. 4.2. Dit geeft echter nog niet de doorslag in dit kort geding tegen de Staat. Hierin is de vraag of het kraken van de panden en de weigering om de panden te verlaten en te ontruimen tevens een strafbaar feit opleveren en of de officier van justitie bevoegd is om daartegen op te treden en de panden door de politie te laten ontruimen. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter als volgt. 4.3. De eerste vraag, of hier sprake is van een of meer strafbare feiten, zal uiteindelijk door de strafrechter moeten worden beantwoord. In dit kort geding voor de civiele rechter staat slechts ter beoordeling of, voorshands geoordeeld, de officier van justitie een redelijk vermoeden kon hebben van, in het bijzonder, overtreding van artikel 138 of 429sexies Sr. Daarbij is, naast het reeds besliste punt dat het verblijf van [eiser] als wederrechtelijk moet worden aangemerkt, in dit geval vooral van belang of de panden nog steeds bij Neerbosch CV in gebruik waren (artikel 138 Sr.), dan wel korter dan één jaar voor de kraakdatum nog feitelijk in gebruik waren (artikel 429sexies Sr.). 4.4. Voor het standpunt dat de panden nog steeds bij Neerbosch CV in gebruik waren, pleit het argument dat onder feitelijk gebruik mede kan worden verstaan het effectief en voortvarend ondernemen van activiteiten die de functie van de desbetreffende panden weer mogelijk maken dan wel het treffen van concrete voorbereidingen daartoe. Maar, wat daar verder van zij, uit de stellingen van de Staat en de inhoud van de namens haar overgelegde producties (waaronder een verklaring van Dunamis), is in elk geval voldoende aannemelijk geworden dat de panden korter dan één jaar voor de kraakdatum nog feitelijk in gebruik waren. De panden zijn immers tot 31 mei respectievelijk 1 augustus 2007 bij [X] en Dunamis in gebruik geweest. 4.5. De stelling van [eiser] dat artikel 429sexies Sr niet van toepassing is in geval van het leeg laten staan van panden met de bedoeling deze te slopen, wordt verworpen. Artikel 429sexies Sr beoogt de eigenaar een redelijke termijn te gunnen om een bestemming voor zijn leegstaande pand te vinden. Onder het vinden van een nieuwe bestemming dient mede te worden verstaan het treffen van voorbereidingen in het kader van een nieuwe bestemming door het slopen van de onroerende zaak. 4.6. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat dat de officier van justitie een redelijk vermoeden kon hebben van overtreding van artikel 429sexies Sr. 4.7. De volgende vraag is of de officier van justitie bevoegd is om op basis van dit redelijk vermoeden op te treden en in het bijzonder om daarbij de politie opdracht te geven om de gekraakte panden te doen ontruimen. De bevoegdheid van de officier van justitie om op te treden tegen strafbare feiten, zoals in het geval van verdenking van overtreding van artikel 429sexies Sr, volgt uit artikel 124 RO. Op grond daarvan wordt het Openbaar Ministerie onder meer belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. In tegenstelling tot hetgeen [eiser] heeft betoogd, is naast het belang van strafrechtelijke handhaving niet vereist dat de Staat (het Openbaar Ministerie) nog een afzonderlijk belang heeft bij dat optreden of dat een afweging dient plaats te vinden van de belangen van de eigenaar tegenover de gebruiker ([eiser]). De officier van justitie en de opsporingsambtenaren ontlenen aan artikel 55 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) de bevoegdheid om de panden binnen te treden ter aanhouding van [eiser] en zijn medekrakers als verdachten van het genoemde strafbare feit. Voorts ontleent de politie en het over haar gestelde bevoegd gezag aan artikel 2 Politiewet de bevoegdheid maatregelen te treffen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Daaronder is volgens de parlementaire geschiedenis uitdrukkelijk begrepen het nemen van maatregelen ter daadwerkelijk beëindiging van strafbare feiten. Tenslotte biedt ook artikel 429sexies Sr. zelf de grondslag voor de ontruimingsbevoegdheid van de officier van justitie. Uit de parlementaire geschiedenis van deze strafbepaling blijkt dat deze in de wet is opgenomen om, mede gelet op de aan het kraken verbonden aspecten van enerzijds eigenrichting en anderzijds handhaving van de openbare orde, voor genoemde bevoegdheid een basis te bieden. In dit geval is dat het verwijderen van de verdachten van de plaats van het delict. 4.8. [eiser] heeft betoogd dat de officier van justitie met de aangezegde ontruiming als enig doel heeft het aanhouden van verdachten. Ook dit betoog wordt verworpen. Naar het voorlopig oordeel van voorzieningenrechter dient de aangezegde ontruiming aldus te worden geïnterpreteerd dat de officier van justitie een einde wil maken aan een onrechtmatige toestand en daarbij tevens over wil gaan tot aanhouding van de verdachten. Doel is beëindiging van het wederrechtelijk gebruik van de panden. Binnentreden om de aanwezige personen uit het pand te verwijderen, is daartoe noodzakelijk. 4.9. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op: - vast recht EUR 254,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.070,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vordering af, 5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op EUR 1.070,00. Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 7 mei 2008.