Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9327

Datum uitspraak2008-04-11
Datum gepubliceerd2008-04-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-003013-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen verkrachten van een volwassen vrouw. In het holst van de nacht heeft verdachte het slachtoffer in haar eigen woning overvallen, terwijl zij lag te slapen. Vervolgens heeft hij haar urenlang meermalen verkracht. Ook heeft verdachte grote aantallen foto's gemaakt van het slachtoffer, waarbij zij op zijn commando allerlei vernederende poses aan moest nemen. Verdachte heeft voorts gedreigd het slachtoffer met een mes te doden als zij zou gillen. Het slachtoffer heeft lange tijd in doodsangst verkeerd en heeft in haar doodsangst verdachte zelfs gevraagd een einde aan haar leven te maken, omdat zij het niet meer aankon. Verdachte heeft op buitengewoon brute, angstaanjagende en vernederende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, enkel teneinde zijn eigen lustgevoelens te bevredigen. Het valt te verwachten dat het slachtoffer van het onderhavige feit, dat een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter draagt, de rest van haar leven zal lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan. Dat het slachtoffer hierdoor een trauma heeft opgelopen blijkt ook uit haar verklaring van 6 november 2006 die de advocaat-generaal op verzoek van het slachtoffer ter zitting heeft voorgelezen en die, zo leidt het hof af uit een door het slachtoffer op 1 mei 2007 aan het ressortsparket verzonden e-mail bericht, nog immer geldingskracht bezit. Daaruit komt naar voren dat het slachtoffer na de verkrachting drie maanden opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis en dat zij nog steeds behandeld wordt. Haar leven is totaal veranderd. Zij heeft haar woning en daarmee haar zelfstandigheid op moeten geven. Het slachtoffer is niet meer in staat te werken. Ook durft zij niet meer alleen buiten te zijn. Zij is voortdurend bang. Bovendien heeft het slachtoffer lange tijd in onzekerheid verkeerd of zij besmet was met het HIV-virus en heeft zij preventief een groot aantal medicijnen moeten slikken. Verdachte heeft met zijn handelen aan een volwassen vrouw een normaal leven ontnomen. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Met name de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer van feit 1 langdurig in zijn macht heeft gehouden en tot een voorwerp heeft gereduceerd, waardoor het slachtoffer een ernstig trauma heeft opgelopen, maakt dat het hof de onderhavige zaak als uitzonderlijk ernstig beschouwt. Daar komt nog bij dat feiten zoals het onderhavige bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg brengen.


Uitspraak

Parketnummer: 24-003013-06 Parketnummer eerste aanleg: 18-630304-05 Arrest van 11 april 2008 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 7 december 2006 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1961] te [geboorteplaats], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten. Het vonnis waarvan beroep De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van de onder 2, 3, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde feiten en hem ter zake de onder 1, 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Omvang van het hoger beroep De raadsman van verdachte heeft verklaard, dat verdachte geen hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Het hof zal het hoger beroep aldus beperkt opvatten. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 4 en 5 telkens primair tenlastegelegde en hem wegens de onder 1, 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde misdrijven zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast zal opleggen de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen en dat de maatregel van schadevergoeding wordt opgelegd, waarbij de vervangende hechtenis wordt bepaald op 74 dagen. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de advocaat-generaal de teruggave aan de verdachte gevorderd. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is (na toewijzing van de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering door de rechter in eerste aanleg) - voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 28 juni 2005 in de gemeente [plaats] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte * (meermalen) zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of * die [slachtoffer] over haar (ontblote) lichaam gestreeld en/of betast en/of gezoend en/of * die [slachtoffer] gedwongen hem af te trekken, althans zijn, verdachte's, penis vast te houden en/of te betasten en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte * (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) de woning en/of de slaapkamer van die [slachtoffer] is binnengedrongen en/of * die [slachtoffer] tijdens haar slaap heeft besprongen, althans heeft overrompeld/overvallen, en/of heeft vastgepakt en/of op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of * (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en/of dat hij haar zou doden als zij zou gillen en/of * het hoofd van die [slachtoffer] heeft toe-/afgedekt (met een stoffen voorwerp) en/of * (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 4. hij op of omstreeks 15 juni 2005, in de gemeente [plaats], gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse goederen, te weten een mobiele telefoon (merk/type Samsung E 710), inclusief oplader en oordopjes en/of een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 200 euro) en/of een airmilespas en/of een strippenkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2005 tot en met 01 augustus 2005 in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (merk/type Samsung E 710) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 5. hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2004 tot en met 18 december 2004, in de gemeente [plaats], meermalen, althans eenmaal, (telkens) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een of meer woning(en), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse goederen, te weten * Op 28 maart 2004 in/uit een woning gelegen aan [adres], een PC TFT monitor en/of een laptop en/of een cd/cassetteradiospeler en/of een schoudertas en/of een telefoon en/of een aftershave en/of een gitaar van het merk Yamaha en/of een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 10 euro) toebehorende aan [benadeelde 2] en/of * Op 15 september 2004 in/uit een woning gelegen aan [adres] een digitale camera merk/type Canon A80 en/of een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 415 euro) en/of een muntenverzameling (ter waarde van ongeveer driehonderd euro) toebehorende aan [benadeelde 3] en/of * In de nacht van 12 op 13 oktober 2004 in/uit een woning gelegen aan [adres], een rol vuilniszakken en/of een Computer Compaq Pressario (met 15'' TFT scherm en/of toetsenbord) en/of een DVD recorder van het merk Philips (met serienummer VN1J 0434 246417) en/of een draadloze USB modem en/of diverse DVD's toebehorende aan [benadeelde 4] en/of * Op 31 oktober 2004 in/uit een woning gelegen aan [adres], een flatscreen televisie van het merk Home Electronics Digivisie 1771 en/of een versterker en/of een cd speler en/of een laptop en/of een microfoon en/of een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 270 euro en/of 400 Zwitserse Franken) en/of diverse CD's toebehorende aan [benadeelde 5] en/of * Op 18 december 2004 in/uit een woning aan [adres], een vuilniszak, en/of een sleutelbos en/of een computer van het merk Norrod en/of een flatscreen beeldscherm toebehorende aan [benadeelde 6] in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2004 tot en met 23 september 2005 in de gemeente(n) [plaats] en/of [ plaats], in elk geval in Nederland, diverse goederen, te weten een gitaar van het merk Yamaha en/of een digitale camera merk/type Canon A80 en/of een DVD recorder van het merk Philips (met serienummer VN1J 0434 246417) en/of een flatscreen televisie van het merk Home Electronics Digivisie 1771 en/of een computer van het merk Norrod, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof. Bewijsmiddelen Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen: Feit 1 1. Een proces-verbaal van aangifte, nr. PL01KA/05-080532, d.d. 29 juni 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van Regiopolitie Groningen, Divisie Regionale Recherche (p. Z1 041 tot en met p. Z1 053 van een dossierproces-verbaal, nummer 05 008367, zaakproces-verbaal 1, d.d. 23 februari 2006 op ambtseed/-belofte opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], hoofdagent, respectievelijk inspecteur van de Regiopolitie Groningen, Divisie Regionale Recherche, ordner 3), inhoudende - zakelijk weergegeven -, als verklaring van [slachtoffer]: Ik wil aangifte doen van verkrachting. Iemand is mijn woning binnen gekomen en heeft mij verkracht terwijl ik lag te slapen. Ik zal u verklaren wat er precies is gebeurd. Ik woon aan [adres] in [plaats]. In de nacht van 27 juni op 28 juni 2005 was ik alleen in mijn woning. Omstreeks 00.30 uur ben ik die nacht naar bed gegaan. Ik ben vrij snel in slaap gevallen. Op een bepaald moment voelde ik een dreun in mijn bed. Ik voelde dat ik werd besprongen. Ik voelde dat er iemand boven op mij viel. Ik hoorde dat de persoon (en aan de stem hoorde ik dat het een man was) tegen mij zei: "Jij niet gillen. Ik heb een mes. Ik maak je dood." Hierna zei de man in het Engels dat ik op mijn buik moest gaan liggen. Hij draaide me om, zodat ik op mijn buik kwam te liggen. Ik werkte zelf daaraan mee door ook op mijn buik te gaan liggen. De persoon drukte zwaar op mij. Ik voelde dat hij bovenop mij lag en ik voelde dat hij mijn hoofd tegen het matras duwde. Hierna voelde ik dat hij iets om mijn hoofd deed. Hij tilde mijn hoofd daarbij omhoog. Ik voelde dat het een kledingstuk was. Hierna pakte hij iets anders. Ik kon voelen, toen hij het op mijn hoofd legde, dat het een vierkante doek was. Dat kledingstuk wat hij eerst om mijn hoofd deed, bond hij aan de onderkant vast rond mijn nek en keel en de doek bleef daarna los om mijn hoofd hangen met name voor mijn ogen. Hierna moest ik weer op mijn rug gaan liggen. Ik voelde dat hij mijn onderbroek uitdeed. Ik voelde dat hij mijn hand pakte en deze begon te kussen. Ik voelde dat hij over mijn lijf begon te strelen. Ook voelde ik dat hij mijn voeten kuste. Ik denk dat het kussen en het strelen enkele minuten heeft geduurd. Hierna voelde ik dat hij mijn clitoris begon te strelen. Hij streelde mijn hele schaamstreek. Ik voelde dat hij met zijn handen mijn benen uit elkaar deed. Ik sloot vervolgens mijn benen en daarna deed hij ze weer uit elkaar, maar dan harder. Ondertussen zoende hij mijn hele lichaam. Ik voelde vervolgens dat de man zijn piemel aan mij gaf. Hij pakte mijn rechterhand en bracht die naar zijn piemel. Hij deed mijn hand toen op en neer. Ik moest toen langzaam mijn hand op en neer doen en dat duurde zo lang. Toen zijn piemel stijf was is hij boven op mij gaan liggen. Ik voelde dat de man zijn piemel in mijn vagina deed. Het deed mij wel pijn. Mijn hele lichaam deed pijn. Ik was helemaal verkrampt. Ik denk dat het een paar minuten duurde dat de man mij neukte. Op een bepaald moment trok de man zijn piemel uit mijn vagina. Ik ben door de man in allerlei mogelijke standen op de foto gezet. Zo heeft hij bijvoorbeeld ook foto's gemaakt waarbij ik mijn tenen omhoog moest trekken. Volgens mij heeft hij ook wel foto's van mijn tenen gemaakt. Hierna voelde ik dat de man mij weer begon te strelen. Hij deed alles weer opnieuw. Weer ging hij mijn armen zoenen en ook mijn tenen zoende hij weer. Ook voelde ik dat hij aan een tepel begon te zoenen. Hierna begon hij mij te tongzoenen. Dit deed hij terwijl hij mij streelde. Hij ging weer over mijn clitoris wrijven. Toen hij hier mee bezig was, moest ik hem aftrekken. Hij bracht weer mijn hand naar zijn penis. Toen ik bezig was de man af te trekken werd de piemel stijf en toen die stijf genoeg was voelde ik dat hij weer op mij ging liggen en de piemel weer in mijn vagina duwde. Hij maakte opnieuw op en neer gaande bewegingen. Opnieuw maakte hij foto's. Ik was zo moe. Ik was helemaal kapot. Na de fotosessie begon de man mij opnieuw te strelen. Toen hij hier mee bezig was, moest ik op mijn buik gaan liggen. Ik kon dat niet meer en de man heeft mij toen op mijn buik gedraaid. Toen ik op mijn buik lag moest ik op handen en knieën gaan zitten. De man was achter mij en lag tegen mij aan. Ik voelde dat de man met zijn hand weer met mijn clitoris ging spelen. Ik voelde dat de man op deze manier zijn piemel in mijn vagina wilde duwen, maar ik voelde ook dat de piemel bijna slap was. Het lukte hem niet om de piemel in mijn vagina te duwen en toen moest ik hem helpen. Hij pakte mijn hand en duwde die naar zijn piemel. In deze houding moest ik proberen zijn piemel weer stijf te maken en ondertussen maakte de man daar weer foto's van. Opeens voelde ik dat hij mij vastpakte en een zodanige beweging maakte dat ik in een keer op mijn rug terecht kwam. Ik voelde dat hij bovenop mij ging liggen en mij vervolgens vrij ruw ging neuken. Dat deed mij pijn. Deze handeling duurde het langst van allemaal. Ik weet nog dat de man in het Engels zei dat hij niet in mij klaar zou komen. De man ging uit mij. Hij trok heel snel zijn piemel uit mij. Ik hoorde hem kreunen. Ergens tussen al deze handelingen door moest ik de man ook nog pijpen. Ik lag op mijn rug en ineens voelde ik zijn piemel tegen mijn mond. Hij duwde door waardoor zijn piemel in mijn mond kwam. Dat pijpen heb ik twee- of driemaal moeten doen. Hierna moest ik naast het bed gaan staan. Ik voelde dat de man een doek in mijn mond propte. Ik moest hem daarbij helpen. Hij leidde mij naar de badkamer waar ik moest tandenpoetsen en douchen. Toen ik onder de douche stond, deed hij even het licht aan. Ik zag toen voor het eerst zijn linkerhand. Ik zag dat zijn huid nog donkerder was dan de mijne. Ik had het gevoel dat het een Molukse of Indische man was. Ik ben zelf van Javaanse afkomst. Mensen van die afkomst zijn doorgaans vrij zachtaardig in hun omgang met andere mensen. De man was hoffelijk te noemen in de wijze waarop hij mij begeleidde in het geblinddoekt lopen. Zijn lengte is ongeveer 175 centimeter. Deze lengte kon ik inschatten toen de man achter me stond. Ik ben 153 centimeter en mijn vriend is 185 centimeter. De man heeft een normaal postuur. Zijn adem ook erg naar sigarettenrook, dat was erg overheersend. 2. Een proces-verbaal van onderzoek regionale technische recherche, mutatienummer PL0DGH/05-080532, d.d. 10 augustus 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, Divisie Regionale Recherche (p. Z1 133 en Z1 134 van het onder 1. genoemde dossier), inhoudende - zakelijk weergegeven -, als relaas van verbalisant: Vandaag werd een vervolgonderzoek in de woning [adres] te [plaats] verricht in samenwerking met het Nederlands Forensisch Instituut. Op de slaapkamer van het slachtoffer werd met een forensische lichtbron een onderzoek verricht. Op het dekbedovertrek, gezien vanaf het voeteneind van het bed aan de linkerzijde, werd een oplichtende plek geconstateerd. Deze plek werd getest met de zogenaamde phosphatesmo, welke reageert op een enzym (zure phosphatase) welke in relatief hoge concentraties in sperma aanwezig is. Deze test gaf een positief resultaat. De plek werd door mij uitgesneden en verpakt als s.v.o. 137. Dit spoor werd veiliggesteld, gewaarmerkt en in beslaggenomen conform artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering en de daaruit voortvloeiende bepalingen. Daarbij werd het spoor voorzien van een D.N.A.-identificatiezegel. 3. Een proces-verbaal, mutatienummer PL01KA/05-080532, d.d. 10 augustus 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5] voornoemd (p. Z1 135 en Z1 136 van het onder 1. genoemde dossier), inhoudende - zakelijk weergegeven -, als relaas van verbalisant: Naar aanleiding van het technisch onderzoek van 10 augustus 2005 heb ik het navolgende celmateriaal voor vergelijking van DNA-profielen in beslaggenomen: S.V.O. 137 : uitgeknipt stuk dekbedovertrek Verbalisant : [verbalisant 5] Datum : 10 augustus 2005 Plaats : [plaats] Object : [adres] Daarbij is een zegel geplaatst met opschrift: "Identiteitszegel AET613" Stuk van overtuiging 137 wordt op voorgeschreven wijze op vrijdag 12 augustus 2005 aangetekend naar het NFI te Rijswijk verzonden. 4. Een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), zaaknummer 2005.07.04.058, d.d. 20 september 2005 opgemaakt door dr. R.J. Bink, vast gerechtelijk deskundige (p. Z1 156 tot en met 162 van het onder 1. genoemde dossier), inhoudende - zakelijk weergegeven -: Onderwerp: Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedendelict gepleegd in [plaats] op 28 juni 2005. Onderzoeksmateriaal Ontvangen van : Regiopolitie Via : KLPD Datum ontvangst : 17 augustus 2005 TR-nummer Identiteitszegel Omschrijving SVO137 AET613 een stuk van een dekbedovertrek Vraagstelling De officier van justitie mr. H.C.M. van Bruggen van het arrondissementsparket in Groningen heeft op 18 augustus 2005 verzocht om een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek te verrichten. Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek Methode Bij het DNA-onderzoek is gebruik gemaakt van de methoden die zijn aangegeven in de vakbijlage "DNA-onderzoek". De hierin vermelde methoden zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Onderzoek naar biologische sporen Stuk van een dekbedovertrek [AET613] Het stuk van een dekbedovertrek [AET613] is bemonsterd. De bemonstering [AET613]#1 is onderzocht op de aanwezigheid van spermavocht. In de bemonstering is spermavocht aangetoond. De bemonstering [AET613]#1 is veiliggesteld ten behoeve van een DNA-onderzoek. DNA-onderzoek De onderstaande bemonstering is onderworpen aan een DNA-onderzoek: * [AET613]#1 bemonstering van het stuk van het dekbedovertrek. Conclusie In tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal in het onderzocht sporenmateriaal afkomstig kan zijn. In de laatste kolom staat de kans dat een willekeurig gekozen individu hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte spoor. Tabel 1 Resultaten DNA-onderzoek ------------------------------------------ -------------------- ------------------------- Sporenmateriaal Celmateriaal kan Frequentie DNA-profiel afkomstig zijn van - bemonstering [AET613]#1 van het onbekende man A minder dan 1 op 1 stuk van een dekbedovertrek miljard 5. Een proces-verbaal aanwezigheid opsporingsambtenaar bij afname celmateriaal bepaling DNA-profiel, mutatienummer PL01KA/05-080532, d.d. 25 september 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 6], inspecteur van Regiopolitie Groningen, District Groningen/Haren (p. P017 van het persoonsdossier van verdachte, d.d. 23 februari 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van de Regiopolitie Groningen, werkzaam bij de Divisie Regionale Recherche, unit rechercheprojecten (ordner 2)), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant: Ik verklaar dat in mijn aanwezigheid op 25 september 2005 te Groningen op verzoek van de officier van justitie mr. H. van Bruggen met schriftelijke toestemming van de verdachte [verdachte], geboren op [1961] te [geboorteplaats] in Indonesië wangslijmvlies is afgenomen. Het afgenomen celmateriaal is door mij in beslag genomen. Het celmateriaal is op de voorgeschreven wijze verpakt en voorzien van een identiteitszegel. Op dit identiteitszegel is de naam en de geboortedatum van de betrokkene aangebracht. Een identiek identiteitszegel is op dit proces-verbaal aangebracht. De verpakking werd door mij verzegeld. Het celmateriaal wordt zo spoedig mogelijk overgebracht naar het NFI. Daarbij is een zegel geplaatst met opschrift: "REC559 Voornaam: [voornamen verdachte] Achternaam: [achternaam verdachte] Geboortedatum: [1961]" 6. Een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2005.07.04.058/A, d.d. 4 oktober 2005 opgemaakt door dr. R.J. Bink voornoemd (p. Z1 163 tot en met 166 van het onder 1. genoemde dossier), inhoudende - zakelijk weergegeven -: Onderwerp: DNA-Onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedendelict gepleegd in [plaats] op 28 juni 2005. Onderzoeksmateriaal Ontvangen van : Regiopolitie Via : P.K. Datum ontvangst : 26 september 2005 TR-nummer Identiteitszegel Omschrijving - REC559 een referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte [verdachte] (geboren op [1961]) Vraagstelling De officier van justitie mr. E. de Ruiter van het arrondissementsparket in Groningen heeft op 26 september 2005 verzocht om een DNA-onderzoek te verrichten. DNA-onderzoek Methode Bij het DNA-onderzoek is gebruik gemaakt van de methoden die zijn aangegeven in de vakbijlage "DNA-onderzoek". De hierin vermelde methoden zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. DNA-onderzoek Het referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte [verdachte] [REC559] is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Van dit referentiemonster is een DNA-profiel verkregen dat is vergeleken met de eerder verkregen DNA-profielen in deze zaak (zie deskundigenrapport 2005.07.040058 d.d. 20 september 2005i). Conclusie Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] [REC559] overeenkomt met het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering [AET613]#1 van het stuk van een dekbedovertrek. In deze bemonstering [AET613]#1 is spermavocht aangetroffen (zie deskundigenrapport 2005.07.04.058 d.d. 20 september 2005ii). Bovenstaande betekent dat het onderzochte celmateriaal in het spermavocht in de bemonstering [AET613]#1 afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen man hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte spoor bedraagt minder dan één op de één miljard. Overwegingen ten aanzien van bewijsmiddelen 2, 3, 4, 5 en 6 Ter zitting van het hof van 8 juni 2007 is aan de advocaat-generaal opdracht gegeven het NFI te laten rapporteren omtrent het onderzoek verricht in de woning aan de [adres] te [plaats], waarbij aspecten als het veiligstellen van het spoor en de verpakking daarvan aan de orde dienden te komen, alsmede het vervolg van het onderzoek, zoals de verzegeling en de verzending van het spoor en tot slot de wijze waarop het NFI het DNA-onderzoek heeft verricht. Zoals volgt uit het onder 2. aangehaalde bewijsmiddel heeft het sporenonderzoek op de plaats delict op 10 augustus 2005 in aanwezigheid van (een) medewerker(s) van het NFI plaatsgevonden. Voorts heeft het hof de advocaat-generaal opdracht gegeven het door het NFI op te maken rapport te doen toekomen aan prof. dr. P. de Knijff, verbonden aan het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek in Leiden, om vanuit zijn specifieke deskundigheid een schriftelijk onderbouwd oordeel te geven over die aspecten van het rapport van het NFI, welke door zijn deskundigheid worden bestreken. Op 25 juli 2007 is bij het hof binnengekomen een brief d.d. 17 juli 2007, van dr. R.J. Bink, verbonden aan het NFI. De conclusie daarvan luidt als volgt: "Naar aanleiding van het verzoek van het gerechtshof zijn alle onderzoeksresultaten en procedures in deze zaak geëvalueerd. Het betreft: 1. sporenonderzoek op de plaats delict 2. sporenonderzoek op het NFI 3. DNA-onderzoek 4. zoekactie in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken 5. rapportage Bij deze interne controle zijn geen aanwijzingen verkregen dat de gerapporteerde match tussen het DNA-profiel van het spoor [AET613]#1 en het DNA-profiel van [verdachte] [REC559] berust op een fout in de onderzoeksketen." De Knijff voornoemd komt in zijn brief van 21 augustus 2007 tot de volgende conclusie: "Na zorgvuldige lezing van alle bovengenoemde stukken, en gelet op de chronologie van de diverse deelonderzoeken, de onderliggende FT-normeniii, en de kwaliteitscriteria volgens welke het NFI geacht wordt te werken, kan ik geen onrechtmatigheden of bevreemdende bevindingen constateren. Op grond van de mij ter beschikking staande documenten is mijn conclusie dat het onderzoek geheel volgens de toen geldende richtlijnen heeft plaatsgevonden. Ik heb dan ook geen reden om aan de gerapporteerde conclusies te twijfelen." Op grond van het vorenstaande is niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van fouten in de onderzoeksfase, op grond waarvan aan de conclusie dat de kans dat een willekeurig andere persoon hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het op het dekbedovertrek van het slachtoffer aangetroffen spoor, minder is dan 1 op de 1 miljard, getwijfeld zou moeten worden. Vervolgens heeft het hof ter zitting van 23 november 2007 de advocaat-generaal opgedragen het reeds door het NFI onderzochte sporenmateriaal (een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] [REC559] en het spoor [AET613]#1) opnieuw te laten onderzoeken en daarover te doen rapporteren door het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek (hierna: FLDO) te Leiden. Dat verzoek heeft geleid tot een rapport van het FLDO van 24 januari 2008. 7. Een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het FLDO te Leiden, NFI-zaaknummer 2005.07.04.058, FLDO-zaaknummer FLDO N07-171, van prof. dr. P. de Knijff, vast beëdigd gerechtelijk DNA-deskundige en drs. T. Kraaijenbrink, DNA-deskundige in opleiding, gedateerd 24 januari 2008, inhoudende - zakelijk weergegeven - Ontvangen materiaal Op 18 december 2007 werden via A1 Rapid Courier de volgende monsters ontvangen: Omschrijving * AET613#1_NF - spermavocht (contra DNA-extract) bemonstering van het stuk van een dekbedovertrek, afkorting: AET613#1_NF * REC559 - wangslijmvlies (1 contraswab) verdachte, afkorting: REC559 Vraagstelling Namens de advocaat-generaal mr. W.M. van Schuijlenburg van het ressortsparket te Leeuwarden werd verzocht een ter zake dienend vergelijkend contra-expertise DNA-onderzoek te verrichten. DNA-onderzoek Op het FLDO werd getracht uit het hierboven genoemde ruwe monster DNA te isoleren. In het sporenmateriaal werd getracht een autosomaal DNA profiel vast te stellen en te vergelijken met het autosomale DNA profiel van de verdachte REC559. Dit DNA onderzoek is uitgevoerd met behulp van methoden waarvoor het FLDO door de Raad voor de Accreditatie is geaccrediteerd, tenzij expliciet anders is vermeld. Conclusie In bovenstaand spoor werd een DNA profiel bestaande uit 13 polymorfe autosomale DNA-kenmerken aangetroffen. Op grond van de resultaten van dit DNA-onderzoek kan geconcludeerd worden dat bovengenoemd spoor afkomstig kan zijn van de verdachte REC559. De kans dat een willekeurig ander individu, welke geen bloedverwant is van de verdachte REC559, hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van bovengenoemd sporenmateriaal is vele malen minder dan 1 op de 10 miljard. Voor de berekening van bovengenoemde kans is gebruik gemaakt van een controlegroep van blanke Nederlanders (het zgn. FLDO controle bestand). Nadere overwegingen bij feit 1 Overwegingen met betrekking tot het DNA-bewijs Zowel het NFI als het FLDO hebben bij de kansberekening gebruik gemaakt van een controlegroep van blanke Nederlanders. Verdachte is van Indonesische afkomst. Op de vraag van het hof, die middels brieven van de advocaat-generaal van 6 februari 2008 aan dr. Bink van het NFI, respectievelijk prof. dr. De Knijff van het FLDO is voorgelegd, of het gebruik van een referentiegroep van Aziatische personen bij de kansberekening tot een ander resultaat zou hebben geleid, hebben beiden ontkennend geantwoord.iv v Overigens tekenen beide onderzoekers aan dat de uitkomst van de kansberekening geldt voor willekeurige andere personen, niet zijnde bloedverwanten van verdachte. De kans dat een bloedverwant hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het op het dekbedovertrek van het slachtoffer aangetroffen spoor, is aanzienlijk groter dan 1 op de 1 miljard. Verdachte heeft vijf volle broers. Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de terechtzittingen van het hof is er echter geen enkele aanwijzing verkregen dat in plaats van verdachte één van zijn broers als verdachte zou moeten worden aangemerkt. Voor zover verdachte heeft betoogd dat er sprake is geweest van een verwisseling, in die zin dat het spoor [AET613] niet afkomstig is van het dekbedovertrek van het slachtoffer, maar van een deken die in beslag is genomen onder mevrouw [betrokkene 1], de voormalige partner van verdachte, moet het volgende worden vooropgesteld. Nog daargelaten dat de lijstvi van de in de woning van mevrouw [betrokkene 1] aan de [adres] te [plaats] inbeslaggenomen goederen geen deken (noch ander beddengoed) vermeldt, heeft de huiszoeking bij mevrouw [betrokkene 1] plaatsgevonden op 23 september 2005vii. Daarnaast heeft mevrouw [betrokkene 1] op 24 september 2005 en op 4 oktober 2005 goederen aan de politie overhandigd.viii Reeds op 10 augustus 2005 is het spoor [AET613] veiliggesteld en inbeslaggenomen. Op 20 september 2005 heeft dr. Bink van het NFI rapport opgemaakt van het door hem uitgevoerde DNA-onderzoek van het betreffende spoor. Het is derhalve feitelijk onmogelijk dat zich een verwisseling heeft voorgedaan zoals verdachte heeft betoogd. Ook heeft verdachte verklaard dat er mogelijk celmateriaal uit zijn cel is gehaald. Verdachte miskent echter dat het spoor [AET613] reeds op 10 augustus 2005 is veiliggesteld terwijl hij eerst op 23 september 2005 als verdachte is aangehouden. Overwegingen met betrekking tot de overtuiging De overtuiging dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die zich heeft schuldig gemaakt aan de verkrachting van mevrouw [slachtoffer], is mede gegrond op de navolgende omstandigheden. Om te beginnen heeft mevrouw [slachtoffer] een signalement gegeven van de dader.ix Verdachtes signalement komt daarmee overeen. Verdachte is van Indonesische komaf, en heeft - zoals het hof heeft waargenomen - een getinte huidskleur en een normaal postuur. De lengte van verdachte - ter zitting van 28 maart 2008 heeft verdachte verklaard dat hij 1.68 meter lang isx - ligt tussen de lengte van het slachtoffer (1.53 meter) en die van haar partner (1.85 meter). Daarnaast is kenmerkend hetgeen mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard omtrent het gedrag van de dader. Zij heeft verklaard dat hij haar voeten meermalen heeft gekust en daarnaast foto's van haar voeten gemaakt heeft.xi Op diverse plaatsen in het dossier vallen verklaringen aan te wijzen, waarin wordt gesproken over de voorkeur van verdachte voor vrouwenvoeten. Zo verklaart [betrokkene 1] dat verdachte niet van voeten kan afblijven. Hij pakt ze vast en streelt ze. Hij heeft haar voeten geaaid en gekust en er aan geroken. Voeten en benen zijn voor hem een obsessie, aldus mevrouw [betrokkene 1]. Zij heeft ook gezien dat verdachte de voeten van [betrokkene 2] masseerde.xii [betrokkene 2], bij wie verdachte een tijd heeft ingewoondxiii heeft het volgende verklaard: "Tevens kan ik u vertellen dat [verdachte] ook vaak aan mijn voeten zat met zijn handen. Hij betastte mijn voeten terwijl ik lag te slapen. Ik werd dan wakker omdat hij aan mijn voeten zat. Hij rook ook aan mijn voeten. Hij betastte mijn voeten en hij rook aan de ruimte tussen mijn tenen. Hij vertelde dat mijn tenen vrouwelijk roken. Later vertelde hij dat hij opgewonden raakte van mooie voeten van vrouwen."xiv Verdachte zelf heeft ter zitting van het hof van 28 maart 2008 verklaard dat hij de voeten van [betrokkene 2] wel eens gemasseerd heeft.xv Tot slot heeft mevrouw [slachtoffer] verklaard dat de adem van de dader overheersend rook naar sigarettenrook.xvi Verdachte heeft ter zitting van 28 maart 2008 gezegd dat hij af en toe wel eens een sigaret opsteekt.xvii Voorts is tijdens een observatie van verdachte op 6 juli 2005 - een week nadat de verkrachting van mevrouw [slachtoffer] heeft plaatsgevonden - waargenomen dat verdachte een sigaret rookte.xviii De inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen leveren op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het hem als voormeld onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, in voege als na te melden. Bewijsmiddelen (vervolg) Feit 4 subsidiair 8. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof van 28 maart 2008, inhoudende - zakelijk weergegeven -: De mobiele telefoon van het merk Samsung, type E 710, heb ik 's nachts op straat gekocht van een mij verder onbekende man. Met dat toestel heb ik op 15 juni 2005 aan het begin van de middag gebeld. Hij wou mij van alles verkopen, ook een scooter. 9. Een proces-verbaal van aangifte, mutatienummer PL01KA/05-074299, d.d. 15 juni 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 7], hoofdagent van regiopolitie Groningen, District Groningen/Haren, (p. Z4 010 e.v. van een dossierproces-verbaal, nr. 05-008367, zaakproces-verbaal 4, d.d. 23 februari 2006 op ambtseed/-belofte opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden voornoemd (ordner 3)), inhoudende - zakelijk weergegeven -, als verklaring van [benadeelde 1]: In de nacht van 15 juni 2005, tussen 00.45 uur en 08.00 uur, is in mijn woning aan [adres] in [plaats] ingebroken. Daarbij is onder meer een mobiele telefoon van het merk Samsung, type E710, weggenomen. Feit 5 subsidiair 10. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof van 28 maart 2008, inhoudende - zakelijk weergegeven -: De digitale camera, DVD-recorder, flatscreentelevisie en computer die staan genoemd in het onder 5 tenlastegelegde feit heb ik allemaal op straat gekocht. Ik word op straat voortdurend benaderd door mensen die mij spullen te koop aanbieden. Op die manier ben ik ook aan de eerdergenoemde goederen gekomen. 11. Een proces-verbaal van aangifte, mutatienummer PL014A/04-119112, d.d. 16 september 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 8], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, District Groningen/Haren (p. Z5 015 e.v. van een dossierproces-verbaal, zaakproces-verbaal 5, nummer 05-008367, d.d. 23 februari 2005 op ambtseed/-belofte opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden voornoemd), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [benadeelde 3]: In de nacht van 15 september 2004 is er in mijn woning aan [adres] in [plaats] ingebroken. Daarbij is onder meer een digitale camera, merk Canon, type A80, weggenomen. 12. Een proces-verbaal, mutatienummer PL014A/04-131930, d.d. 13 oktober 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 9], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, District Groningen/Haren (p. Z5 021 e.v. van het onder 11. genoemde dossierproces-verbaal), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [benadeelde 4]: In de nacht van 12 op 13 oktober 2004 is er ingebroken in mijn woning aan [adres] in [plaats]. Daarbij is onder meer een Philips DVD-recorder, met serienummer VN1J 0434 246417, weggenomen. 13. Een proces-verbaal, mutatienummer PL014A/04-140172, d.d. 31 oktober 2004 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 10], brigadier van Regiopolitie Groningen, District Groningen/Haren (p. Z5 025 e.v. van het onder 11. genoemde dossierproces-verbaal), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [benadeelde 5]: In de nacht van 31 oktober 2004 is er ingebroken in mijn woning aan [adres] in [plaats]. Daarbij is onder meer een flatscreen televisie, merk Home Electronics Digivisie 1771, weggenomen. 14. Een proces-verbaal, mutatienummer PL014A/04-16200, d.d. 18 december 2004 op ambtseed opgemaakt door[verbalisant 11], brigadier van Regiopolitie Groningen, district Groningen/Haren (p. Z5 029 e.v. van het onder 11. genoemde dossierproces-verbaal), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [benadeelde 6]: In de nacht van 18 december 2004 is er ingebroken in mijn woning aan[adres] in [plaats]. Daarbij is onder meer een computer van het merk Norrod weggenomen. De hiervoor weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen, waarbij ieder bewijsmiddel slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens de inhoud daarvan betrekking heeft, levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het hem als voormeld onder 4 en 5, telkens subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan, in voege als na te melden. Bewezenverklaring Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat hij: 1. hij op 28 juni 2005 in de gemeente [plaats] door geweld, feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte * (meermalen) zijn penis in de vagina en in de mond van die [slachtoffer] gebracht en * die [slachtoffer] over haar (ontblote) lichaam gestreeld en betast en gezoend en * die [slachtoffer] gedwongen hem af te trekken en bestaande dat geweld, die feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte * (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) de woning en de slaapkamer van die [slachtoffer] is binnengedrongen en * die [slachtoffer] tijdens haar slaap heeft besprongen en heeft vastgepakt en op die [slachtoffer] is gaan liggen en * (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en dat hij haar zou doden als zij zou gillen en * het hoofd van die [slachtoffer] heeft toe-/afgedekt (met een stoffen voorwerp) en * (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 4. hij in de periode van 15 juni 2005 tot en met 01 augustus 2005 in de gemeente [plaats], een mobiele telefoon (merk/type Samsung E 710) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 5. hij in de periode van 28 maart 2004 tot en met 23 september 2005 in de gemeente [plaats] diverse goederen, te weten een digitale camera merk/type Canon A80 en een DVD recorder van het merk Philips (met serienummer VN1J 0434 246417) en een flatscreen televisie van het merk Home Electronics Digivisie 1771 en een computer van het merk Norrod voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 4 subsidiair en 5 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: onder 1: verkrachting, meermalen gepleegd; onder 4 en 5, telkens subsidiair: schuldheling. Strafbaarheid Door de heer J.M.J.F. Offermans, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en mevrouw C.M. van Deutekom, psycholoog en vast gerechtelijke deskundige, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht, is een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Hun bevindingen, alsmede de daaruit getrokken conclusies, zijn neergelegd in het PBC rapport van 12 oktober 2006. Van Deutekom voornoemd vermeldt onder meer het volgende in haar in dit rapport opgenomen beschrijvende diagnose en beschouwing: "Bij betrokkene is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met schizotypische en narcistische trekken. Deze stoornis gaat bij hem samen met psychopathie. In het oog springende kenmerken van de schizotypische trekken van zijn persoonlijkheidsstoornis zijn: vaag en wijdlopig spreken, een onvermogen om vertrouwen te schenken door een wantrouwende houding, afwezigheid van intieme relaties, en zonderling gedrag. De narcistische componenten in zijn persoonlijkheid zijn een overdreven gevoel van eigen belangrijkheid gekoppeld aan een sterke geneigdheid zichzelf grote successen toe te dichten en een gebrek aan empathie. Betrokkene scoort royaal op de schaal die nagaat of sprake is van psychopathie. (…) De combinatie met ernstige persoonlijkheidsproblematiek zoals deze zich bij betrokkene voordoet, maakt dat hij zich jegens anderen kil, egocentrisch en destructief kan gedragen. (…)" Met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde feit constateert Van Deutekom dat er een nauw verband is met de bovenbeschreven pathologie. Het zijn vooral de schizotypische en narcistische trekken in betrokkenes persoonlijkheidsstoornis die zo'n bizarre machtsmisbruikende invulling geven aan het gedrag, aldus Van Deutekom. Ook Offermans komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met vooral schizotypische en narcistische kenmerken en in iets mindere mate antisociale trekken. Hij schrijft verder dat bij feit 1 er vooral sprake lijkt van een volledig gebrek aan inlevingsvermogen in de ander, waarbij toch ook elementen van perversie naar voren komen. De onder 4 en 5 tenlastegelegde feitenxix worden volgens Offermans vrijwel uitsluitend door berekend gedrag bepaald. Beide onderzoekers concluderen dat verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit was betrokkene, aldus de rapporteurs, lijdende aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens dat dat feit hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. De onder 4 en 5 bewezenverklaarde feitenxx kunnen verdachte daarentegen volledig worden toegerekend. Gelet op de inhoud van voornoemd PBC-rapport en de indruk die het hof op de terechtzittingen van (de persoon van) verdachte heeft gekregen, kan het hof zich verenigen met deze conclusies, neemt die over en maakt die tot de zijne. Het hof is derhalve van oordeel, dat het onder 1 bewezenverklaarde feit de verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen verkrachten van een volwassen vrouw. In het holst van de nacht heeft verdachte het slachtoffer in haar eigen woning overvallen, terwijl zij lag te slapen. Vervolgens heeft hij haar urenlang meermalen verkracht. Ook heeft verdachte grote aantallen foto's gemaakt van het slachtoffer, waarbij zij op zijn commando allerlei vernederende poses aan moest nemen. Verdachte heeft voorts gedreigd het slachtoffer met een mes te doden als zij zou gillen. Het slachtoffer heeft lange tijd in doodsangst verkeerd en heeft in haar doodsangst verdachte zelfs gevraagd een einde aan haar leven te maken, omdat zij het niet meer aankon. Verdachte heeft op buitengewoon brute, angstaanjagende en vernederende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, enkel teneinde zijn eigen lustgevoelens te bevredigen. Het valt te verwachten dat het slachtoffer van het onderhavige feit, dat een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter draagt, de rest van haar leven zal lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan. Dat het slachtoffer hierdoor een trauma heeft opgelopen blijkt ook uit haar verklaring van 6 november 2006 die de advocaat-generaal op verzoek van het slachtoffer ter zitting heeft voorgelezen en die, zo leidt het hof af uit een door het slachtoffer op 1 mei 2007 aan het ressortsparket verzonden e-mail bericht, nog immer geldingskracht bezit. Daaruit komt naar voren dat het slachtoffer na de verkrachting drie maanden opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis en dat zij nog steeds behandeld wordt. Haar leven is totaal veranderd. Zij heeft haar woning en daarmee haar zelfstandigheid op moeten geven. Het slachtoffer is niet meer in staat te werken. Ook durft zij niet meer alleen buiten te zijn. Zij is voortdurend bang. Bovendien heeft het slachtoffer lange tijd in onzekerheid verkeerd of zij besmet was met het HIV-virus en heeft zij preventief een groot aantal medicijnen moeten slikken. Verdachte heeft met zijn handelen aan een volwassen vrouw een normaal leven ontnomen. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Met name de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer van feit 1 langdurig in zijn macht heeft gehouden en tot een voorwerp heeft gereduceerd, waardoor het slachtoffer een ernstig trauma heeft opgelopen, maakt dat het hof de onderhavige zaak als uitzonderlijk ernstig beschouwt. Daar komt nog bij dat feiten zoals het onderhavige bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg brengen. Naast dit feit heeft verdachte meermalen goederen gekocht terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat die goederen van misdrijf afkomstig waren. Bovendien is verdachte, blijkens een uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister d.d. 13 september 2007, vóór het plegen van de onderhavige feiten meermalen voor strafbare feiten veroordeeld. Vanwege al het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, en vanuit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en generale preventie en rekening houdend met de bij dit hof bestaande oriëntatiepunten straftoemeting, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doet aan met name het onder 1 bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Het hof zal aan verdachte derhalve voor alle bewezenverklaarde feiten tezamen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren opleggen. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat het onder 1 bewezenverklaarde feit verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging Het eerdergenoemde PBC-rapport houdt - voor zover hier van belang - als advies in (p. 48 en verder): "Uit het bovenstaande komt betrokkene naar voren als een gemiddeld intelligente man met een ernstige persoonlijkheidsstoornis met schizotypische, narcistische en antisociale kenmerken, bij wie tevens sprake is van evidente psychopathie. (…) Gelet op het volledig ontbreken van besef en inzicht in zijn problematiek is er sprake van een hoog recidiverisico voor feiten als het tenlastegelegde sub 1 (…). Dit gegeven wordt ook onderbouwd door de hoge score van betrokkene op de HCR-20 en de PCL-R. Om bovengenoemd recidivegevaar tegen te gaan ziet het onderzoekend team geen enkel heil in een behandeling waarbij sprake is van enige mate van vrijwilligheid, zoals bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of een tbs met voorwaarden (…). Het onderzoekend team ziet dan ook geen andere mogelijkheid (het hof leest in: dan) uw college te adviseren om betrokkene een bevel tot verpleging van overheidswege te adviseren (het hof leest: te geven)." Gelet op het voorgaande en gezien de stukken kan het hof zich met bovenvermelde overwegingen van de deskundigen Offermans en Van Deutekom verenigen. Het hof volgt het advies van de deskundigen op, mede in het licht van het navolgende. Gebleken is dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond dat dat feit hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Voorts betreft het onder 1 bewezenverklaarde feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist tevens dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De benadeelde partij Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. De benadeelde partij, [slachtoffer], vordert schade geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit. Deze schade bestaat uit materiële schade en een voorschot op de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit. De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen. Uit de stukken heeft het hof begrepen dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding bedoeld is als voorschot op een eventueel later in te dienen civiele vordering tot schadevergoeding. In ieder geval staat vast dat de benadeelde partij tot op heden immateriële schade tot een bedrag van € 7.600,-- heeft geleden. In verband hiermee zal het hof voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering van immateriële schadevergoeding, met de bepaling dat zij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Schadevergoedingsmaatregel Vast staat dat door het onder 1 bewezenverklaarde feit aan het slachtoffer schade is toegebracht als hiervoor vermeld, waarvoor de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Nu het belang van het slachtoffer daarmee is gediend, zal aan de verdachte eveneens de verplichting worden opgelegd tot betaling van het hiervoor genoemde geldbedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente - berekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit - , aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. Bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) Met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen overweegt het hof, dat op dit moment niet kan worden beoordeeld in hoeverre de verdachte nog als rechthebbende kan worden aangemerkt, zodat het hof de bewaring zal gelasten ten behoeve van de rechthebbende(n). Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 37a, 37b, 37a (oud), 57 (oud), 242 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 4 subsidiair en 5 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; gelast dat verdachte ter zake het onder 1 bewezenverklaarde feit ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer] tot een bedrag van achtduizend negenhonderdtweeënvijftig euro en eenentwintig cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit; verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van achtduizend negenhonderdtweeënvijftig euro en eenentwintig cent, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vierenzeventig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen; gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de goederen die staan vermeld op de aan dit arrest gehechte lijsten. Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. O. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Vlietstra als griffier. i Noot hof: bewijsmiddel 4. ii Idem iii Noot hof: FT-normen: forensisch-technische normen. iv Brief van dr. Bink van 19 maart 2008. v Brief van prof.dr. De Knijff van 7 februari 2008. vi Bijlage C bij een proces-verbaal afhandeling zoekingen, mutatienummer PL01KA/05-080532, d.d. 15 december 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 12], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, (order 2). vii Zie p. 2 van het in voetnoot 3 genoemde proces-verbaal. viii Idem. ix Zie bewijsmiddel 1. x Zie het proces-verbaal van de zitting van het hof van 28 maart 2008. xi Zie bewijsmiddel 1. xii De verklaring van mevrouw [betrokkene 1] is neergelegd in een proces-verbaal van verhoor, nr. PL01KA/05-080532, d.d. 28 september 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 13], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, divisie Regionale Recherche, en [verbalisant 14], brigadier van Regiopolitie Groningen, district Groningen/Haren (p. A 132 e.v. van het onder bewijsmiddel 1. genoemde dossierproces-verbaal, ordner 3). xiii Zie het proces-verbaal van de zitting van het hof van 28 maart 2008. xiv De verklaring van mevrouw [betrokkene 2] is neergelegd in een proces-verbaal van verhoor, nr. PL01KA/05-080532, d.d. 23 september 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 15] en [verbalisant 16], beiden hoofdagent van Regiopolitie Groningen, divisie Regionale Recherche (p. A 157 e.v. van het onder bewijsmiddel 1. genoemde dossierproces-verbaal, ordner 3). xv Zie het proces-verbaal van de zitting van het hof van 28 maart 2008. xvi Zie bewijsmiddel 1. xvii Zie het proces-verbaal van de zitting van het hof van 28 maart 2008. xviii Proces-verbaal observeren van 06 juli 2005, zaaknummer 2005108, d.d. 26 juli 2005 op ambtseed c.q. ambtsbelofte opgemaakt door opsporingsambtenaren 809, 810, 814, 815, 816, 817 en 818 (p. P026 e.v. van het onder bewijsmiddel 5. genoemde persoonsdossier, ordner 2). xix Offermans spreekt over het onder 4 tenlastegelegde feit. Feit 4, zoals aanvankelijk tenlastegelegd, bevat de thans onder 4 en 5 telkens primair tenlastegelegde feiten. xx Zie voetnoot 19.