Jurisprudentie
BC8286
Datum uitspraak2008-03-26
Datum gepubliceerd2008-04-01
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers162629
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-01
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers162629
Statusgepubliceerd
Indicatie
Incidentele vordering tot het stellen van zekerheid (art. 224 Rv.). Vordering toegewezen, echter tot een lager bedrag dan gevorderd.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 162629 / HA ZA 07-1776
Vonnis in incident van 26 maart 2008
in de zaak van
1. [eis.hfdz./verw.inc.],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLEASURE INVEST B.V.,
gevestigd te Bosch en Duin, gemeente Zeist,
eiseres in de hoofdzaak,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. M.H.J. Langerak te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WISA SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur en advocaat mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eis.hfdz/verw.inc.]. en Wisa genoemd worden. Eisers zullen elk afzonderlijk ook worden aangeduid als [eis.hfdz./verw.inc.] en Pleasure Invest.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid ex artikel 224 Rv
- de akte houdende wijziging van eis van [eis.hfdz/verw.inc.].
- de incidentele conclusie van antwoord
- de akte uitlating in het incident van Wisa.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in het incident
2.1. [eis.hfdz/verw.inc.]. vorderde in de hoofdzaak aanvankelijk dat de rechtbank bij vonnis, samengevat,
a) voor recht zou verklaren dat de licentieovereenkomst tussen [eis.hfdz./verw.inc.] en Wisa als gevolg van opzegging door [eis.hfdz./verw.inc.] is geëindigd;
b) Wisa zou veroordelen om aan [eis.hfdz./verw.inc.] € 3.765,00 te betalen, vermeerderd met rente;
c) Wisa zou veroordelen om aan [eis.hfdz./verw.inc.] € 185,53 te betalen, zijnde een vergoeding van wettelijke handelsrente vanwege de te late deelbetaling van de licentievergoeding;
d) de aan [eis.hfdz./verw.inc.] toekomende licentievergoeding met betrekking tot het derde kwartaal 2007 zou bepalen op € 25.000,00 en Wisa zou veroordelen om dit bedrag aan [eis.hfdz./verw.inc.] te betalen, vermeerderd met rente;
e) Wisa zou veroordelen om [eis.hfdz./verw.inc.] en eventuele derden maximaal vijf werkdagen onvoorwaardelijk toe te laten tot alle boeken en bescheiden van Wisa, op straffe van een dwangsom;
f) Wisa zou veroordelen om aan [eis.hfdz./verw.inc.] € 600.000,00 te betalen, vermeerderd met rente;
g) Wisa zou veroordelen om aan Pleasure Invest € 9.870,79 te betalen, vermeerderd met rente;
h) Wisa zou veroordelen om aan [eis.hfdz./verw.inc.] en aan Pleasure Invest de buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
i) Wisa zou veroordelen in de proceskosten, waaronder beslagkosten.
2.2. Wisa vordert in het incident op de voet van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dat de rechtbank [eis.hfdz./verw.inc.] veroordeelt om zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan [eis.hfdz./verw.inc.] in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld en dat de rechtbank het bedrag van die zekerheid bepaalt op € 25.372,00.
2.3. Wisa voert hiertoe aan dat [eis.hfdz./verw.inc.] geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en dus een vreemdeling is in de zin van artikel 224 Rv. Wisa begroot het bedrag van de proceskosten op basis van griffierechten en de kosten van rechtsbijstand, vanwege de ingewikkeldheid van de zaak uitgaande van acht punten van het liquidatietarief, op € 25.372,00.
2.4. [eis.hfdz/verw.inc.]. heeft vervolgens bij akte haar eis in de hoofdzaak gewijzigd in die zin, dat de in r.o. 2.1 genoemde vorderingen onder b), c), d), e), f), h) en i) moeten worden geacht uitsluitend door Pleasure Invest te zijn ingesteld. Ten aanzien van het gevorderde onder a) heeft [eis.hfdz/verw.inc.]. haar vordering in die zin gewijzigd, dat zowel [eis.hfdz./verw.inc.] als Pleasure Invest om de aldaar geformuleerde verklaring voor recht verzoeken.
2.5. [eis.hfdz/verw.inc.]. voert daartoe aan dat [eis.hfdz./verw.inc.] en Pleasure Invest op 11 februari 2008 een overeenkomst hebben gesloten, waarbij [eis.hfdz./verw.inc.] al zijn rechten en verplichtingen en eventuele rechtsverhoudingen uit hoofde van zijn licentieovereenkomst met Wisa heeft overgedragen aan Pleasure Invest.
2.6. [eis.hfdz./verw.inc.] voert verweer in het incident. [eis.hfdz./verw.inc.] stelt zich op het standpunt dat Wisa, gelet op de in r.o. 2.5 genoemde overeenkomst van 11 februari 2008 en de daarmee samenhangende wijziging van eis in de hoofdzaak, niet langer belang heeft bij haar incidentele vordering. De vorderingen van [eis.hfdz./verw.inc.] zijn immers overgenomen door Pleasure Invest. Aangezien Pleasure Invest een Nederlandse vennootschap is, is zekerheidsstelling in verband met de proceskosten niet langer noodzakelijk en ook niet afdwingbaar op grond van artikel 224 Rv, aldus [eis.hfdz./verw.inc.]. Subsidiair voert [eis.hfdz./verw.inc.] aan dat Pleasure Invest garant staat voor het geval [eis.hfdz./verw.inc.] op enig moment proceskosten aan Wisa verschuldigd mocht zijn. Meer subsidiair stelt [eis.hfdz./verw.inc.] zich op het standpunt dat het door Wisa begrote bedrag aan proceskosten exorbitant hoog en onvoldoende onderbouwd is.
2.7. Wisa heeft zich vervolgens bij akte op het standpunt gesteld dat de overdracht van de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.] aan Pleasure Invest niet rechtsgeldig is. Maar ook indien de vordering wél rechtsgeldig is overgedragen, heeft Wisa naar eigen zeggen nog belang bij haar incidentele vordering. [eis.hfdz./verw.inc.] vordert in de hoofdzaak immers nog steeds een verklaring voor recht en dat is de kern van de hoofdzaak, aldus Wisa. Ten slotte betwist Wisa het subsidiaire en meer subsidiaire standpunt van [eis.hfdz./verw.inc.] in het incident.
2.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1. De vraag of [eis.hfdz./verw.inc.] verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij zou kunnen worden veroordeeld, dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 224 Rv. Deze bepaling luidt, voor zover van belang, als volgt.
1. Allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen (…), zijn verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden.
2. Geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat:
(…)
b. indien een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag of een EG-verordening ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft;
c. indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn (…).
3.2. [eis.hfdz./verw.inc.] stelt zich op het standpunt dat zekerheidstelling niet langer noodzakelijk is, nu hij zijn vorderingen heeft overgedragen aan Pleasure Invest. Wisa voert daartegen aan dat de overdracht van de vorderingen aan Pleasure Invest niet geldig is geschied. Nog daargelaten dat Wisa deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, kan de juistheid ervan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven. [eis.hfdz./verw.inc.] heeft immers niet al zijn vorderingen op Wisa aan Pleasure Invest overgedragen. De verklaring voor recht (r.o. 2.1 onder a) wordt ook na de eiswijziging nog steeds (mede) door [eis.hfdz./verw.inc.] zelf gevorderd. [eis.hfdz./verw.inc.] is nog steeds partij in de procedure. Gelet op het voorgaande en aangezien niet in geschil is dat [eis.hfdz./verw.inc.] geen woonplaats of gewone verblijfplaats in NL heeft, is hij op grond van artikel 224 lid 1 Rv in beginsel verplicht zekerheid te stellen.
3.3. Aangezien Monaco geen partij is bij de Verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (de EEX-Verordening), valt [eis.hfdz./verw.inc.] niet onder de in artikel 224 lid 2 sub b Rv genoemde uitzondering op de verplichting tot zekerheidstelling.
3.4. [eis.hfdz./verw.inc.] stelt zich subsidiair op het standpunt dat Pleasure Invest garant staat voor het geval [eis.hfdz./verw.inc.] op enig moment proceskosten aan Wisa verschuldigd mocht zijn.
3.5. Voor zover [eis.hfdz./verw.inc.] hiermee bedoelt dat hij op deze wijze voldoende zekerheid heeft gesteld en dus voldoet aan het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge artikel 6:51 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek moet een aangeboden zekerheid zodanig zijn, dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk zijn gedekt en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is met de enkele stelling van [eis.hfdz./verw.inc.] dat Pleasure Invest garant zal staan aan dit vereiste niet voldaan. Anders dan bijvoorbeeld bij een bankgarantie het geval is, zou door de “garantstelling” van Pleasure Invest de “zekerheid” min of meer binnen het bereik van de zekerheidstellende partij blijven. De vordering is op die manier niet behoorlijk gedekt en Wisa loopt het risico dat hij niet zonder moeite verhaal zal kunnen nemen. Het subsidiaire verweer van [eis.hfdz./verw.inc.] wordt daarom in zoverre verworpen.
3.6. Voor zover [eis.hfdz./verw.inc.] met zijn subsidiaire standpunt bedoelt een beroep te doen op de uitzondering van artikel 224 lid 2 sub c Rv, overweegt de rechtbank als volgt. Nog daargelaten dat een beroep op deze uitzondering niets toevoegt omdat Wisa zich in geval van een hoofdelijke veroordeling van [eis.hfdz/verw.inc.]. hoe dan ook tot Pleasure Invest kan wenden, geldt dat [eis.hfdz./verw.inc.] geen specifieke verhaalsinformatie heeft verschaft, zodat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat verhaal in Nederland mogelijk zal zijn. Ook in zoverre wordt het subsidiaire verweer van [eis.hfdz./verw.inc.] daarom verworpen.
3.7. Meer subsidiair betwist [eis.hfdz./verw.inc.] de hoogte van de door Wisa gevorderde zekerheid. De rechtbank overweegt daarover het volgende. [eis.hfdz./verw.inc.] vordert na de wijziging van eis in de hoofdzaak nog slechts een verklaring voor recht. Deze vordering hangt echter nauw samen met de aan Pleasure Invest overgedragen vorderingen tot betaling van geldbedragen. Uit het feit dat [eis.hfdz./verw.inc.] de vordering tot een verklaring voor recht niet (volledig) aan Pleasure Invest heeft overgedragen, leidt de rechtbank daarom af dat [eis.hfdz./verw.inc.] kennelijk ook zelf nog een belang heeft bij de wel aan Pleasure Invest overgedragen geldvorderingen. Bij de bepaling van het bedrag van de zekerheid zal de rechtbank dan ook uitgaan van de totale vordering in de hoofdzaak. Het bijbehorende liquidatietarief bedraagt € 2.580,00 per punt (tarief VII). Vooralsnog in redelijkheid uitgaande van het meest gebruikelijke totaal van twee punten (conclusie van antwoord en comparitie, elk één punt), begroot de rechtbank bij de huidige vorderingen van [eis.hfdz/verw.inc.]. de kosten voor salaris procureur op € 5.160,00 (2 x € 2.580,00). Wisa heeft daarnaast € 4.732,00 aan griffierecht betaald. De rechtbank zal het bedrag van de zekerheid daarom bepalen op € 9.892,00 (€ 5.160,00 + € 4.732,00).
3.8. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4. De beoordeling in de hoofdzaak
4.1. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Wisa.
4.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. veroordeelt [eis.hfdz./verw.inc.] om zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan [eis.hfdz./verw.inc.] in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld en bepaalt het bedrag van die zekerheid op € 9.892,00,
5.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 mei 2008 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Wisa,
5.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.
Coll.: JC