Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7837

Datum uitspraak2008-03-18
Datum gepubliceerd2008-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-003979-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte had voorafgaand aan de botsing van dermate veel alcoholhoudende drank genuttigd dat hij redelijkerwijs absoluut niet meer in staat moest worden geacht zijn auto te besturen. Uit de wijze van rijden van verdachte blijkt dat hij zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen voor andere, in het bijzonder zwakke, weggebruikers, zoals fietsers. Gezien de hiervoor aan de orde gekomen omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op een (dodelijk) ongeval heeft aanvaard. Verdachte kende de gevaren van het rijden onder invloed en heeft op vier momenten waarop hij tot bezinning had kunnen komen, desalniettemin ervoor gekozen de auto te gaan besturen. Op al die momenten had hij anders kunnen en moeten beslissen. De gevolgen van zijn gedragingen zijn verdachte echter om het even geweest en heeft hij op de koop toegenomen. Eén en ander brengt met zich mee dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat zijn handelen de dood van tot gevolg zou hebben. Verdachte heeft derhalve opzettelijk gehandeld.


Uitspraak

Parketnummer: 21-003979-07 Uitspraak d.d.: 18 maart 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 25 september 2007 in de strafzaak tegen verdachte, Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 maart 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr D. Zeewuster, naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: (zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II) Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overwegingen met betrekking tot het bewijs De rechtbank heeft de beslissing inzake het bewijs uitvoerig en deugdelijk gemotiveerd. Het hof kan de rechtbank in deze motivering volgen en overweegt dan ook als volgt. Op 26 mei 2007 heeft verdachte in de loop van de middag bij een collega in Westervoort diverse alcoholische consumpties genuttigd. Aan het begin van de avond is verdachte in zijn auto gestapt en naar het shoarmarestaurant “De Pyramide” in Dieren gereden. Volgens de verklaring van verdachte heeft hij daar twee of drie flesjes bier en een glas raki gedronken . Omstreeks 20.30 uur verlieten verdachte, zijn neef, , diens vriendin en een vriend van hen, , “De Pyramide”, om naar het huis van verdachte te gaan om daar te gaan kaarten . Verdachte heeft kort nadien als een bestuurder van een motorrijtuig (te weten zijn personenauto) gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Admiraal Helfrichlaan in Dieren . Ongeveer dertig meter voor de vluchtheuvel, ter hoogte van de Beverodelaan, heeft verdachte , die op een scooter voor hem reed, ingehaald, waarna verdachte voor de vluchtheuvel weer naar rechts ging . Verdachte is daarop blijkens het rapport verkeersongevallenanalyse met het rechter voorwiel van zijn auto tegen de rechter trottoirband gereden . Kort daarop is verdachte met zijn motorrijtuig tegen de fietsster, , aangebotst, die aan de rechterkant van de weg reed . Vlak voor de botsing slingerde de auto van verdachte . Als een gevolg van de botsing werd van haar fiets geslingerd en belandde zij op het wegdek. Het motorrijtuig van verdachte is tegen een links naast de rijbaan staande lichtmast gereden, die vervolgens plat ging . is als gevolg van de botsing ter plaatse overleden . Bij verdachte is ongeveer anderhalf uur na het ongeval bloed afgenomen. Het resultaat van de analyse van het bloed bedroeg, na aftrek van de wettelijke voorgeschreven correctie, 2.05 milligram alcohol per milliliter bloed . Tenslotte is het aannemelijk dat verdachte ten tijde van de botsing harder reed dan de aldaar toegestane snelheid van vijftig kilometer per uur . Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in dit geval sprake is van voorwaardelijk opzet bij verdachte. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Daartoe is vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard, dat wil zeggen op de koop toe heeft genomen. De aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Naar algemene ervaringsregels bestaat een aanmerkelijke kans op een aanrijding of botsing met een dodelijke afloop indien een bestuurder van een fiets, zijnde een onbeschermde verkeersdeelnemer, door een auto met een snelheid van meer dan vijftig kilometer wordt aangereden. Eveneens bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat een dergelijke aanrijding plaatsvindt als de bestuurder van de auto aanzienlijke hoeveelheden alcoholhoudende drank heeft genuttigd. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans dat hij een zwakke verkeersdeelnemer zou aanrijden, met als mogelijk gevolg de dood van die verkeersdeelnemer, bewust heeft aanvaard en die kans op de koop heeft toegenomen toen hij op 26 mei 2007 rond 20.30 uur plaats nam in zijn auto. Uit de hiervoor gememoreerde vaststaande feiten en de hierna te bespreken omstandigheden leidt het hof, evenals de rechtbank, af dat het verdachte om het even is geweest of hij die avond een andere verkeersdeelnemer met zijn auto zou raken. Het hof wijst daarbij op de volgende omstandigheden: - Verdachte is op 1 april 2005 door de politierechter in de rechtbank te Groningen veroordeeld voor rijden onder invloed. Verdachte heeft daarover verklaard dat dit een eenzijdig ongeval betrof en dat hij nog alcohol had in zijn bloed van de dag ervoor . Verdachte was zich derhalve op grond van zijn eerdere ervaringen bewust van het effect dat alcohol op zijn lichaam en geest had. Hij kende reeds om die reden de hiervoor besproken aanmerkelijke kans dat als een gevolg van het besturen van een auto na het nuttigen van teveel alcoholhoudende drank de dood van een andere verkeersdeelnemer zal plaatsvinden. - Verdachte heeft reeds in de middag van 26 mei 2007 aanzienlijke hoeveelheden alcoholhoudende drank genuttigd. Volgens de verklaringen van verdachte dronk hij zes of zeven blikjes bier en een bodempje tequila . Getuigen en hebben verklaard dat verdachte later die dag tegenover hen had verklaard dat hij die middag een halve fles zelfgestookte tequila had gedronken en verder bij zijn collega ook bier had genuttigd . Hij heeft er echter niet voor gekozen de auto te laten staan toen hij besloot naar Dieren te gaan. Dit is het eerste moment waarop verdachte tot bezinning had kunnen en moeten komen. - Toen tegen 20.30 uur die avond het plan werd opgevat om bij verdachte kaart te gaan spelen, had verdachte opnieuw diverse alcoholische consumpties genuttigd. Opnieuw koos verdachte er niet voor de auto te laten staan. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte daarover verklaard: “De afstand van de shoarmazaak tot mijn huis is inderdaad niet ver. Het zou kunnen zijn dat het ongeveer één kilometer is. U vraagt mij waarom ik niet ben gaan lopen. Ik heb daar niet over nagedacht”. Dit is het tweede moment waarop verdachte tot bezinning had kunnen en moeten komen. - Voordat verdachte in zijn auto stapte heeft verdachte er meerdere keren op gewezen dat hij de auto moest laten staan, dat zij vond dat verdachte beter niet kon gaan rijden en dat hij “alcohol op had en niet zo’n klein beetje ook” . Getuige maakte verdachte ook duidelijk dat zij en niet in de auto zouden meerijden, zoals verdachte verzocht . Toen verdachte zijn auto wilde starten, lukte dat niet. Verdachte heeft toen en gevraagd de auto aan te duwen, hetgeen zij hebben gedaan . Verdachte heeft vervolgens langzaam een rondje over de parkeerplaats gereden en trok vervolgens “heel erg hard op” in de richting van de verkeerslichten bij de Harderwijkerweg . Verdachte stelt die waarschuwingen niet gehoord te hebben, doch het hof hecht weinig waarde aan de verklaringen van verdachte hieromtrent, nu getuigen als ook getuige hebben verklaard dat verdachte zelfs kwaad werd toen hij hierop werd aangesproken. Dit is het derde moment waarop verdachte tot bezinning had kunnen en moeten komen. - Nadat verdachte in de auto was gestapt – en derhalve opnieuw aan het verkeer was gaan deelnemen – bleek de auto niet te starten. In plaats van op dat moment bij zinnen te komen en alsnog de auto te laten staan, koos verdachte ervoor de auto te laten aanduwen en vervolgens opnieuw de auto te gaan besturen. Dit is het vierde moment waarop verdachte tot bezinning had kunnen en moeten komen. - Verdachte heeft zich vervolgens, voorafgaande aan de aanrijding, schuldig gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag. Verdachte trok de auto snel op, reed sneller dan de toegestane snelheid, ging slingerend over het wegdek en raakte daarbij de stoeprand en botste tegen . Door die wijze van rijden heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel oog te hebben gehad voor zwakkere verkeersdeelnemers, zoals . Uit al deze omstandigheden blijkt het volgende. Verdachte had voorafgaand aan de botsing van dermate veel alcoholhoudende drank genuttigd dat hij redelijkerwijs absoluut niet meer in staat moest worden geacht zijn auto te besturen. Uit de wijze van rijden van verdachte blijkt dat hij zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen voor andere, in het bijzonder zwakke, weggebruikers, zoals fietsers. Gezien de hiervoor aan de orde gekomen omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op een (dodelijk) ongeval heeft aanvaard. Verdachte kende de gevaren van het rijden onder invloed en heeft op vier momenten waarop hij tot bezinning had kunnen komen, desalniettemin ervoor gekozen de auto te gaan besturen. Op al die momenten had hij anders kunnen en moeten beslissen. De gevolgen van zijn gedragingen zijn verdachte echter om het even geweest en heeft hij op de koop toegenomen. Eén en ander brengt met zich mee dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat zijn handelen de dood van tot gevolg zou hebben. Verdachte heeft derhalve opzettelijk gehandeld. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III) Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: Doodslag. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel In eerste aanleg heeft de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren gevorderd. De rechtbank heeft verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren veroordeeld. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte gedurende de dag van 26 mei 2007 een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank heeft genuttigd, dat hij daarop in zijn auto is gestapt en daarmee aan het verkeer is gaan deelnemen. Het hof rekent het verdachte daarbij ernstig aan dat hij - alvorens hij in de auto is gestapt - herhaaldelijk is gewaarschuwd om, nu hij een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd, zijn auto niet te gaan besturen. Verdachte was – blijkens het recente Uittreksel Justitieel Documentatieregister ten name van verdachte – meermalen door de autoriteiten gewaarschuwd. Het hof wijst in dit verband op de veroordeling van verdachte wegens het rijden onder invloed door de politierechter in de rechtbank te Groningen van 1 april 2005. Voorts is verdachte die bewuste avond door degenen, die zich met hem in de shoarmazaak “De Pyramide” te Dieren bevonden, op indringende wijze gewaarschuwd niet met zijn personenauto te gaan rijden. Verdachte heeft al deze waarschuwingen in de wind geslagen en is toch achter het stuur van zijn auto geklommen. Verdachte heeft – nadat zijn auto eerst niet wilde starten – vervolgens gevaarzettend rijgedrag vertoond en uiteindelijk met een te hoge snelheid een onbeschermde weggebruiker, namelijk , aangereden ten gevolge van welke botsing ter plaatse is overleden. Het hof heeft in de persoon van verdachte of in zijn omstandigheden geen aanknopingspunten gevonden om tot oplegging van een lagere straf te komen dan gevorderd door de advocaat-generaal. Op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan alsmede het onherstelbaar leed dat verdachte de nabestaanden van heeft aangedaan, is net als in soortgelijke gevallen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het hof heeft bij de strafoplegging tenslotte nog meegewogen dat verdachte ongeveer een maand na de dodelijke aanrijding opnieuw is veroordeeld wegens het rijden onder invloed door de politierechter in de rechtbank te Zutphen, welk delict verdacht had gepleegd op 22 september 2006 te Brummen, dus voordat onderhavige aanrijding plaatsvond. Het hof acht tenslotte een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 (tien) jaren. Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mr M.A.F. Cools-Weebers, voorzitter, mr F.J.P.M. Haas en mr J.A. Coster van Voorhout, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr J.M.C. Schuurman-Kleijberg, griffier, en op 18 maart 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.