Jurisprudentie
BC6934
Datum uitspraak2008-03-04
Datum gepubliceerd2008-03-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607401-07 en 07.607448-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-03-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607401-07 en 07.607448-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geldigheid dagvaarding
Strafmaatmotivering
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers : 07.607401-07 en 07.607448-07
Uitspraakdatum : 4 maart 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[geboorteplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken ter zake het bij parketnummer 07.607401-07 onder 3 ten laste gelegde;
- de veroordeling van verdachte ter zake het bij dagvaarding met parketnummer 07.607401-07 onder 1., 2., 4., 5. en 6. (en de ad informandum ten laste gelegde feiten) en het bij dagvaarding met parketnummer 07.607448-07 onder 1. en 2. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 565,--, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 988,61, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.780,72, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 348,04, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag;
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgen de tenlasteleggingen met de parketnummers 07.607401-07 en 07.607448-07 zoals ter terechtzitting gewijzigd)
De rechtbank verbetert in de tenlasteleggingen een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 07.607401-07 en 07.607448-07 ten laste gelegde feiten als de feiten 1. tot en met 6. respectievelijk de feiten 7. en 8.
GELDIGHEID VAN DE DAGVAARDING
Onder feit 1., achtste gedachtestreepje, is ten laste gelegd dat verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 10 november 2007 in de gemeente Urk en/of de gemeente Noordoostpolder en/of de gemeente Skarsterlân met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer]htoffer] heeft bewogen tot de afgifte van diverse voedingsmiddelen/goederen, in elk geval tot enig goed. In deze omschrijving is niet gespecificeerd welke goederen [slachtoffer] heeft afgegeven of op welke datum dit precies zou zijn gebeurd. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er sprake zou zijn geweest van meerdere op verschillende dagen plaatsgevonden afgiftes van goederen door [slachtoffer] is de dagvaarding hiermee onvoldoende specifiek. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder 1., achtste gedachtestreepje, ten laste gelegde niet kan dienen als grondslag voor het onderzoek ter terechtzitting en zal de dagvaarding op dit punt nietig verklaren.
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 3. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 2. en onder 4. tot en met 8. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopieën wijziging tenlastelegging en de aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1. en 2. en 4. tot en met 8. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het onder feit 1., vierde gedachtestreepje, bewezen verklaarde levert geen strafbaar feit op. Dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen tot het op rekening zetten van getankte brandstof leidt – in tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie heeft betoogd - niet tot het oordeel dat sprake is van oplichting zoals omschreven in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. [slachtoffer] is hiermee immers zelf geen schuld aangegaan. In zoverre is het bewezenverklaarde dan ook niet strafbaar.
Voor het overige levert het bewezene op:
Feit 1.:
Oplichting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2.:
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4.:
Vernieling, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5.:
Verduistering, strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 6.:
Vernieling, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 7.:
Oplichting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 8.:
Poging tot oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan verduistering, drie gevallen van diefstal en twee gevallen van huisvredebreuk, zoals valt af te leiden uit de overige ter kennisneming van de rechtbank gebrachte processen-verbaal van politie, welke zich in het onderhavige dossier bevinden en zoals ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 januari 2008;
- een rapport d.d. 12 februari 2008, uitgebracht door mevrouw N. Talsma, reclasseringswerker van Tactus Verslavingszorg.
In voornoemd reclasseringsrapport van 12 februari 2008 is onder andere het volgende te lezen:
Hij (verdachte) komt over als een jongeman die weet wat hij wil. Het verblijf bij Noodopvang perspectief heeft echter laten zien dat hij prima start met zijn ‘nieuwe’ leven, maar dat hij het om onduidelijke redenen niet volhoudt. Om deze spiraal te doorbreken is het nodig dat er een goed diagnostisch onderzoek wordt gedaan. Daarnaast zal hij blijvend moeten stoppen met het gebruik van drugs wil de kans op recidive verminderen. (…)
We willen betrokkene aanmelden bij De Waag voor nadere diagnostiek. Zij kunnen na de diagnostiek zo nodig ook een behandeling opstarten. Daarnaast is het plan om hem weer aan te melden bij Noodopvang Perspectief voor huisvesting. Hij kan dan tevens aangemeld worden bij Tactus verslavingszorg voor het doen van urineonderzoek en het programma ‘terugvalpreventie middelen’ om terugval in cocaïnegebruik te voorkomen. Wij achten het noodzakelijk dat bovenstaand plan van aanpak wordt uitgevoerd met een toezicht bij de afdeling Verslavingsreclassering als ‘stok achter de deur’.
Het bovenstaande plan is met betrokkene besproken op 5 februari 2008. Hij heeft verteld niet met het plan akkoord te willen gaan. Waar hij met name tegen aan loopt, is het feit dat hij “opnieuw” in een opvang moet verblijven.
Het rapport adviseert tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Tactus Verslavingszorg adviseert in haar reclasseringsrapport niet tot reclasseringstoezicht. Mede gelet op het feit dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan gedurende een korte periode waarin verdachte verslaafd was aan cocaïne en het feit dat verdachte voorheen vrijwel niet met justitie in aanraking is gekomen, acht de rechtbank het echter van groot belang dat verdachte bij zijn terugkeer in de maatschappij wordt begeleid, dat terugval in cocaïnegebruik wordt voorkomen en dat eventuele psychische problemen die van invloed zouden kunnen zijn op een mogelijke terugval worden gediagnosticeerd en behandeld. Nu verdachte voorts ter terechtzitting heeft verklaard positief te staan tegenover controle op terugval in cocaïnegebruik en diagnose en eventuele behandeling bij De Waag, zal de rechtbank toch reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijke strafdeel verbinden. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat Tactus Verslavingszorg blijkens het reclasseringsrapport een plan van aanpak had opgesteld en derhalve in beginsel bereid was om verdachte te begeleiden. De rechtbank neemt ten slotte in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting concreet heeft aangegeven dat hij een huisvestings alternatief heeft voor de Noodopvang Perspectief. Mocht uiteindelijk blijken dat dit alternatief niet (meer) mogelijk is of niet aanvaardbaar voor Tactus, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte bij gebrek aan alternatief in de Noodopvang zal verblijven.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 565,--, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Nu uit het dossier niet blijkt dat behalve de ruit ook het marmoleum is beschadigd, is de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 565,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 988,61, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is dan ook geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 988,61 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.780,72, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere, als zijnde niet onderbouwd, te worden afgewezen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 1.780,72 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 348,04, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is dan ook geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 348,04 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Benadeelde partij [benadeelde[benadeelde partij]
De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde[benadeelde partij] als ingetrokken moet worden beschouwd. De officier heeft telefonisch contact opgenomen met mevrouw [benadeelde partij] over haar vordering. Tijdens dit telefoongesprek heeft mevrouw [benadeelde partij] gezegd: “laat maar zitten”. Naar het oordeel van de rechtbank is deze mededeling te vaag en te summier om te concluderen dat mevrouw [benadeelde partij] haar vordering daadwerkelijk heeft willen intrekken. De vordering van mevrouw [benadeelde partij] is echter naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat mevrouw [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
BESLISSING
De rechtbank verklaart de dagvaarding nietig ter zake het onder 1., achtste gedachtestreepje ten laste gelegde.
De rechtbank ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake het onder 1., vierde gedachtestreepje ten laste gelegde.
Het onder 3. ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1. (overige), 2., 4., 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1. (overige), 2., 4., 5., 6., 7. en 8. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Afdeling Verslavingsreclassering van Tactus Verslavingszorg, ook indien dit inhoudt het volgen van een poliklinische of ambulante behandeling bij De Waag, dan wel bij een ander, soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde[benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], [woonplaats], van een bedrag van € 565,-- (zegge: vijfhonderdvijfenzestig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 565,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], [woonplaats], van een bedrag van € 1.780,72 (zegge: zeventienhonderdtachtig euro en tweeënzeventig eurocent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.780,72 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor wat betreft het meer gevorderde af.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], [woonplaats], van een bedrag van € 988,61 (zegge: negenhonderdachtentachtig euro en eenenzestig eurocent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 988,61 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen hechtenis.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], [woonplaats], van een bedrag van € 348,04 (zegge: drienhonderdachtenveertig euro en vier eurocent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 348,04 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. H.M. Schaak, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en G.J.J.M. Essink, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2008.
Mr. Schaak was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.