Jurisprudentie
BC6634
Datum uitspraak2008-02-27
Datum gepubliceerd2008-03-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers277207 / HA ZA 07-247
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-03-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers277207 / HA ZA 07-247
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uittreding vennoot uit vennootschap onder firma, aansprakelijkheid voor nakoming kredietovereenkomst; beroep op de aanwezigheid van beperkende bepalingen.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 277207 / HA ZA 07-247
Uitspraak: 27 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. D.L.A. van Voskuilen,
- tegen -
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Numansdorp, gemeente Cromstrijen,
gedaagde,
procureur mr. P.H.A. de Boer.
Eiseres wordt hierna aangeduid als "ABN AMRO" . Gedaagde sub 1 wordt verder aangeduid als “[gedaagde sub 1]”en gedaagde sub 2 als “[gedaagde sub 2]”.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen d.d. 2 januari 2007 en 15 januari 2007 en de door ABN AMRO overgelegde producties;
- incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van [gedaagde sub 2];
akte tot referte in het incident;
vonnis van deze rechtbank d.d. 23 mei 2007 in het incident, met als zaak-/rolnummer 285510 / HAZA 07- 1442, in welk vonnis het [gedaagde sub 2] wordt toegestaan [gedaagde sub 1] te dagvaarden tegen 13 juni 2007;
conclusie van antwoord, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 4 juli 2007, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door ABN AMRO overgelegde brief van 3 oktober 2007 met bijlagen;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 18 oktober 2007.
1.2 [gedaagde sub 1] is in de procedure niet verschenen.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 1 juni 2000 is de vennootschap onder firma handelsonderneming Leanti V.O.F. (hierna: Leanti) opgericht, met als vennoten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Beide vennoten zijn op 1 juni 2000 toegetreden tot de vennootschap. Op 16 december 2003 is geregistreerd dat Leanti per 22 oktober 2003 is opgeheven. Hierbij is vermeld: “22-10-2003, door uittreden van een of meer vennoten”.
2.2 Op 8 mei 2003 is tussen Leanti en ABN AMRO een kredietovereenkomst Ondernemingsrekening CourantKrediet (hierna: de kredietovereenkomst) gesloten waarbij ABN AMRO aan Leanti een krediet in rekening-courant met een omvang van € 25.000,- ter beschikking heeft gesteld tegen een rente van 8,20 % per jaar.
2.3 Op 5 december 2003 heeft [gedaagde sub 1] gebruik gemaakt van de bij de kredietovereenkomst ter beschikking gestelde kredietfaciliteiten door de opname van een bedrag van
€ 24.000,-.
2.4 Bij brieven van 22 november 2006, overgelegd als producties 3 en 4 bij dagvaarding, heeft deurwaarderskantoor Flanderijn en Van Eck, namens ABN AMRO, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] medegedeeld dat de rekening met nummer 45.42.66.499 een debetstand vertoont waarmee niet aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan. In deze brieven zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gesommeerd om: “de achterstand van € 5.250,47 binnen twee dagen na heden” te voldoen.
Voorts is in deze brieven medegedeeld dat: “Wanneer u niet tijdig en/of volledig aan deze sommatie voldoet stellen wij u namens cliënte reeds nu voor alsdan in gebreke en wordt de overeenkomst door cliënte opgezegd. Op het moment dat u in gebreke bent, stelt cliënte op grond van de voorwaarden voor deze kredietverlening de gehele vordering (per heden groot € 30.250,47) direct en in zijn geheel opeisbaar”.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan ABN AMRO te voldoen de somma van
€ 30.208,82, vermeerderd met de contractuele rente, althans subsidiair de wettelijke handelsrente, althans meest subsidiair de wettelijke rente, gerekend vanaf 23 november 2006, berekend over de hoofdsom van € 28.135,13 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.1 ABN AMRO heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij de kredietovereenkomst heeft opgezegd omdat gedaagden hebben nagelaten de ongeoorloofde overschrijding van de kredietlimiet aan te zuiveren.
3.2 ABN AMRO vordert een bedrag van € 1.190,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
4 Het verweer
Het verweer van [gedaagde sub 2] strekt tot afwijzing van de vordering, kosten rechtens.
[gedaagde sub 2] heeft daartoe het volgende aangevoerd.
4.1 [gedaagde sub 1] heeft op 5 december 2003 een bedrag van € 24.000,- opgenomen. Nu [gedaagde sub 2] reeds in oktober 2003 was uitgetreden als vennoot van Leanti, is zij niet aansprakelijk voor de schuld die is ontstaan door de opname van voornoemd geldbedrag door [gedaagde sub 1].
4.2 [gedaagde sub 1] was niet gemachtigd tot opname van de € 24.000,- omdat de vennoten beperkt gerechtigd waren om rechtshandelingen te verrichten, met welke beperking ABN AMRO bekend was. Zij had deze opname om die reden niet mogen toestaan. Dat ABN AMRO dit wel heeft toegestaan komt voor haar rekening en risico en kan niet aan [gedaagde sub 2] worden tegengeworpen.
Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat ABN AMRO heeft toegelaten dat de kredietlimiet van € 25.000,- werd overschreden. Nu dit niet was toegestaan is [gedaagde sub 2] voor maximaal een bedrag van € 25.000,- aansprakelijk.
4.3 [gedaagde sub 2] betwist voorts de juistheid van de gevorderde hoofdsom.
Daarnaast stelt zij dat het niet redelijk is om haar voor de gehele vordering met rente aansprakelijk te houden omdat zij pas in juli 2006 door de bank op de hoogte is gesteld van de ontstane schuld en tevens wordt de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten betwist.
5 De beoordeling
5.1 Tussen ABN AMRO en [gedaagde sub 2] is niet in geschil dat [gedaagde sub 2], naast [gedaagde sub 1], vennoot is geweest in Leanti en tot 16 december 2003 als zodanig heeft ingeschreven gestaan in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Ingevolge het bepaalde in artikel 18 van het Wetboek van Koophandel (WvK) zijn de vennoten van een vennootschap onder firma elk hoofdelijk verbonden wegens de verbintenissen van de vennootschap.
5.2 [gedaagde sub 2] heeft niet betwist dat ABN AMRO bevoegd was de kredietovereenkomst op te zeggen en dat daardoor de restanthoofdsom ineens opeisbaar is geworden, zodat dit ook tussen partijen vaststaat.
5.3 Dat de restanthoofdsom op 23 november 2006 € 28.135,13 bedroeg en dat dit bedrag tot stand is gekomen door de som van de hoofdsom ad € 25.000,- en de verschenen rente- termijnen tot en met november 2006, is voldoende aannemelijk nu uit de overgelegde rekeningafschriften blijkt dat het (debet)saldo op 4 mei 2006 reeds
€ 27.340,13 bedroeg.
5.4 Gedurende in ieder geval de periode dat [gedaagde sub 2] als vennoot van Leanti stond ingeschreven was zij in beginsel hoofdelijk schuldenaar met betrekking tot de verplichtingen van Leanti. De omstandigheid dat de feitelijke situatie vanaf 22 oktober 2003 niet in overeenstemming was met de gegevens aangaande Leanti zoals deze tot 16 december 2003 in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel stonden geregistreerd kan, ingevolge het bepaalde in artikel 18 lid 3 van de Handelsregisterwet, niet aan ABN AMRO worden tegengeworpen.
[gedaagde sub 2] heeft derhalve de aan haar toerekenbare schijn in het leven geroepen dat zij op 5 december 2003 nog vennoot was. Reeds hieruit volgt dat zij in beginsel hoofdelijk aansprakelijk is voor een schuld die op die datum door Leanti is aangegaan.
De omstandigheid dat Admon B.V., het administratiekantoor van [gedaagde sub 1], bij brief van 12 december 2003 aan [gedaagde sub 2] - onder meer - heeft medegedeeld dat zij “niet meer aansprakelijk kan worden gesteld voor zover deze geen betrekking heeft op de periode van voor 1 oktober 2003”, maakt dit niet anders nu deze mededeling slechts interne werking heeft, dus jegens de vennootschap en haar venno(o)t(en), maar niet jegens een derde als ABN AMRO.
5.5 [gedaagde sub 2] heeft zich beroepen op het ontbreken van haar toestemming voor de opname door [gedaagde sub 1] van het bedrag van € 24.000,-. Zij stelt dat uit eerdergenoemd uittreksel uit het handelsregister blijkt dat de vennoten beperkt gerechtigd waren om rechtshandelingen te verrichten en dat de bank bekend was met de clausule in het vennootschapscontract dat voor rechtshandelingen die een belang van € 5.000,- overstijgen toestemming van de andere vennoot is vereist.
5.6 Een geldopname betreft naar het oordeel van de rechtbank een handeling met een beoogd rechtsgevolg zodat sprake is van een rechtshandeling.
5.7 In het overgelegde uittreksel uit het handelsregister staat vermeld onder rechten ten opzichte van derden: “Er zijn beperkende bepalingen zie het handelsregisterdossier”. Ook staat vermeld dat de vennoten beperkt bevoegd zijn.
Nu echter uit het uittreksel uit het handelsregister niet blijkt wat deze beperkende bevoegdheden omvatten zal [gedaagde sub 2] bij akte in de gelegenheid worden gesteld stukken te overleggen waaruit blijkt dat voor geldopnames ter hoogte van een bedrag van € 24.000,- de toestemming van de andere vennoot nodig was. Tevens zal zij zich bij deze akte dienen uit te laten over de gevolgen van het ontbreken van haar toestemming voor de geldopname door [gedaagde sub 1].
ABN AMRO zal hierop bij akte kunnen reageren.
Partijen zullen bij akte tevens in de gelegenheid worden gesteld om aan te geven wat het saldo op de rekening-courantrekening van Leanti bedroeg op 16 december 2003 nu dit uit de tot op heden overgelegde documenten nog niet is gebleken.
5.8 De rechtbank houdt voor het overige iedere beslissing aan.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen;
verwijst de zaak naar de rol van 26 maart 2008 voor het nemen van een akte door [gedaagde sub 2] in verband met hetgeen hiervoor onder 5.7 is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima.
Uitgesproken in het openbaar.
1295/1659